SGP


SGP » jongeren >>
07 - 06 - 07 | Debat orgaandonatie

Eerste termijn:
De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter.

Debatten over orgaandonatie zijn steeds zwaar beladen, wat begrijpelijk is. Er komen immers fundamentele vragen aan de orde over leven en dood. Als iemand een orgaan van een donor krijgt, kan het effect zijn dat zijn leven wordt verlengd. Dat is heel belangrijk. Naast de visie van de patiënt, is er echter ook de invalshoek van de orgaandonor en de nabestaanden. Tot nu toe is gebleken dat er fundamentele levensbeschouwelijke vragen zijn waar wij niet omheen kunnen. Vanuit mijn Christelijke levensovertuiging stel ik in de eerste plaats de vraag of doneren geoorloofd is. De vraag of ik daar zelf toe bereid moet zijn, is daaraan direct gerelateerd. Ik vraag mij ook af of de overheid bij de burger een beslissing mag afdwingen. Mevrouw Halsema heeft in haar betoog gesproken over een morele plicht, wat naar mijn oordeel inderdaad iets anders is dan een bij wet afgedwongen en afdwingbare burgerplicht. Het laatste gaat echt een stap verder.
Als betrokkene toestemming heeft gegeven om tot orgaandonatie over te gaan en het moment is aangebroken, vraag ik mij af onder welke voorwaarden de organen worden uitgenomen en getransplanteerd. Voor de nabestaanden is het niet onbelangrijk om een antwoord op die vraag te krijgen, omdat het altijd een emotionele gebeurtenis is. Wanneer wordt het uitnemen van het orgaan of de organen voorbereid en op welk moment vindt effectuering van de donatie na het leven plaats? Hoe wordt omgegaan met de nabestaanden? Op welke wijze worden zij voorbereid en begeleid? Wordt er nazorg gegeven?
Geloof mij als ik zeg dat aan de door mij zojuist gestelde vragen talloze vragen kunnen worden toegevoegd. Toen wij ons daarvan bewust werden en over de wet moesten stemmen, zijn wij in een intense worsteling terechtgekomen. Uiteindelijk hebben wij, alles afwegend, voor de wet gestemd. Voor ons, met onze traditie, was dat niet niets. In het debat van indertijd hebben wij bezwaar gemaakt tegen het vechten voor een zogenaamd geenbezwaarsysteem. Dat hebben wij gedaan vanwege die lastige ethische vragen en in het bijzonder vanwege de vraag van wie het menselijk lichaam eigenlijk is. Menselijk gesproken, is dat van betrokkene zelf. Dat lijkt een open deur. Er is echter ook nog iemand die het heeft geschapen, voor wie je verantwoordelijk bent. Het menselijk lichaam is in ieder geval niet van de samenleving. Dat was indertijd de fundamentele discussie met oud-minister Borst. Daarin hebben wij elkaar ook gevonden. Voor de wet is toen een groot draagvlak ontstaan juist vanwege deze diepgaande en fundamentele discussie. De wissel naar een geenbezwaarysteem kan dus niet zomaar worden gemaakt. Daarvoor is een fundamentele afweging nodig. Mijn fractie is daar via dit debat niet toe te brengen.

De heer Ormel (CDA):
De heer Van der Vlies stelt een fundamentele vraag. Van wie is ons lichaam? Hoe ziet hij ons lichaam ten opzichte van onszelf? Zijn wij ons lichaam? Zijn wij meer dan ons lichaam? Worden wij één met ons lichaam? Hoe staat de SGP daarin?

De heer Van der Vlies (SGP):
Ik voel mij wel thuis bij deze vragen. Ik vraag mij echter af of een antwoord daarop binnen een interruptiedebatje past. Het lichaam is meer dan stof. Een mens is lichaam en geest. Bij het sterven verlaat de geest ons lichaam. Het lichaam vergaat dan tot stof. Ik houd het voor mogelijk dat in die overgang aanwendbare organen ten nutte gemaakt kunnen worden van de medemens. Dat is voor het aangezicht van mijn Schepper, van God, te verantwoorden. Daarom heeft mijn fractie voor de wet gestemd. Dat is een fundamenteel punt. Dat mag vervolgens niet betekenen dat anderen zeggen hoe het moet gebeuren en dat de mensen daartegen maar moeten protesteren als zij het niet goed vinden. Dat is de keerzijde van de medaille. Daarmee wordt een risico gelopen. Dat vind ik net zo onverteerbaar als dat binnen het regime van de wet geen voldoende aanbod van organen te realiseren is. Het laat mij dan ook niet onberoerd dat mensen die op de wachtlijst staan, sterven omdat er niet op tijd een orgaan beschikbaar komt. Wij moeten daarvoor onze nek uitsteken. Daarbij gelden de fundamentele lijnen die ik zo-even uiteen heb gezet.
Ik heb deze week een oordeel gegeven over de BNN-uitzending. Dat oordeel over het spelelement is ten principale niet gewijzigd. Ik vond en vind dat onethisch. Het is geen spelletje. Daarvoor is het mij te ernstig. Als door de 50.000 gedownloade formulieren tienduizenden donoren beschikbaar komen, moeten wij dat echter in dankbaarheid noteren. Ik daag de minister uit om in zijn brief naar aanleiding van het evaluatierapport met een goede, geloofwaardige en daadkrachtige aanpak te komen van de mogelijkheden en middelen om mensen te overtuigen om ja of nee te zeggen.

Tweede termijn

De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Ik wil de minister graag dankzeggen voor zijn beantwoording. Wij hebben inderdaad een morele verantwoordelijkheid op dit onderwerp. Dat heb ik in mijn termijn ook erkend. De urgentie wordt ook door mijn fractie erkend. Ik begrijp dat er tempo moet worden gemaakt, maar niet tot elke prijs, zeg ik dan. Er mag geen onnodig oponthoud zijn, maar er moet wel worden erkend dat fundamentele vragen aan de orde zijn waarbij diepe gevoelens worden aangeboord, ook bij de nabestaanden. Als de donor toestemming heeft gegeven en het moment is daar, volgen de nabestaanden in 90% van de gevallen de wens van de donor, in 10% van de gevallen niet. Overreding is prima, maar afdwingen ten koste van alles is een stap te ver. Er is ook een verantwoordelijkheid voor de nabestaanden. Die kan zo diep gaan dat een arts in alle oprechtheid kan menen: in dit geval zet ik het niet door.
De praktische insteek van de minister en zijn morele afweging zal ik afwachten. Ik hoop dat wij kunnen komen tot een pakket van intensiveringen binnen het huidige regime.
Debat orgaandonatie