Beantwoording vragen van het lid Van Gennip over de doodstraf tegen een Palestijnse arts en Bulgaarse verpleegkundigen in Libië (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2007/06/Beantwoording-vragen-van-het-lid-Van-Gennip-over-d.html) 07-06-2007 |
Samenvatting:
Inhoud:
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door het lid Van Gennip over de doodstraf tegen een Palestijnse arts en
Bulgaarse verpleegkundigen in Libië. Deze vragen werden ingezonden op 25 mei
2007 met kenmerk 2060716180.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Bu
itenlandse Zaken, op vragen van het
lid Van Gennip
(CDA) over de doodstraf tegen
een Palestijnse arts en Bulgaarse verpleegkundigen in Libië
Vraag 1
Bent u bekend met de rechtszaak in hoger beroep tegen de Palestijnse arts en
enkele Bulgaarse verpleegkundigen in Libië tegen wie de doodstraf is opgelegd
die op 18 mei aanstaande dient?
Vraag 2
Op welke manier kunnen u en de Europese Unie nog druk uitoefenen op de Libische
autoriteiten en de Bulgaarse autoriteiten steunen in hun pogingen om deze
personen vrij te krijgen, opdat er tot een rechtvaardige en humanitaire
oplossing wordt gekomen?
Antwoord 1 en 2
Ja. Mede in EU-verband wordt in voortdurend gesprek met Libische autoriteiten
aangedrongen op een rechtvaardige en humanitaire oplossing. Het
EU-voorzitterschap heeft op 22 januari jl. een verklaring uitgegeven, waarin het
op 19 december 2006 uitgesproken doodvonnis van de Libische rechtbank wordt
veroordeeld. Het EU-voorzitterschap onderstreepte hierbij namens de EU-lidstaten
de door de EU geuite zorgen inzake de rechtsgang. Nederland ondersteunt de
inspanningen van het EU-voorzitterschap, de Europese Commissie en anderen om de
Bulgaarse verpleegkundigen en Palestijnse arts vrij te krijgen. Het is een
positieve ontwikkeling dat de Bulgaarse verpleegsters en Palestijnse arts zijn
vrijgesproken in de rechtszaak van 18 mei jl., die wegens smaad tegen hen was
aangespannen door Libische functionarissen. Verder kan als hoopgevend worden
aangemerkt dat de zoon van de Libische leider heeft gesteld dat er geen
tenuitvoerlegging van de doodstraf zal volgen bij eventuele oplegging van deze
straf in hoger beroep.
Vraag 3
Bent u bereid dit onderwerp bij de eerstvolgende RAZEB aan de orde te stellen?
Antwoord
De zaak is reeds eerder in de RAZEB ter sprake gekomen en heeft ook daar de
voortdurende aandacht.
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken