Antwoorden op vragen rapport Rekenkamer Jaarverslag SZW 2006
Nr Vraag
1 Kan de minister toezeggen dat zo snel mogelijk het toezicht op de gemeenten hersteld wordt waar het gaat om
het inkomendeel van de WWB dat voor bijstandsuitkeringen bedoeld is, conform hetgeen hierover is
weergegeven in het rapport van de Algemene Rekenkamer?
Antwoord:
Naar aanleiding van het rapport van de Stuurgroep Brinkman (Anders gestuurd, beter bestuurd: De specifieke
uitkeringen doorgelicht) heeft het kabinet besloten over te gaan tot reductie van het aantal specifieke
uitkeringen en, voor de resterende specifieke uitkeringen, tot invoering van het beginsel van single information
en single audit. U bent hierover geïnformeerd bij brief van 1 april 2005 (kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 B,
nr. 16).
De invoering van single information en single audit (sisa) beoogt de vermindering van de verantwoordings- en
controlelast voor medeoverheden. Kernprincipe van sisa is dat het Rijk in beginsel voldoende heeft aan de
verantwoording(sinformatie) van het college aan de raad, zijnde het jaarverslag inclusief de jaarrekening. Als
gevolg hiervan zijn aparte verantwoordingen en accountantsverklaring per specifieke uitkering niet meer nodig.
Voorzover toepassing van dit kernprincipe niet voldoende verantwoordingsinformatie oplevert, dient de
gemeente via een bijlage bij de jaarrekening aanvullende informatie te verschaffen. Zoals aangegeven in de
toelichting op de wijziging van het Besluit financiële verhoudingen 2001 (Stb. 2006, nr. 328), kan via de bijlage
bij de jaarrekening alleen informatie worden uitgevraagd indien er sprake van is dat de gevraagde informatie:
a. betrekking heeft op de hoofddoelstelling van een specifieke uitkering; of
b. noodzakelijk is voor de financiële afrekening van de specifieke uitkering; of
c. betrekking heeft op Europese verplichtingen.
Voor de uitvoering van de WWB ontvangt de gemeente 2 specifieke budgetten, één voor de verstrekkingen van
algemene bijstand en één voor re-integratieactiviteiten. Daarnaast ontvangt de gemeente via het Gemeentefonds
generieke middelen voor de verstrekking van bijzondere bijstand.
Voor de re-integratieactiviteiten ontvangt de gemeente een geoormerkt budget. Dat betekent dat de minister van
SZW niet-bestede of niet-rechtmatig bestede gelden van de gemeente terugvordert. Dat is vastgelegd in artikel
70 van de WWB. Dit is een extra impuls voor de gemeente om een beleid te voeren gericht op een zo laag
mogelijk uitkeringsbestand, mede omdat een ondoeltreffend beleid ten aanzien van de bijstandsuitkeringen
financieel niet gecompenseerd kan worden met de voor re-integratie bestemde middelen. Het budget dat de
gemeente ontvangt voor de verstrekking van de algemene bijstand is daarentegen ongeoormerkt. Dat is bij de
behandeling van de WWB in het parlement expliciet zo afgesproken1. Achterliggende gedachte is dat van de
budgetfinanciering voldoende intrinsieke stimulans uitgaat voor gemeenten om een adequate wetsuitvoering te
bewerkstelligen. Bij de parlementaire behandeling is onderkend dat het toezichtsarrangement WWB onder meer
inhoudt dat een onrechtmatige wetsuitvoering door gemeenten niet per definitie leidt tot interventie door de
minister van SZW. Alleen in de uitzonderingssituatie, waarin naar mijn oordeel sprake is van een ernstige
tekortkoming als bedoeld in artikel 76 WWB, zal van interventie sprake kunnen zijn.
Om genoemde redenen bevat de wet dan ook geen bepaling die erin voorziet dat onrechtmatige besteding van
het I-deel moet leiden tot terugvordering daarvan door de minister van SZW.
Aangezien bij het I-budget geen van de eerder genoemde criteria van toepassing zijn, zou een structurele
informatievoorziening van gemeenten over de besteding van het I-deel in strijd komen met het
kabinetsstandpunt Brinkman en aan gemeenten een onnodige verantwoordings- en controlebureaucratie
opleggen.
Dit laat onverlet dat de minister van SZW verantwoordelijk blijft voor het toezicht op de juiste uitvoering van
de WWB. De wijze waarop aan die verantwoordelijkheid invulling wordt gegeven is vooral gericht op
beredeneerde of gedetecteerde risico's, zonder daarmee jaarlijks voor alle gemeenten een
verantwoordingsplicht te creëren. Het toezicht op de rechtmatige uitvoering van de WWB bestaat uit de
volgende onderdelen:
· de analyse van de bij gemeentelijke jaarrekening afgegeven accountantsverklaring en het bijbehorende
rapport van bevindingen; daarbij zal IWI voor verantwoordingsjaar 2006 in het bijzonder aandacht
besteden aan gemeenten die bij het verslag over de uitvoering van de WWB over 2005 geen goedkeurende
accountantsverklaring hadden;
1 Zie ondermeer de memorie van toelichting bij de WWB,kamerstukken II, 2002-2003, 28 870, nr. 3, blz. 82
· het systematisch en gestructureerd volgen en waar nodig het onderzoeken van zich voordoende signalen in
diverse media over de uitvoering van de wet;
· het verrichten van eigen thematisch onderzoek waarbij een toetsing op naleving van
rechtmatigheidaspecten is inbegrepen.
Dit laat onverlet dat gemeenten de wet- en regelgeving in het kader van de WWB (ook het I-deel) rechtmatig
moeten uitvoeren. Ten aanzien van het I-deel geldt dat de controle hierop een lokale verantwoordelijkheid is.
Bij de jaarrekening verstrekt de accountant een verklaring over de rechtmatigheid van de bestedingen,
waaronder die van het I-budget. Deze jaarstukken ontvang ik, zoals al blijkt uit de beschrijving van het
rechtmatigheidstoezicht. Een eventueel blijkende onrechtmatige uitvoering van de WWB leidt niet per definitie
tot een bestuurlijke interventie van rijkszijde, maar zal wel een relevante beoordelingsfactor zijn indien de
gemeente een verzoek om aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74 WWB indient.
Naar mijn mening is een goede balans gevonden in operationalisering van verschillende, voor het kabinet van
belang zijnde uitgangspunten. In dit evenwicht geeft de minister van SZW op adequate wijze invulling aan zijn
toezichthoudende verantwoordelijkheid, die nadrukkelijk is gerelateerd aan diens verantwoordelijkheid voor
een goed werkend systeem van werk en bijstand.
2 Waarom is een van de oude onvolkomenheden niet opgelost?
Antwoord:
Een deel van de oude onvolkomenheden komt voor in contracten met een meerjarig karakter. Het herstellen van
deze fouten vergt tijd, aangezien nieuwe aanbestedingstrajecten gestart moeten worden danwel aangesloten
wordt op interdepartementale aanbestedingen. Dit is inmiddels voor een groot deel gerealiseerd. Tot het
moment dat een nieuw contract van kracht is, blijft de oude onvolkomenheid bestaan.
In 2006 heb ik een mix aan maatregelen ingezet op het gebied van het contractbeheer en het Europees
aanbesteden binnen mijn departement. Deze maatregelen werpen inmiddels hun vruchten af, zoals ook de
Algemene Rekenkamer in haar onderzoeksbevindingen constateert (zie daarvoor: Tweede Kamer, vergaderjaar
2006-2007, 31 031, nr. 2, Deel II Onderzoeksbevindingen en oordelen, pagina 52 en 53).
3 Welke gevolgen heeft de belemmering voor het innen van boetes volgens de regering gehad voor de bestrijding
van illegale arbeid? Zijn alle problemen nu verholpen?
Antwoord:
Hier zijn geringe nadelige consequenties op de bestrijding van illegale arbeid aan verbonden: de inning is
namelijk slechts tijdelijk vertraagd. Door de belemmering is er enige vertraging opgetreden bij het afdwingen
van betaling van de vorderingen. Inmiddels is op alle openstaande boetevorderingen aangemaand. Voor zover
vorderingen daarna nog niet betaald werden zijn ze overgedragen aan een extern incassobureau om invordering
via dwangbevel af te dwingen. Zie ook het antwoord op vraag 9.
4 Kan de minister aangeven hoeveel van de bestuurlijke boetes op basis van de WAV zijn kwijtgescholden in
verband met de trage inning en het niet of veel te laat versturen van aanmaningen en dwangbevelen?
Antwoord:
Er zijn geen bestuurlijke boetes op basis van de WAV kwijtgescholden, het inningsproces is voor alle
vorderingen met terugwerkende kracht alsnog ingezet, zie antwoord op vraag nr. 3.
5 Durft de regering toe te zeggen dat de loonheffingsketen inclusief polisadministratie op 1 januari 2008 goed
functioneert?
Antwoord:
De regering wordt met Prinsjesdag geïnformeerd binnen welke de termijn de polisadministratie goed
functioneert.
6 Per wanneer gaat de regering de effectindicator voor re-integratie (artikel 23) splitsen in afzonderlijke
indicatoren voor gemeenten en UWV?
Antwoord:
De huidige indicator geldt voor de wetsdoelgroepen gezamenlijk. In de kwartaalberichten arbeidsmarkt wordt
daarnaast gerapporteerd over de wetsdoelgroepen afzonderlijk, zodat de onderliggende ontwikkelingen naar
doelgroepen zichtbaar zijn.
De ARK stelt voor om aparte indicatoren voor gemeenten en UWV te maken. Deze suggestie wordt nader
bezien bij het opstellen van de nieuwe indicator ten behoeve van de begroting 2008.
7 Op welke manier gaat het ministerie van SZW om met de kritiek dat meer inzicht zou kunnen worden gegeven
in het 'aan het werk komen van de werkzoekenden'? Kan ook over 2006 dergelijke informatie worden gegeven
mbt artikel 22?
Antwoord:
SZW is in gesprek met CWI om de wenselijkheid en de mogelijkheid van de gevraagde informatie te bezien.
Het streven is om het resultaat daarvan in de begroting 2008 op te nemen.
8 Waarom kan de minister niet toezeggen dat het financieel beheer eind 2007 weer het niveau van 2005 heeft
bereikt?
Antwoord:
De resterende problematiek als gevolg van de invoering van de eerste fase van het nieuwe financiële systeem,
in samenhang met de invoering van de tweede fase, brengt mee dat niet uit te sluiten is dat de kwaliteit van het
financieel beheer ook per ultimo 2007 nog niet het niveau van 2005 zal hebben bereikt. Wel kan ik toezeggen
dat de kwaliteit van het financieel beheer ultimo 2007 aanmerkelijk zal zijn verbeterd ten opzichte van 2006, en
dat in de loop van 2008 weer minimaal het niveau van eind 2005 zal zijn bereikt.
9 Heeft het innen van boetes door het Centraal Justitieel Incassobureau reeds tot een versnelling van de inning
geleid?
Antwoord:
Het Centraal Justitieel Incassobureau behandelt de opgelegde boetes vanaf 1-1-2007 en is volledig bij met het
tijdig aanmanen en invorderen via dwangbevel. Opgelegde boetes van voor 1-1-2007 worden nog door SZW
zelf geïnd. Zoals gemeld bij vraag nr. 3 zijn daarbij niet of nauwelijks achterstanden meer.
10 Kan de minister aangeven op welke uitgaven de fouten en onzekerheden die genoemd staan op p. 35-36 precies
betrekking hebben?
Antwoord:
Met uitzondering van de fouten op artikel 98 hebben deze fouten en onzekerheden betrekking op subsidies die
over het algemeen gebaseerd zijn op de regeling SZW-subsidies. De subsidies zijn onder meer verstrekt aan
gemeenten, bedrijven, organisaties van werkgevers en werknemers, instellingen, stichtingen etc. Deze subsidies
zijn verantwoord op de diverse genoemde artikelen.
De oorzaak van de onzekerheid is te wijten aan de administratieve problemen bij het geautomatiseerde systeem
BIAS 2. Hierdoor kon niet op een efficiënte wijze worden vastgesteld dat de aangegane verplichtingen volledig
en juist in de financiële administratie zijn verantwoord. Deze onzekerheid was niet materieel voor de af te
geven accountantsverklaring en is daarom niet gecontroleerd door de Auditdienst. Omdat deze mutaties niet
gecontroleerd zijn hebben ze dan ook het label onzeker gekregen; het gaat hier dus niet om
fouten/onrechtmatigheden. Wat artikel 98 betreft gaat het voor een groot deel om fouten, veroorzaakt door het
niet naleven van de Europese aanbestedingsregels.
11 Welk inzicht kan de regering geven in de representativiteit van de groepen in het koopkrachtplaatje?
Antwoord:
Het is onmogelijk om voor elk huishouden in Nederland de koopkracht te presenteren. Met één cijfer kan het
effect voor een grotere groep huishoudens die op elkaar lijken wel benaderd worden. Deze groepen worden
benoemd op basis van een aantal kenmerken, zoals de samenstelling van het huishouden, de inkomensbron
(zelfstandig, werknemer of uitkering) en het inkomensniveau. Door het combineren van deze kenmerken
kunnen min of meer homogene groepen benoemd worden. Voor de grootste groepen is een representatief
huishouden vastgesteld waarvoor de koopkracht berekend wordt. Op deze manier zijn 18 huishoudens
gedefinieerd.
Deze 18 huishoudens zijn representatief voor de koopkrachtontwikkeling van 60% van de Nederlandse
bevolking.
Op de website van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (onderdeel inkomensbeleid) is een
brochure ("De bruikbaarheid van koopkrachtplaatjes") te vinden die ingaat op de bruikbaarheid en
representativiteit van koopkrachtplaatjes.
12 Kan de regering de vragen beantwoorden die de rekenkamer opwerpt over de rijksbijdrage aan het
ouderdomsfonds?
Antwoord:
In de systematiek van de gecombineerde loon- en inkomstenheffing worden de belastingbaten op basis van
voorlopige verdeelsleutels verdeeld over de schatkist en de fondsen van de AOW, ANW en AWBZ. Vier jaar
na afloop van een belastingjaar worden de definitieve verdeelsleutels vastgesteld. Begin 2006 is dus voor het
eerst de inkomstenheffing voor het jaar 2001 afgerekend, het jaar van het nieuwe belastingstelsel. Uit deze
afrekening is gebleken dat de AOW-premie structureel minder oplevert in het nieuwe belastingstelsel dan bij
invoering gedacht werd. Deze afrekening resulteerde in een nabetaling van het Ouderdomsfonds aan de
schatkist van 1,7 miljard. Om een exploitatietekort in het Ouderdomsfonds te voorkomen is tegelijkertijd de
rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds met 1,7 miljard verhoogd.
13 Heeft de minister naar het oordeel van de ARK nu in het geheel geen zicht op de rechtmatigheid van de
besteding van het inkomensdeel van de WWB? Of is er sprake van beperkt zicht?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 1.
14 Waarom wordt er door de minister geen gebruik gemaakt van de sanctiemogelijkheden conform artikel 72
WWB indien een gemeente zich niet aan een door de minister vanuit de WWB voortvloeiende aanwijzing
houdt?
Antwoord:
Op grond van genoemd artikel kan de minister van SZW de gemeente een financiële maatregel opleggen indien
hij aan een gemeente een aanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 76 én die gemeente geen of
onvoldoende gevolg heeft gegeven aan de aanwijzing. Sinds de invoering van de WWB heeft een dergelijke
situatie zich gelukkig nog niet voorgedaan, zodat nog geen aanleiding heeft bestaan gebruik te maken van de in
artikel 72 WWB opgenomen bevoegdheid.
15 Wordt er naar het oordeel van de ARK voldoende samengewerkt tussen de minister van SZW en de minister
van Financien, om de problemen in de loonheffingsketen op te heffen?
Antwoord:
Voor het oordeel van de ARK over de problemen in de loonheffingsketen verwijs ik naar het rapport van de
Rekenkamer.
16 Kan de regering toezeggen de resultaten van de boete-inning van nog openstaande boets uit 2005 en 2006
alsnog zichtbaar te maken in het jaarverslag over 2007?
Antwoord:
In het jaarverslag 2006 zijn deze resultaten niet opgenomen in de verantwoording van artikel 22 maar in de
verantwoording van artikel 98 op pagina 120 waar integraal over de Arbeidsinspectie wordt gerapporteerd.
Onderstaande tekst is daar integraal uit overgenomen. Op eenzelfde wijze zal worden gerapporteerd in het
jaarverslag 2007.
Er is in 2006 voor ruim 44 miljoen. aan boetes opgelegd voor overtredingen van de WAV, waarvan een groot
deel tot ontvangsten in 2007 zal leiden. Er is in 2006 ruim 17 miljoen geïnd op basis van WAV boetes
ingesteld in 2006 en nog openstaande vorderingen uit 2005. Van de ingestelde boetes in 2005 is eind 2006
inmiddels meer dan 60% geïnd, terwijl dit percentage eind 2005 nog op 35% lag. De verwachting is dat in 2007
ook nog een nog groot deel van het ingestelde bedrag in 2006 zal kunnen worden geïnd.
17 Wil de regering toezeggen de aanbeveling van de ARK over te nemen betreffende het opnemen van het bedrag
van 380 mln in de begroting op te nemen en te verantwoorden?
Antwoord:
De regering neemt de aanbeveling van de ARK ter harte en is voornemens om in de ontwerp-begroting 2008
het bedrag van 380 mln verdeeld over de begrotingsjaren 2008 en 2009, overeenkomstig de suggestie van de
ARK op te nemen onder artikel 23 Re-integratie, omdat de uitgaven daar naar hun aard het beste thuishoren.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid