Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
31 031 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2006
Nr. Lijst van vragen en antwoorden
Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn)
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over het rapport van
de Algemene Rekenkamer d.d. 16 mei jl. bij het Jaarverslag 2006 van het ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Kamerstuk 31 031 VIII, nr. 2).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van... De vragen en antwoorden zijn
hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Van de Camp
Adjunct-griffier van de commissie
Jaspers
Nr Vraag Blz
van tot
1 Hoe worden de hulpconstructies (specifieke centrale acties, tijdelijke projectdirecties), 15
waarvan de Algemene Rekenkamer constateert dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap deze aanwendt om verbeteringen te realiseren, ingebed in de primaire
processen?
Met behulp van een aantal tijdelijke acties en projectconstructies is bij OCW de kwaliteit
van de bedrijfsvoering aanzienlijk verbeterd. De stelling is dat een in een aparte setting
ontwikkelde verbetering zo snel mogelijk in de lijnorganisatie moet worden teruggelegd om
blijvend effect te sorteren. De resultaten van deze acties worden daarom in de reguliere
primaire en ondersteunende processen opgenomen. Zo zijn de belangrijkste
departementsbrede processen opgenomen in het Centraal Proces Schema, dat door het hele
departement wordt gehanteerd.
2 Is de inventarisatie van subsidieregelingen die in de lumpsum kunnen worden 17
ondergebracht klaar? Zo ja, kan de Kamer daar kennis van nemen?
Het onderzoek naar de subsidieregelingen loopt momenteel nog. Het wordt naar
verwachting medio juli afgerond waarna de resultaten aan de Kamer worden aangeboden.
3 Is de samenhangende beschrijving van het toezichtbeleid in po, vo en bve al beschikbaar en 18
kan de Kamer daarvan kennis nemen in verband met de samenhang met de governance-
discussie?
De beschrijving waar u op doelt, is nagenoeg afgerond. Het gaat hier om een beschrijving
van de bestaande inrichting van het toezicht in het po, vo, bve én het ho. Deze beschrijving
geldt als nulmeting op basis waarvan noodzakelijke aanpassingen aan het toezichtstelsel
1
23250b.DOC 1/4
van OCW kunnen worden vastgesteld en gepleegd. Als richtinggevend document voor
dergelijke aanpassingen geldt de u in september 2006 toegezonden OCW-visie op toezicht
die bekend staat onder de titel Toezicht in Vertrouwen, Vertrouwen in Toezicht (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30183, nr. 11). Daarnaast geeft de evaluatie van de Wet op
het Onderwijstoezicht, die medio juni wordt afgerond, aanknopingspunten voor
aanpassingen aan het toezichtstelsel. Later dit jaar zal ik u berichten over de voorgestelde
aanpassingen aan het toezichtstelsel die ik op basis daarvan wil gaan uitwerken. Ik zal als
bijlage bij de betreffende brief de samenvatting van de gevraagde beschrijving van de
toezichtstelsels aan u sturen, zodat u die kunt betrekken bij de door u genoemde discussie
over governance.
4 Wat ging er mis of pakte anders uit dan geraamd, dat er 104 miljoen aan overschrijdingen 32
op de begrotingsartikelen konden worden veroorzaakt door de invoering van de
lumpsumfinanciering in het po?
De overschrijdingen op de uitgaven hangen niet samen met de invoering van de lumpsum
bekostiging in het primair onderwijs, de overschrijding op de verplichtingen wel.
De totale uitgaven van OCW zijn in 2006 ten opzichte van de stand in de 2e suppletoire
begroting met 104 miljoen verhoogd en met 155 miljoen verlaagd (per saldo - 50,6
miljoen). Voor het primair onderwijs zijn de uitgaven circa 9 miljoen lager dan begroot.
De verplichtingen zijn in 2006 ten opzichte van de stand in de 2e suppletoire begroting met
5.650 miljoen verhoogd en met 90 miljoen verlaagd (per saldo 5,56 miljard). In de
bijgaande tabel zijn deze mutaties per artikel vermeld.
Bedragen x 1.000)
Artikel Omschrijving
uitgaven verplichtingen
TOTAAL -50.602 5.560.328
Beleidsartikelen 14.028 5.625.779
01 Primair onderwijs -8.890 4.568.353
03 Voortgezet onderwijs -10.460 250.209
04 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 59.120 -16.177
05 Technocentra -99 -99
06 Hoger beroepsonderwijs 311 51.820
07 Wetenschappelijk onderwijs -11.173 -5.737
08 Internationaal onderwijsbeleid -622 1.813
09 Arbeidsmarkt en personeelsbeleid -10.739 8.362
10 Informatie- en communicatietechnologie -3.231 -2.536
11 Studiefinanciering 22.096 22.096
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
12 2.593 2.593
schoolkosten
13 Lesgelden 49 49
14 Cultuur -17.646 591.833
15 Media 20.192 55.480
16 Onderzoek en wetenschappen -27.473 97.720
23250b.DOC 2/4
Niet-beleidsartikelen -64.630 -65.451
17 Nominaal en onvoorzien -42.503 -42.503
18 Ministerie algemeen -17.871 -18.692
19 Inspecties -3.196 -3.196
20 Adviesraden -1.060 -1.060
De mutaties in de uitgaven worden nader toegelicht in de begrotingstoelichting Slotwet
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 31 031 VIII, nr. 4). Zo is in de toelichting op
bladzijde 4 beschreven dat de hier vermelde mutatie van 59,1 miljoen op de post
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie voornamelijk wordt veroorzaakt door de
verhoging van de uitgaven voor de gedeeltelijke financiering van het transitietraject
inburgering.
De verplichtingen mutatie op de post Primair onderwijs van ruim 4,5 miljard wordt
veroorzaakt door de overgang van het declaratiestelsel naar lumpsumbekostiging per 1
augustus 2006.
Tot en met juli 2006 werden de verplichtingen aan scholen gelijk gesteld aan de
kasuitgaven. Met het lumpsumstelsel worden de totale uitgaven van het schooljaar als
verplichting geboekt aan het begin van het schooljaar. Administratief is er daarom in 2006
een eenmalige versnelling geweest in het aangaan van verplichtingen, namelijk ter grootte
van de uitgaven in de schooljaarperiode januari tot en met juli 2007.
5 Hanteren de verschillende organisatie-eenheden binnen het ministerie van Onderwijs, 34
Cultuur en Wetenschap nu dezelfde definitie van `rechtmatigheid'? Zo ja, hoe luidt deze
definitie?
Ja, de organisatie-eenheden binnen OCW hanteren dezelfde definitie van rechtmatigheid.
Financiële rechtmatigheid houdt in dat een financiële transactie waarvan de uitkomst in het
departementale jaarverslag dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de
begrotingswetten en met de in de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene
maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst
van die financiële transactie beïnvloeden.
6 Klopt de conclusie dat het aantal doelstellingen in 2006 ten opzichte van 2005 weliswaar 36
aanzienlijk is toegenomen (ruim een verdubbeling), maar dat het aantal doelstellingen
waarover concrete informatie in het Jaarverslag is opgenomen, nauwelijks is toegenomen?
Kan daarom geconcludeerd worden dat de beleidsverantwoording er niet beter op is
geworden? Is het mogelijk dat de verdubbelde hoeveelheid doelstellingen in plaats van een
positief effect op de beleidsverantwoording juist een negatief effect heeft gehad op de groei
van het aantal doelstellingen waarover concrete informatie kon worden opgenomen?
De conclusie dat het aantal doelstellingen in 2006 ten opzichte van 2005 is verdubbeld is
onjuist. Figuur 2 op pagina 36 van het `Rapport bij het Jaarverslag 2006' van de Algemene
Rekenkamer toont voor het jaar 2006 de doelstellingen waarbij de minister van OCW heeft
uitgelegd waarom er geen concrete informatie over is opgenomen. Omdat de departementen
pas vanaf 2006 een `comply or explain-brief' naar de Tweede Kamer sturen, heeft de
Algemene Rekenkamer het percentage `ge-explainde' doelstellingen voor 2005 niet in de
figuur opgenomen. Dit verklaart het (optische) verschil tussen 2005 en 2006 in figuur 2.
De Algemene Rekenkamer toont in dezelfde figuur 2 dat het percentage operationele
doelstellingen waarover de minister van OCW concrete informatie heeft opgenomen
23250b.DOC 3/4
toeneemt van bijna 20% in 2005 tot bijna 70% in 2007. De Algemene Rekenkamer
concludeert dan ook (op pagina 36): "In vergelijking met voorgaande jaren heeft het
ministerie zich in het Jaarverslag 2006 bij meer doelen concreet verantwoord over de
geleverde prestaties en de daaraan verbonden kosten. Hierdoor bevat het Jaarverslag 2006
meer relevante verantwoordingsinformatie dan het Jaarverslag 2005"
7 Waarom heeft u in de comply or explain-brief2 aangegeven dat voor 6 van de 14 algemene 37
doelen de maatschappelijke effectgegevens niet zinvol of relevant zijn? Waarom werden
deze gegevens dan verzameld? Welke gegevens zijn dan wel nodig? Zijn die gegevens in
het Jaarverslag over 2007 wel beschikbaar?
Voor zes algemene doelstellingen in de begroting en verantwoording 2006 zijn
effectgegevens (nog) niet beschikbaar. Drie van deze doelstellingen hebben betrekking op
hetzelfde domein, namelijk studiefinanciering ( art. 11, 12 en 13: SF, WTOS, Lesgelden).
Voor dit domein is in de begroting 2007 de effect-indicator onderwijsdeelname
opgenomen, alleen is hiervoor geen streefwaarde vastgesteld. Naast studiefinanciering zijn
er immers tal van andere factoren van invloed op de deelname, zoals de demografische
ontwikkeling.
Voor twee andere algemene doelstellingen (ICT en Technocentra) zijn monitors gestart die
naar verwachting eind 2007 effectgegevens opleveren. Voor de zesde algemene doelstelling
(Internationaal Beleid) is het erg lastig om een (meetbare) relatie te leggen tussen
Nederlandse beleidsinzet en het bereiken van doelstellingen in internationaal overleg met
vele andere actoren. Wel goed meetbaar is de internationale mobiliteit van lerenden. OCW
brengt hierover jaarlijks verslag uit aan de Tweede Kamer via het Rapport Internationale
Mobiliteit in het Onderwijs in Nederland (IMON).
2 Begroting 2007, `comply or explain' d.d. 23 juni 2006 (Kamerstuk 30 300 VIII, nr. 425)
23250b.DOC 4/4