Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake het verslag van de reis van de mensenrechtenambassadeur aan Eritrea (25-28 april 2007)

07-06-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van het bezoek van de mensenrechtenambassadeur van 25 tot 28 april 2007 aan Eritrea. De mensenrechtenambassadeur sprak onder andere met de minister van Justitie, het hoofd politieke zaken van de regeringspartij (PFDJ) en de directeur-generaal Europa van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Het bezoek had tot doel de Nederlandse zorgen over te brengen over de mensenrechtensituatie en het gebrek aan een eerlijke procesgang in Eritrea. Conform toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 19 april 2007 over de RAZEB pleitte de mensenrechtenambassadeur voor het instellen van een onafhankelijk onderzoek naar de situatie van politieke gevangenen en gevangenen die om hun geloofsovertuiging vastzitten. Bij de Eritrese regering is erop aangedrongen dat Eritrea partij wordt bij het verdrag tegen foltering en zijn internationale mensenrechtenverplichtingen nakomt, ook in de vorm van rapportage onder verdragen inzake burger- en politieke rechten enerzijds en economische, sociale en culturele rechten anderzijds.

De regering van Eritrea geeft prioriteit aan de verbetering van economische en sociale rechten (recht op voedsel en water, onderwijs en gezondheidszorg) boven burger- en politieke rechten. Eritrea verzocht de internationale gemeenschap begrip te hebben voor de fase van ontwikkeling waarin Eritrea zich bevindt. De instabiliteit in de Hoorn van Afrika en het onopgeloste grensconflict met Ethiopië zouden het voor Eritrea moeilijk maken om politieke vrijheden toe te staan en mensenrechten te respecteren. De gesprekspartners waren teleurgesteld dat buitenlandse organisaties met deze factoren geen rekening houden. Zij gaven toe dat in een enkel geval individuen het slachtoffer waren van rigoureuze maatregelen, maar achtten dit onvermijdelijk.

Eritrea wees beschuldigingen van geloofsvervolging van de hand. Berichtgeving in de media over 2000 gevangenen die vastzitten vanwege geloofsovertuiging werd bestempeld als westerse propaganda. Ook het vorig jaar verschenen rapport van Open Doors International gaf een eenzijdig beeld van de situatie en hield geen rekening met de regionale context en de fase van ontwikkeling waarin Eritrea zich bevindt. De gesprekspartners reageerden afhoudend op herhaaldelijke verzoeken van de mensenrechtenambassadeur om een onafhankelijk onderzoek in te stellen. Zij vonden dat samenwerking geen zin had, omdat de Eritrese visie toch nooit terug te vinden was in internationale rapporten.

De Eritrese autoriteiten gaven toe achterstanden te hebben bij de afhandeling van rechtszaken. Dit is geen onwil, maar een gebrek aan capaciteit bij het ministerie van justitie en de rechtbanken. Ook het niet nakomen van de rapportageverplichtingen onder genoemde verdragen is volgens de regering te wijten aan capaciteitsproblemen. Het bestaan van parallelle rechtbanken (special courts) werd bevestigd. Volgens de minister van Justitie behandelen de special courts alleen corruptiezaken. Aangesproken op het belang van een eerlijke en transparante procesgang, stelde de minister dat de special courts dezelfde procesgang volgen als `gewone' rechtbanken. Volgens de minister werd het functioneren van de special courts op dit moment geëvalueerd.

Het oppakken van mensen via zogenaamde round ups gebeurt inderdaad, aldus de regering. Deze personen worden echter niet vanwege hun geloof gearresteerd, maar omdat zij hun militaire dienstplicht ontduiken. Dit zou verband houden met de staat van oorlog met Ethiopië. Aangesproken op het feit dat niet alleen dienstplichtontduikers maar ook hun familieleden worden gearresteerd, stelden gesprekspartners dat iedereen die dienstplichtontduikers financieel steunt bij het verlaten van Eritrea zich schuldig maakt aan mensensmokkel en dus strafbaar is. Tot slot vroeg Eritrea om internationale erkenning voor de voortgang die het land heeft geboekt op het gebied van vrouwenrechten, met name de onlangs bekrachtigde proclamatie tegen vrouwenbesnijdenis.

Eritrea is er niet in geslaagd om de Nederlandse zorgen over de mensenrechtensituatie weg te nemen, ook niet tijdens het bezoek van de mensenrechtenambassadeur. Wij vinden de redenen die de regering van Eritrea aanvoert voor de slechte mensenrechtensituatie niet acceptabel. Nederland betreurt het feit dat de Eritrese autoriteiten vooralsnog niet bereid zijn een onafhankelijk onderzoek naar de situatie van politieke en geloofsgevangen toe te zeggen. Daags na het vertrek van de mensenrechtemambassadeur werden zelfs 80 christenen gearresteerd, dit maal van de Meherete Jesus Evangelical Presbyteran Church. Wij zijn ons bewust van het feit dat een volwaardige ontwikkelingssamenwerkingsrelatie met Eritrea onder de huidige omstandigheden niet mogelijk is. In de praktijk is deze inmiddels op een laag pitje gezet - een feit dat de gesprekspartners overigens niet vergaten te vermelden.

Op 4 mei jl. was president Isaias van Eritrea op uitnodiging van commissaris Louis Michel in Brussel om de regionale problematiek in de Hoorn van Afrika te bespreken (Somalië, Sudan/Darfur). Mede op aandringen van Nederland vroeg commissaris Michel ook aandacht voor het gebrek aan politieke dialoog tussen de EU en Eritrea. De reactie van de kant van president Isaias was teleurstellend. Hervatting van de dialoog zou op zijn vroegst begin 2008 plaatsvinden, mits de Europese Commissie zich hield aan Eritrea's ontwikkelingsprioriteiten.

Net als de Europese Commissie voert Nederland een regionaal beleid in de Hoorn van Afrika. Wij hebben begrip voor de huidige aanpak van de Europese Commissie om alle regionale spelers te betrekken bij het oplossen van de situatie in bijvoorbeeld Somalië. In de Darfur-crisis zet Eritrea in op een bemiddelende rol. De Europese Commissie dient evenwel kritische vragen te blijven stellen over de mensenrechtensituatie in Eritrea. Nederland zal in ieder geval blijven hameren op het belang van transparantie, goed bestuur en respect voor mensenrechten. Daarnaast blijft Nederland inzetten op het voeren van de politieke dialoog tussen Eritrea en de Europese Unie, conform artikel 8 c.q. artikel 96 van het Verdrag van Cotonou. Bij de vormgeving van de toekomstige relatie met Eritrea zal Nederland zowel de ontwikkelingen in de mensenrechtensituatie als de regionale context in ogenschouw nemen.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl