Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk uni 2007
6 j SFB/2007/19307

Onderwerp Bijlage(n) Schoolkostenmonitor 2006 1. Rapport Schoolkostenmonitor 2006 2. Rapport Digitale leermiddelen. Kosten, kansen en bedreigingen 3. "Witte" lijst van scholen die de gedragscode schoolkosten hebben ondertekend

In opdracht van het ministerie van OCW heeft het onderzoeksbureau ITS te Nijmegen de Schoolkostenmonitor 2006 in het voortgezet onderwijs en de mbo beroepsopleidende leerweg (mbo- bol) uitgevoerd. De Schoolkostenmonitor 2006 brengt de hoogte en ontwikkeling van de schoolkosten in kaart. In 2001 heeft Nibud de schoolkosten in kaart gebracht voor het schooljaar 2001-2002. In 2004 is dit onderzoek herhaald door Research voor Beleid en Regioplan voor het schooljaar 2003-2004. In vervolg daarop heeft het ITS de gegevens voor het schooljaar 2006-2007 onderzocht. Hierdoor is de ontwikkeling van schoolkosten in de tijd te zien.

Met deze brief voldoe ik aan de toezeggingen die eerder aan de Tweede Kamer zijn gedaan, betreffende het toezenden van de Schoolkostenmonitor 2006 en het onderzoek naar digitale leermiddelen in het voortgezet onderwijs. Verder wordt gerapporteerd over het afschaffen van de vaste boekenprijs en is de beloofde `witte lijst' meegestuurd, waarin de scholen zijn opgenomen die de gedragscode schoolkosten ondertekend hebben. In de Schoolkostenmonitor is specifiek ingegaan op de reiskosten in het mbo-bol. De Schoolkostenmonitor 2006 is uitgevoerd in lijn met aangekondigde acties om de schoolkosten te beheersen.

Schoolkostenmonitor 2006
Onderwijs moet voor iedereen toegankelijk zijn en blijven. Daarom is inzicht in de schoolkosten van belang.

In voorgaande onderzoeken is alleen gevraagd naar de kosten zoals ouders die opgeven. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Schoolkostenmonitor 2004, die door Research voor Beleid (2004) is uitgevoerd. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl E

blad 2/10

Uit dit onderzoek kwam een zeer sterke stijging van de kosten van schoolboeken naar voren. Regioplan (2004) heeft daarop een aanvullend onderzoek uitgevoerd, waarbij ook scholen zijn betrokken. Hieruit kwam eveneens naar voren dat de boekenkosten sterker waren gestegen dan de inflatie, maar minder sterk dan door de ouders in eerste instantie was aangegeven. In deze monitor is voor het eerst zowel onderzoek gedaan naar de gegevens die door de ouders worden opgegeven als naar de gegevens van de scholen. Hierdoor is het mogelijk een vergelijking te maken tussen de gegevens van ouders en scholen.

Mijn ambtsvoorganger heeft per brief1 een aanvullend onderzoek aangekondigd dat inmiddels is uitgevoerd. Dit onderzoek was nodig om in de conceptrapportage Schoolkostenmonitor 2006 aangetroffen verschillen in door ouders en scholen opgegeven kosten te verklaren. De door ouders opgegeven kosten bleken voor de verschillende schoolsoorten hoger te liggen dan de door scholen opgegeven kosten.

Hieronder zullen de resultaten van het onderzoek, inclusief het aanvullend onderzoek, worden besproken. Allereerst zal ik ingaan op de Europese vergelijking van schoolkosten. Vervolgens worden de feitelijke resultaten besproken en geef ik aan welke conclusies ik hieruit trek. Voor het voortgezet onderwijs wordt de relatie gelegd met het loslaten van de vaste boekenprijs in 2005 en het in december 2006 aan Tweede Kamer aangeboden plan van aanpak `Wie betaalt de `gratis' schoolboeken?' Bovendien zal bij het voortgezet onderwijs digitalisering van leermiddelen worden meegenomen. Daarna worden de resultaten van het mbo-bol besproken, waarbij ook de reiskosten besproken worden. Er zal voor beide groepen worden ingegaan op de WTOS. Tot slot wordt u geïnformeerd over de signaleringsfunctie die de Schoolkostenmonitor 2006 heeft.

Internationale vergelijking
In de Schoolkostenmonitor 2006 is onderzocht wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen de schoolkosten in verschillende Europese landen. Hierbij is een vergelijking gemaakt tussen Nederland, België (Vlaanderen), Duitsland, Engeland, Schotland, Zweden en Finland. Conclusie is dat alle onderzochte landen wettelijke regelingen hebben voor minder draagkrachtige ouders, maar dat landen verschillen in de mate waarin ouders meebetalen aan de schoolkosten.

Het inmiddels grotendeels afgeschafte lesgeld was in Nederland jarenlang de grootste kostenpost voor ouders van kinderen op het voortgezet onderwijs en voor 16 en 17-jarige mbo-leerlingen. Ook in Vlaanderen, Duitsland, Zweden en Finland is er geen lesgeldverplichting. Het afschaffen van het lesgeld in Nederland heeft schoolkosten aanzienlijk verlaagd. Nu zijn schoolboeken de grootste kostenpost. In vergelijking met Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk zijn schoolgaande kinderen in Nederland relatief duur. Dit komt vooral doordat Nederlandse ouders voor schoolboeken betalen. Als de schoolboeken gratis worden is Nederland, in het voortgezet onderwijs, één van de goedkopere landen van Europa.


1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006­2007, 30 800 VIII, nr. 101

blad 3/10

Voortgezet onderwijs
Totale kosten volgens de ouders
De totale kosten voor het onderwijs liggen volgens de ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs gemiddeld op 831. Dit is met inbegrip van schoolboeken, atlas/woordenboeken, rekenmachine, ict- benodigdheden, gereedschappen, kosten van extra schoolactiviteiten, vrijwillige ouderbijdrage enz. De verschillen tussen de bedragen die ouders betalen zijn groot. Dit is goed te zien bij de kosten voor schoolboeken. Een gemiddeld boekenpakket in het praktijkonderwijs kost 223 en een gemiddeld boekenpakket in het VWO kost 380.

Op pagina 5 van het rapport Schoolkostenmonitor 2006, tabel 1 is het totale overzicht weergegeven. Hierin is een spreiding te zien van gemiddeld 777 (brugklas) en gemiddeld 927 (vwo) voor de totale schoolkosten. Met name de kosten van extra schoolactiviteiten zorgen voor de relatief hoge kosten in het vwo (gemiddeld 238). Een Romereis die veelvuldig in het vwo/gymnasium plaatsvindt geeft hiervoor een goede verklaring.

Specificatie kosten
In vergelijking met de eerdere onderzoeken (Nibud in 2001, Research voor Beleid en Regioplan in 2004) geven de ouders over het algemeen een stijging van de kosten weer. De vrijwillige ouderbijdrage is een van de weinige posten die gedaald is, alsmede de door ouders zelf aangeschafte leermiddelen voor de havo en het vwo (in tegenstelling tot het vmbo).

Alle hier genoemde (procentuele) stijgingen zijn door ITS gecorrigeerd voor inflatie. De schoolboeken zijn de grootste kostenpost. In het VO vormen zij 42% van de totale kosten. Hoewel de schoolboeken minder in prijs zijn gestegen dan een aantal jaren geleden, gaan de kosten van schoolboeken nog steeds omhoog. De stijging is verschillend per onderwijssoort en schoolsoort. In het VO zijn de kosten voor schoolboeken voor de VMBO bovenbouw het meest gestegen (21%) en in de VMBO onderbouw het minst (5%) in vergelijking tot 2004.

De door de school in rekening gebrachte kosten waren in 2004 gedaald ten opzichte van 2001, maar zijn inmiddels weer gestegen, tot ongeveer hetzelfde niveau als 2001. In vergelijking met 2004 is de vrijwillige ouderbijdrage gedaald en het bedrag (gemiddeld 149) voor extra schoolactiviteiten gestegen, afhankelijk van het schooltype. De precieze getallen per categorie en schoolsoort staan weergegeven op pagina 7 (tabel 2) en pagina 65 (tabel 3.19).

Verschillen ouders en scholen
Het blijkt dat voor bijna alle categorieën waarin zowel ouders als scholen ondervraagd zijn, de scholen gemiddeld lagere kosten weergeven. Alleen in de categorie vrijwillige ouderbijdrage zitten scholen iets hoger ( 67 versus 59). Het grootste verschil tussen ouders en scholen, van circa 50, zit in de kostenpost schoolboeken. Hier is dan ook een aanvullend onderzoek naar gedaan, dit onderzoek is opgenomen in het eindrapport van de Schoolkostenmonitor 2006.

blad 4/10

Welke conclusies trek ik hieruit?
De schoolkosten in het voortgezet onderwijs zijn meer gestegen dan inflatie, echter de stijging is minder dan in 2004. Toch is de huidige normvergoeding van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS) nog kostendekkend voor 25% tot 50% procent van de ouders met leerlingen in het voortgezet onderwijs. Dit percentage is vergelijkbaar met de situatie in 2004. De WTOS is een tegemoetkoming in de schoolkosten. Vandaar dat deze tegemoetkoming niet voor 100% van de ouders kostendekkend is.

Het blijkt dat schoolboeken nog steeds de grootste kostenpost vormen in het voortgezet onderwijs. Schoolboeken gratis maken is de volgende stap in het verlagen van de kosten die ouders voor hun schoolgaande kinderen maken. In het Coalitieakkoord van 7 februari 2007 is opgenomen dat dit kabinet de schoolboeken in het voortgezet onderwijs deze kabinetsperiode gratis gaat maken. Dit wil het kabinet mogelijk maken door de lumpsumfinanciering aan scholen op te hogen met een bedrag voor schoolboeken waardoor de scholen voortaan de boeken aanschaffen in plaats van de ouders. Hiervoor is een gemiddeld bedrag van 308 per leerling per jaar nodig, bepaald op basis van SLO/NICL-gegevens van 2005 en informatie van de boekhandelaren van 2006. Wij hebben onlangs aangegeven dat het voor het schooljaar 2007-2008 technisch en budgettair niet mogelijk is schoolboeken gratis te maken. Zo spoedig mogelijk na de publicatie van het beleidsprogramma (100 dagen plan) dat op 14 juni wordt gepubliceerd, zal worden ingegaan op de vragen van leden van uw Kamer over gratis schoolboeken en de financiële onderbouwing daarvan.

De resultaten van de scholen met betrekking tot schoolboeken in het voortgezet onderwijs sluiten aan bij de gegevens die in het Plan van aanpak 'Schoolkosten' zijn opgenomen. Het onderzoek geeft onder andere als verklaring dat scholen alleen rekening houden met een zogenaamd basispakket, zonder keuzevakken mee te nemen, ouders zouden deze keuzevakken wel meenemen. Het heeft mij verbaasd dat de scholen hiermee geen rekening hebben gehouden, omdat de berekeningen in het Plan van aanpak 'schoolkosten' betrouwbaar zijn. De berekende 308 die daar wordt gebruikt als gemiddelde bedrag wat een leerling in het voortgezet onderwijs kwijt is aan schoolboeken (excl. atlas en woordenboeken, incl. werkboeken) is berekend op basis van een grootste gemene deler inclusief keuzevakken. Hieraan ten grondslag liggen gegevens van de SLO/NICL van 2005 ( 300) en informatie van Iddink van 2006 ( 304).

Tot nu toe heeft het afschaffen van de vaste boekenprijs in januari 2005 nog geen evident prijsdrukkend effect gehad op de kosten voor schoolboeken. Opvallend resultaat van het onderzoek is de grote spreiding in de kosten. Uit het aanvullende onderzoek komt naar voren dat er veel spreiding in de kosten voor boekenpakketten zit per sector en profiel. Voor scholen is het mogelijk met een lumpsumfinanciering op zoek te gaan naar het juiste pakket voor het juiste profiel zonder geld tekort te komen. Kortom, er is nog veel te winnen voor de school. Daarnaast kunnen scholen, beter dan individuele ouders, over de prijs onderhandelen met uitgevers en distributeurs.

blad 5/10

Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat er een grote spreiding is in de kosten voor boeken tussen scholen, schooltypen, onderbouw/bovenbouw, profiel en sector. Dit onderzoek geeft niet voor 100 procent een verklaring voor het verschil. Maar mogelijke verklaringen zijn:
- bijna 1/3 van de ouders heeft de kosten geschat en zij geven gemiddeld een hoger bedrag aan;
- het is waarschijnlijk dat de scholen in het onderzoek uitgegaan zijn van een basispakket bij de opgave van de kosten voor schoolboeken, waarbij keuzevakken niet meegenomen zijn. Deze zijn vermoedelijk door ouders wel meegenomen;
- eventuele latere bijbestellingen van boeken zijn door ouders wel en door scholen niet meegenomen;

- ouders kunnen een ruimer beeld van de boekenkosten hebben, door bijvoorbeeld statiegeld als daadwerkelijke kosten mee te nemen of de (gespecificeerde) rekening van de boekenhandelaar met bijkomende kosten (bijv. vrijwillige ouderbijdrage) als geheel voor boeken te beschouwen. Een voorbeeld hiervan is wanneer boeken in een kratje geleverd worden, waarvoor aan het begin van het jaar statiegeld (bv. 25) betaald wordt. Als deze kosten meegenomen worden is het verschil tussen ouders en scholen voor de helft te verklaren.

Transparantie schoolkosten (gedragscode schoolkosten) De scholen en ouders zijn ook ondervraagd over het inzicht dat ouders krijgen in de totstandkoming van de kosten die scholen in rekening brengen. Dit sluit aan bij de doelstelling van de gedragscode schoolkosten, die streeft naar transparantie en beheersbaarheid van de schoolkosten. Het blijkt dat in de schoolgidsen die bekeken zijn in dit onderzoek vrijwel altijd aandacht besteed wordt aan schoolboeken/boekenkosten, vrijwillige ouderbijdrage en schoolreizen/extra schoolactiviteiten. Informatie over de door de school in rekening gebrachte kosten voor leermiddelen en gereedschappen wordt wisselend of helemaal niet gegeven.

ITS geeft aan dat tweederde van de scholen die de gedragscode nog niet hebben ondertekend, aangeven dit alsnog te willen doen. Scholen die dat niet van plan zijn geven aan dat de gedragscode niet past in het beleid van de school. Deze scholen willen volgens eigen normen werken of willen bepaalde vrijheden behouden bij de besteding van de kosten. Enkele scholen kennen de gedragscode niet, vinden dat het wel werkbaar moet blijven of melden dat ze al duidelijk genoeg zijn.

Ik wil u bij deze brief dan ook de laatste versie van de "witte lijst" aanbieden. Op de witte lijst staan scholen in het voortgezet onderwijs die de `Gedragscode Schoolkosten' hebben ondertekend. Deze lijst wordt bijgehouden door de VO-Raad. Meer dan de helft van de vo-scholen heeft op dit moment de gedragscode ondertekend (349 van de 655 scholen). De VO-Raad geeft aan dat publicatie van de lijst een positieve werking heeft op de scholen die de gedragscode nog niet ondertekend hebben. Ik wil daar graag aan meewerken en daarom is de meest recente lijst ook op www.minocw.nl terug te vinden.

Digitalisering
In de discussie over de hoogte en de wijze waarop schoolkosten voor ouders verlaagd kunnen worden, zijn ook de potentiële mogelijkheden van digitalisering van leermiddelen genoemd. Ik heb u toegezegd een onderzoek te laten uitvoeren naar kansen en bedreigingen van de digitalisering van leermiddelen

blad 6/10

en naar de effecten van digitalisering op de prijzen van leermiddelen. Met het toezenden van het rapport "Digitale leermiddelen. Kosten, kansen en bedreigingen" wordt uitvoering gegeven aan deze toezegging. Dit onderzoek is in 2006 uitgevoerd door het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven (IOO bv).

Het onderzoek laat zien dat de praktijk veel variëteit kent, zowel in de mate van integratie van digitale leermiddelen in het primaire onderwijsproces als in de wijze waarop scholen omgaan met de kosten die hiermee gemoeid zijn. Digitalisering van leermiddelen wordt langzaam gemeengoed. Bij de meeste scholen staat de ontwikkeling echter nog in de kinderschoenen. De praktijkvoorbeelden die zijn gebruikt in het onderzoek, zijn vooral ontleend aan experimenten en hebben betrekking op een bepaald onderdeel van een schoolopleiding of een specifiek curriculum. Het rapport laat zien dat scholen op verschillende manieren omgaan met digitalisering. Deze verschillen vertalen zich op hun beurt ook wisselend door in de kosten van digitale leermiddelen. Meer digitaal lesmateriaal betekent in sommige gevallen minder kosten, soms meer kosten. Dit geldt ook voor de bijdragen die gevraagd worden aan de ouders. Verdere digitalisering van leermiddelen kan leiden tot een verlaging van kosten van schoolboeken. Hiertegenover staat echter wel een verhoging van de benodigde bijdragen voor andere leermiddelen.

Uit het onderzoek komt naar voren dat digitalisering op korte termijn extra geld kost. Niet voor alle vakken is op dit moment digitaal lesmateriaal beschikbaar. Ook betekent een overstap voor scholen tijdelijk extra kosten door investeringen in kennis en ervaring en door extra afschrijvingen. Tot slot kennen digitale leermiddelen doorgaans een kortere doorlooptijd dan fysieke leermiddelen. Dit heeft echter ook voordelen: digitalisering maakt het gemakkelijker om beter aan te sluiten bij de belevingswereld van leerlingen en biedt de mogelijkheid om werkprocessen binnen de school efficiënter in te richten.

Met de ontwikkeling van kwalitatief goed educatief digitaal lesmateriaal is de afgelopen jaren ervaring opgedaan en is een aantal randvoorwaarden vervuld. Mede uit dit onderzoek blijkt dat scholen bezig zijn met digitalisering van leermiddelen. Het gratis maken van schoolboeken in het voortgezet onderwijs kan een impuls betekenen voor de digitalisering van leermiddelen aangezien scholen geprikkeld worden om een betere prijs-kwaliteit verhouding van het lesmateriaal te bewerkstelligen. Er zijn afspraken gemaakt over standaarden (zgn. metadata) voor betere toegankelijkheid en uitwisseling van digitaal lesmateriaal. Via de Regeling Contentstimulering is ervaring opgedaan door scholen en andere partijen met de ontwikkeling van educatief digitaal lesmateriaal op basis van business-modellen. Als onderdeel van het Actieplan "Verbonden met ict" lopen projecten in het primair en voortgezet onderwijs om meer gevarieerd en effectief gebruik te maken van digitale leermiddelen door het lesmateriaal expliciet te koppelen aan kerndoelen of competenties.

Mbo beroepsopleidende leerweg
Totale kosten volgens de ouders
Gemiddeld geven ouders met kinderen in de mbo-bol 957 uit aan schoolkosten exclusief de reiskosten. De sector Economie & Handel (E&H) is het duurst. De kosten voor de sectoren Gezondheid

blad 7/10

& Verzorging (G&V) en Techniek & Milieu (T&M) zijn ongeveer gelijk. Ouders van deelnemers op niveau
1-2 zijn bij alle sectoren gemiddeld iets duurder uit dan niveau 3-4. Ook bij het mbo-bol is de stijging hoger dan de inflatie. Ter vergelijking: de totale gemiddelde kosten in 2004 in het mbo-bol bedroegen ongeveer 910, uitgaande van de correcties die Regioplan op het onderzoek van Research voor Beleid heeft toegepast en exclusief de reiskosten.

De kosten van schoolboeken in het mbo-bol maken in verhouding een kleiner deel uit van de totale schoolkosten (32% tegenover 42% in het voortgezet onderwijs), hoewel ook hier de schoolboeken de grootste kostenpost zijn. Het aanvullende onderzoek van Regioplan uit 2004 wees uit dat de schoolboeken sinds 2001 (Nibud onderzoek) met ongeveer 25% zijn gestegen. Uit het onderzoek van ITS blijkt dat een gemiddeld schoolboekenpakket 306 kost. In vergelijking met de veronderstelde kosten in 2004 is er een daling opgetreden in de gemiddelde kostprijs van schoolboeken. Hierbij moet de kanttekening worden gemaakt dat vergelijking met voorgaand onderzoek lastig is omdat er in de eerdere onderzoeken geen expliciet onderscheid wordt gemaakt tussen schoolboeken en atlassen/woordenboeken zoals bij het ITS onderzoek wel is gebeurd.

De stijging in het mbo-bol is voornamelijk terug te vinden in de toenemende kosten voor door ouders zelf aan te schaffen leermiddelen en gereedschappen en ict kosten. De spreiding van de kosten is goed te zien bij de kosten voor ict en ict-benodigdheden. De gemiddelde ict kosten zijn 191. Echter een kwart van de ouders betaalt 0 en een kwart betaal 200 of meer. Volgens het onderzoeksbureau is deze spreiding te verklaren doordat er enkele grote uitschieters zijn, van mensen die vermoedelijk de aanschaf van een laptop of een computer hebben opgegeven.

Uit het onderzoek van Research voor Beleid bleek dat ouders weinig inzicht hadden in de kosten van de ouderbijdrage. Nu geeft 18% van de ouders aan dat de instelling de ouderbijdrage heeft gespecificeerd, 36% geeft aan dat dit niet is gebeurd en 46% weet niet of het gebeurt. Er wordt kennelijk wel inzicht in deze kosten verschaft, maar nog niet op grote schaal. Opmerkelijk hierbij is dat de ouderbijdrage in het mbo-bol flink is gedaald. Net als in het voortgezet onderwijs lijkt er een verschuiving plaats te hebben gevonden naar de extra schoolactiviteiten die wel zijn gestegen. Samen leveren deze kostenposten ongeveer hetzelfde resultaat op als in voorgaand onderzoek.

Zoals toegezegd, maken de reiskosten onderdeel uit van de Schoolkostenmonitor 2006. Daarbij is speciaal gekeken naar de reiskosten van minderjarige mbo' ers, omdat de groep vanaf 18 jaar voor zijn reiskosten de beschikking heeft over een OV studentenkaart. Uit het onderzoek blijkt dat circa 50% van de 16/17 jarige mbo ­ deelnemers meer dan 15 kilometer reist om naar hun opleiding te gaan. De gemiddelde reisafstand is 19 kilometer, 3 kilometer meer dan in 2003-2004. De gemiddelde reiskosten voor mbo ­ deelnemers onder de 18 jaar zijn 86,- per maand. Deelnemers op niveau 3 en 4 hebben over het algemeen hogere reiskosten dan deelnemers op niveau 1 en 2 (verschil ligt tussen 5 en 23). De deelname aan het openbaar vervoer is toegenomen van 41% in 2004 naar 70% in 2006.

blad 8/10

Anders dan in het voortgezet onderwijs is het in het mbo-bol door de lage respons (11 van 55) niet mogelijk een methodologisch betrouwbare vergelijking te maken tussen de kosten zoals door ouders opgegeven en de door de instellingen aangeleverde gegevens.

Welke conclusies trek ik hieruit?
De huidige normvergoeding (schooljaar 2006-2007) van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS) is voor 50 tot 75% van de deelnemers in het mbo-bol kostendekkend, dit is exclusief de reiskosten. Dit percentage is vergelijkbaar met de situatie in 2004. De WTOS is een tegemoetkoming in de schoolkosten. Vandaar dat deze tegemoetkoming niet voor 100% van de ouders kostendekkend is.

Reiskosten
Wat betreft de reiskosten bevestigen de resultaten uit deze monitor het beeld dat een deel van de minderjarige mbo' ers ver reist (meer dan 30 km) voor de opleiding. Ten opzichte van de vorige meting is deze groep toegenomen. Ik ben me ervan bewust dat het voor ouders een extra financiële inspanning vraagt om hun kinderen de opleiding van hun keuze te laten volgen, zeker als de opleiding zich op een afstand van meer dan 30 km van huis bevindt. De groep ouders die onder de WTOS valt kan hiervoor de normvergoeding inzetten. Bij invoering van de WTOS in 2001 is een bedrag van 110 euro aan de normvergoeding in verband met de hoge reiskosten toegevoegd. De groep die niet reist houdt hieraan over, voor de groep die beperkt reist is dit genoeg. Daarnaast kunnen minderjarige scholieren, dus ook mbo-deelnemers, gebruik maken van een korting van 34% op abonnementen van het stads- en streekvervoer.

Ik realiseer me dat de tegemoetkoming op grond van de WTOS niet toereikend is voor de groep die ver reist naar de onderwijsinstelling. In het verleden is gekeken of het mogelijk is voor minderjarige mbo'ers een `gratis' OV-regeling tot stand te brengen. Zoals u eerder is gemeld, is dit een dure en een ondoelmatige maatregel. Slechts een beperkt deel van de groep te maken heeft met hoge reiskosten (de maatregel impliceert dus een zgn. hoge dead weight loss omdat een grote groep de kaart niet nodig heeft)2. Een meer gerichte benadering specifiek voor de groep mbo'ers die ver moeten reizen, ligt meer in de rede. Nog afgezien van het vraagstuk van de uitvoerbaarheid, zie ik ook geen financiële mogelijkheden om een eventuele maatregel te financieren. Met de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heb ik ook nog gesproken over de mogelijkheden die het coalitieakkoord zou kunnen bieden voor minderjarige mbo'ers. Het betreft de ruimte te experimenteren met tariefdifferentiatie waaronder gratis OV voor specifieke doelgroepen. Mbo'ers, zo blijkt echter, zullen niet in deze experimenten worden meegenomen. Deze experimenten worden gericht op ouderen. Deze keuze is gemaakt vanuit de doelstelling om meer mensen, met name in de daluren, met het openbaar vervoer te laten reizen en zodoende de basis voor het openbaar vervoer te verbreden.


2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30368, nr. 3 (kabinetsreactie op de initiatiefnota `Gratis' openbaar vervoer)

blad 9/10

De schoolboekenmarkt en de vaste boekenprijs
In 2005 heeft toenmalig staatssecretaris Van der Laan aangekondigd dat het afschaffen van de vaste boekenprijs van de schoolboeken geëvalueerd zou worden. Hieronder wordt aan de hand van eerder toegestuurde onderzoeken aan deze toezegging voldaan. Het onderzoek van PriceWaterhouseCoopers3 (PWC) geeft aan dat de schoolboekenmarkt, ondanks concentratie binnen de bedrijfskolom, voldoende concurrentie kent en dat er ruimte is voor nieuwe toetreders. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft in 2006 een schoolboekenscan uitgevoerd, die op 20 december 2006 naar de Kamer is verstuurd. Het afschaffen van de vaste boekenprijs heeft er niet toe geleid dat de prijs van een gemiddeld schoolboekenpakket daalde. Bovendien concludeert de NMa dat in het schooljaar 2005/2006 de prijzen van schoolboekpakketten opnieuw zijn gestegen.

De voortzetting van de prijsstijgingen kan volgens PCW en de NMa grotendeels worden verklaard uit de specifieke kenmerken van de markt: een gebrek aan prijsprikkels (niet de school maar de leerling betaalt), aanbodgestuurd ( partijen aan de vraag zijde hebben nauwelijks invloed op kwaliteit en vorm van lesmethodes), gebonden klanten (minder afzetrisico) en een hoge concentratiegraad, zowel bij de uitgevers als bij de distributeurs. De belangrijkste verandering is dat een aantal uitgevers het loslaten van de prijsbinding hebben aangegrepen om hun handelskortingen, die vanouds 20-25 % bedroegen, af te stemmen op het bestelgedrag van de boekhandel ( bestelvolume, betalingcondities etc) en het al dan niet verlenen van additionele diensten (zoals marktinformatie) door de boekhandel. Dit heeft geleid tot een daling van de gemiddelde boekhandelmarge. Alleen de grote schoolboekspecialisten kunnen vanwege hun schaalvoordelen nog redelijk goede handelsmarges halen. Het gevolg is een verdere concentratie aan distributiezijde.

De Schoolkostenmonitor 2006 bevestigt de bevindingen van beide onderzoeken. 75% van de scholen in het voortgezet onderwijs geeft aan dat het loslaten van de vaste boekenprijs op 1 januari 2005 geen gevolgen heeft gehad voor hun inkoopbeleid. In het plan van aanpak `schoolkosten' staat dat het financieren van schoolboeken met de lumpsum scholen waarschijnlijk zal stimuleren om betere prijsafspraken te maken.

WTOS-gebruik
In de Schoolkostenmonitor 2006 zijn ook vragen gesteld over de informatievoorziening aan ouders over de WTOS. De meeste ouders, 60% in het voortgezet onderwijs en 50% in de mbo-bol geven aan dat zij via de school erop attent gemaakt zijn dat ze tegemoetkoming in de schoolkosten kunnen krijgen. Bovendien wijzen de schoolboekendistributeurs de ouders op de mogelijkheid om WTOS aan te vragen. Via een website of een brief bij de bestelde schoolboeken, worden ouders attent gemaakt op de WTOS. Allochtone ouders zijn iets minder vaak op de hoogte van de regeling dan autochtone ouders.


3 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005­2006, 30 300 VIII, nr. 244, bijlage (Analyse van de Gebruikskosten van Schoolboeken in het Voortgezet Onderwijs 2000-2005)

blad 10/10

Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft op 5 juni 2007 het onderzoeksrapport naar het gebruik van diverse inkomensregelingen, waaronder ook het gebruik van de WTOS, aangeboden aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In het onderzoek is onderzocht hoe hoog de niet-gebruik percentages zijn voor vijf verschillende regelingen. Het blijkt dat het niet-gebruik van de WTOS op 37% ligt (ter vergelijking: niet-gebruik huursubsidie is 27%, kwijtscheldingsregeling is 45%, aanvullende bijstand is 68% en bij de langdurigheidstoeslag is het 54%).

De staatssecretaris van SZW heeft u een brief gestuurd op 5 juni 2007 naar aanleiding van dit onderzoeksrapport. Daarin wordt aangegeven dat het niet-gebruik verminderd door voorlichting, bestandskoppeling, ondersteuning van aanvragers en vereenvoudiging van het aanvragen. Deze maatregelen zijn ook voor de WTOS van belang. Specifiek voor de WTOS geldt dat ik mij voorneem de voorlichting speciaal gericht op scholen en decanen te intensiveren. Voor de langere termijn zal de voorgenomen integratie van de WTOS in het kindgebondenbudget soulaas bieden.

Signaleringsfunctie Schoolkostenmonitor 2006
Tot slot wil ik u wijzen op de zelfstandige signaleringsfunctie die de Schoolkostenmonitor 2006 heeft. De resultaten uit dit onderzoek zijn voor scholen en mbo-instellingen beschikbaar om te bepalen waar zij staan in relatie tot andere (vergelijkbare) scholen of instellingen. De benchmark, die op www.mijnschoolkosten.nl terug te vinden zal zijn, geeft de kwantitatieve gegevens met betrekking tot de schoolkosten weer die gebruikt zijn in de vragenlijsten voor scholen en ouders in het voortgezet onderwijs en het mbo-bol. In het speciaal hiervoor ingerichte webportaal komen tabellen met gegevens online beschikbaar. Op basis van bepaalde selectiecriteria kunnen belangstellenden zelf tabellen samenstellen of selecteren en zo de informatie verkrijgen die zij willen hebben. Bovendien zal op deze site een link worden geplaatst naar het eindrapport van de Schoolkostenmonitor 2006.

Tenslotte
Met deze brief heb ik u geïnformeerd over het schoolkostenbeleid van de afgelopen jaren en de resultaten hiervan. Ik hoop u middels deze brief voldoende inzicht te hebben verschaft in de totstandkoming van de schoolkosten in het voortgezet onderwijs en het mbo-bol.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart