Radboud Universiteit Nijmegen


Grootschalige zeegrastransplantatie in Oosterschelde

Langs de oevers van de Oosterschelde wordt deze maand duizend vierkante meter zeegras verplaatst. Ecologen van de Radboud Universiteit begeleiden deze ambitieuze zeegrastransplantatie. Zij kunnen op deze manier nagaan onder welke omstandigheden de bedreigde waterplant zich handhaaft. Vissen en krabben gebruiken velden van zeegras als kraamkamer.

Verplaatsen is nodig omdat in 2011 de dijk wordt versterkt. Alle stenen worden opnieuw gelegd, waarbij de bovenste laag van het zeegras moet worden weggehaald. Daarom wil projectbureau Zeeweringen, een samenwerkingsverband tussen Rijkswaterstaat en de Zeeuwse waterschappen, nu nagaan hoe zeegras het beste te verhuizen is.

De grootste zeegrastransplantatie ooit in Nederland begon maandag 4 juni. Drie weken lang verplaatsen shovels en vrachtwagens zoden met zeegras van de slikken van Viane in Schouwen-Duiveland naar Tholen. De wetenschappelijke leiding is in handen van zeegrasdeskundige dr. Marieke van Katwijk van de afdeling Milieukunde van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Het grootschalig zeegrastransport biedt haar een unieke kans.

Donor- en transplantatielocaties
Donor- en transplantatielocaties

`We verplaatsen deze maand 980 vierkante meter klein zeegras, inclusief grond. Dat is honderd keer groter dan we ooit eerder in Nederland hebben gedaan. Op deze schaal is het wetenschappelijk bijzonder interessant: we kunnen nauwkeurig nagaan onder welke omstandigheden zeegras zich wel en niet handhaaft.'

Klein zeegras (Zostera noltii) is een getijdeplant van 20 tot 25 centimeter hoog en zeer belangrijk voor het ecosysteem. Jonge vissen, krabben en garnalen vinden beschutting in het zeegras en daarom vormen velden van zeegras kraamkamers voor vissen en krabben. Ook kan zeegras zijn omgeving beïnvloeden: het is een zogeheten ecosysteemingenieur. De plant houdt sediment vast en maakt de bodem slibbiger, en dat heeft weer effect op andere planten en dieren.

Wadpier Wadpier
Van Katwijk heeft speciale belangstelling voor de wadpier, een worm die de bodem omwoelt. `Vroeger kwamen zeegras en wadpier tegelijk voor, maar sinds de afsluiting van de Oosterschelde in 1985 zien we zeegras alleen op plekken waar geen of nauwelijks wadpieren zijn.'

Van Katwijk en Oosterschelde-kenner Dick de Jong van het Rijksinstituut voor Kust en Zee hebben hiervoor twee mogelijke verklaringen. Samen met Tjeerd Bouma van het NIOO in Yerseke (Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek) gaan ze in dit project testen of die vermoedens kloppen.

Van Katwijk: `De wadpier maakt met zijn uitwerpselen hoopjes in het zand - deze worm is dus ook een ecosysteemingenieur. Dat geeft reliëf aan de bodem. Vóór de stormvloedkering maakte de getijdenstroom de bodem weer vlak. Nu is dat niet meer zo. De eerste hypothese is dat bij laagwater in de kuiltjes een laagje water blijft staan. Klein zeegras lijkt daar niet tegen te kunnen, een permanent laagje van een of twee centimeter overleeft de plant meestal niet. De tweede veronderstelling is dat zeegras wordt begraven onder de hoopjes zand die de wadpier veroorzaakt.'

Omdat de worm en het plantje zeer waarschijnlijk dus niet (meer) samen gaan, heeft projectbureau Zeeweringen in mei bij Yerseke een schelpenproef uitgevoerd om het wad te ontdoen van wadpieren. Niet alle plekken zijn ontdaan van wadpieren. Van Katwijk wil zeker weten dat wadpieren en zeegras niet samengaan, daarom heeft ze een controle ingebouwd: op zestien plekken blijven de wormen wel gewoon zitten.

In totaal worden veertig gebieden beplant met zeegras. Er zijn namelijk meer variabelen te onderzoeken. Zo is de Oosterscheldekust in Krabbebeek-Zuid beschut, terwijl de oever bij Dortsman-Noord veel stroming en golfslag kent. Ook worden de grassen in verschillende dichtheden aangeplant.

Klein zeegras op donorlocatie Viane
Klein zeegras op donorlocatie Viane

Minimale hoeveelheid planten
Van Katwijk heeft ervaring met het verhuizen van zeegras. In 1993 verplaatsten zij en collega-ecologen met succes klein zeegras naar Balgzand, in het westelijk deel van de Waddenzee. In 1993 en tussen 2002 en 2005 was ze betrokken bij transplantatie van groot zeegras in de Waddenzee. Dat is uiteindelijk niet gelukt. In de beschutte gebieden werd groot zeegras overwoekerd door zeesla, borstelwier en darmwier. Op de onbeschutte plekken kon de plant niet overwinteren.

Nog altijd is onduidelijk waarom groot zeegras zich niet liet verhuizen. Mogelijk waren de hoeveelheden te klein. Van Katwijk vermoedt dat een minimale hoeveelheid planten nodig is, zodat ze elkaar kunnen beschermen tegen waterdynamiek of voldoende zaad kunnen produceren. Bij de pogingen in de Waddenzee verplaatste Van Katwijk de losse plantjes met de hand. Het ging om een oppervlak van enkele tientallen vierkante meters. In juni 2007 wordt 1000 vierkante meter zeegras verplaatst; bij slagen van de proef volgt in juni 2008 nog een verhuizing. Bovendien verhuist nu het sediment mee, de planten worden met grond en al uitgegraven.

In de Oosterschelde gaat het om klein zeegras. Van Katwijk hoopt dan ook op honderd procent succes. `Sterker nog, ik verwacht een toename van zeegras. We hopen namelijk op uitbreiding van de aanplant én op teruggroei op plekken waar zeegrassen worden weggehaald. In het gat dat achterblijft, wordt een schelpenlaag gestort, waardoor de wadpieren verdwijnen. Bij het steken van de plaggen blijven altijd wat restjes zeegras achter die zich daar kunnen uitbreiden. Deze zullen dan ook weer overgeplaatst worden.'

Klein zeegras - zostera noltii
Klein zeegras - Zostera noltii

Stormschade
De grootschalige transplantatie van zeegras volgt indirect uit de Wet op de waterkering uit 1990. Deze schrijft voor hoe stevig een dijk moet zijn. De norm is afhankelijk van de schade die een storm kan aanrichten. In Zeeland moet een dijk een superstormvloed kunnen weerstaan die gemiddeld eens in de 4000 jaar voorkomt. Rijkswaterstaat en de Zeeuwse waterschappen, verenigd in projectbureau Zeeweringen, coördineren de dijkversterkingen in Zeeland.

Volgens Europese regelgeving moeten verzachtende maatregelen genomen worden bij ingrepen met een significant effect op zeegrasvelden. Bij de dijkwerkzaamheden in de Oosterschelde verdwijnt 15 tot 20 meter slik (de Zuid-Nederlandse naam voor wad, droogvallende getijdenplaat). Daarbij worden over een lengte van 10 kilometer stroken zeegras vernietigd van enkele tot tien meter breed. Dat is ongeveer 1 procent van de zeegrasvelden in de Oosterschelde.

Bedreigd
Zeegrassen hebben het niet zo op de Hollandse waterwerken, die immers de getijdestromen in Zuiderzee en Zeeuwse delta fors hebben afgeremd. Klein zeegras staat op de rode lijst van bedreigde soorten: in Zuidwest-Nederland is het areaal zeegras de afgelopen twintig jaar met negentig procent afgenomen tot zo'n 80 hectare. In het waddengebied staat nog ongeveer 40 hectare.

Groot zeegras komt nauwelijks voor in de Oosterschelde. In Noord-Nederland komt groot zeegras in wisselende hoeveelheden voor, maar veel minder dan in 1930. Een wierziekte en de afsluiting van de Zuiderzee, waardoor het water troebel werd en getijdenstromen veranderden, decimeerden het grote zeegras. Vóór 1930 was groot zeewier van economische betekenis. Het werd gebruikt als bouwmateriaal (dijken, dakbedekking) en als vulling voor matrassen en kussens.

Meer informatie
> www.zeeweringen.nl
> www.zeegras.nl