Kamerbrief inzake het verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe
Betrekkingen (RAZEB) d.d. 14 - 15 mei 2007
06-06-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Hierbij hebben wij het genoegen u het verslag te doen toekomen van de
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 14-15 mei jl.
Tegelijk dient deze brief ter aanvulling op brief DIE-723 van 11 mei
jl. , waarin de antwoorden waren opgenomen op de schriftelijke vragen
van de vaste Kamercommissies van de Tweede Kamer voor Europese Zaken
en Buitenlandse Zaken over de RAZEB-agenda van 14-15 mei jl.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van
14-15 mei 2007.
Algemene Zaken
Voorbereiding Europese Raad 21-22 juni
De Raad stelde zonder discussie de geannoteerde agenda vast van de
Europese Raad. Dit beknopte document zal als basis dienen voor de
ontwerp-conclusies van de Europese Raad. De geannoteerde agenda is
beperkt tot een opsomming van mogelijke onderwerpen onder de volgende
noemers: het proces van verdragswijziging (met een vermelding "p.m."),
Justitie en Binnenlandse Zaken, economische en sociale
aangelegenheden, en externe betrekkingen. Tijdens de Raad gaf het
voorzitterschap echter wel aan alleen conclusies op te willen nemen
over onderwerpen waarover de Europese Raad daadwerkelijk zal spreken.
Het voorzitterschap stelde tevens dat het thema klimaatverandering,
genoemd onder `economische en sociale aangelegenheden', mogelijk
uiteindelijk niet in de conclusies zal komen, omdat de Europese Raad
van maart jl. hierover uitgebreide conclusies heeft aangenomen.
Verdragswijziging
Het voorzitterschap heeft vlak voor aanvang van de RAZEB het onderwerp
verdragswijziging geagendeerd om de lidstaten een overzicht van de
stand van zaken in de verdragsdiscussie te geven. Het voorzitterschap
gaf aan dat een grote meerderheid van de lidstaten niet wenst te
tornen aan het institutionele compromis van het Grondwettelijk Verdrag
(GV). Het sprak de hoop uit om via verdere consultaties de RAZEB van
18 en 19 juni en de Europese Raad van 21 en 22 juni zodanig voor te
bereiden dat er zo min mogelijk vragen open blijven voor verdere
onderhandelingen. Verder werd aangekondigd dat het voorzitterschap ook
zondagavond 17 juni wil gebruiken voor overleg op RAZEB-niveau over
dit onderwerp, opdat er tijdens de RAZEB van maandag 18 juni genoeg
tijd zal zijn voor behandeling van de overige punten op de agenda. De
minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens het overzicht van de
stand van zaken de Nederlandse inzet verwoord en daarbij onderstreept
dat deze inzet in lijn is met de zorgen en wensen die in het
referendum en de daaropvolgende reflectieperiode zijn geuit.
Externe Betrekkingen
Sudan
Op verzoek van Nederland sprak de Raad over de situatie in Darfur.
Commissaris Ferrero-Waldner wees op het belang van de financiering van
AMIS en kondigde een aanvullende bijdrage van 40 miljoen euro aan. Zij
riep andere donoren op ook financieel bij te dragen. Ook Nederland
deed een dringend beroep op andere donoren en informeerde de ministers
over een voorziene additionele Nederlandse bijdrage van 10 miljoen
euro. De minister van Buitenlandse Zaken heeft daarnaast het belang
benadrukt om de druk op de partijen in Sudan en Darfur te handhaven.
Indien de situatie niet daadwerkelijk verbetert, dient gekeken te
worden naar sancties tegen de partijen die voortgang in de weg staan.
Eendrachtige steun van de EU voor de inspanningen in VN-kader om te
komen tot maatregelen blijft nodig. Als er in VN-kader geen
overeenstemming wordt bereikt, zou de EU volgens Nederland zelf
sanctiemaatregelen dienen te treffen. Nederland en de EU zullen tevens
druk op Sudan blijven uitoefenen om medewerking te verlenen aan het
Internationaal Strafhof. Op de vraag tegen welke personen sancties
getroffen zouden moeten worden, loopt Nederland/EU niet vooruit.
Somalië
De situatie in Somalië blijft instabiel en er lijkt vooralsnog geen
uitzicht op verbetering. Commissaris Ferrero-Waldner sprak met nadruk
haar zorgen uit over de humanitaire situatie. Zij meldde aanvullende
humanitaire hulp te overwegen. De voorziene bijdrage van 2 miljoen
euro aan een verzoeningsconferentie was volgens de Commissie
afhankelijk van de transparantie van het voorziene proces en de
uiteindelijke lijst van deelnemers. EU-steun aan AMISOM moest volgens
de Commissaris worden ingebed in een vredesproces. De Raad aanvaardde
vervolgens conclusies waarin de strijdende partijen worden opgeroepen
tot een brede verzoeningsdialoog en waarin tevens bij alle partijen in
Somalië wordt aangedrongen op het verschaffen van toegang aan
internationale hulporganisaties ten behoeve van de vluchtelingen.
Voorbereiding EU-Rusland Top op 18 mei as.
De Raad besprak de stand van zaken in de voorbereiding van de
EU-Rusland Top op 18 mei 2007. Het Duitse voorzitterschap stelde vast
dat de Top geen inhoudelijke besluiten zou opleveren, maar wel een
goede gelegenheid zou bieden om alle aspecten van de EU-Rusland
relaties te bespreken. De voorzitter benadrukte dat de Top niet alleen
zou moeten bijdragen aan het verder uitbouwen van constructieve
relaties tussen de EU en Rusland maar evenzeer aan het verminderen van
bilaterale spanningen tussen bijvoorbeeld Estland en Rusland. De Top
zou ook gelegenheid bieden om van gedachte te wisselen over o.a.
Kosovo. De Raad sprak steun uit voor een pragmatische en constructieve
benadering van Rusland op de Top. Veel ministers benadrukten het
belang van de Top en wezen op de noodzaak om met één stem te blijven
spreken en krachtdadig te blijven handelen richting Rusland.
Zwarte Zee regio
Op verzoek van Griekenland sprak de Raad kort over de betrekkingen tu
ssen de EU en de Zwarte Zee regio. Een aantal ministers benadrukte het
strategisch belang om met deze regio een werkbaar partnerschap aan te
gaan en wezen op de mogelijkheid om hierbij gebruik te maken van de
bestaande Black Sea Economic Cooperation (BSEC) organisatie. Tevens
werden Raadsconclusies aangenomen waarin de onlangs verschenen
Mededeling van de Europese Commissie inzake de EU-Zwarte Zee Synergie
werd verwelkomd als onderdeel en voortzetting van het Europees
Nabuurschapsbeleid. In de eerste helft van 2008 zal een evaluatie
plaatsvinden van het initiatief op basis waarvan de Raad verdere
beslissingen zal nemen over het EU-beleid ten aanzien van de Zwarte
Zee regio.
Iran
Hoge Vertegenwoordiger Solana informeerde de Raad kort over zijn
gesprek dat hij op 25 april jl. in Ankara voerde met de
hoofdonderhandelaar in het nucleaire dossier, Ali Larijani. Het
gesprek verliep in goede sfeer en betrof vooral een herhaling van de
bekende wederzijdse posities, waarbij Larijani wederom te kennen had
gegeven dat Iran niet bereid was zijn verrijkingsgerelateerde- en
opwerkingsactiviteiten op te schorten. In het licht van de uitgebreide
agenda van de Raad, sloot de voorzitter de bespreking na de
toelichting van HV Solana af.
Irak
Voorzitterschap informeerde de RAZEB dat de conferenties van 3 en 4
mei jl. in Sharm El Sheik goed waren gelopen. De lancering van het
"International Compact with Iraq" op 3 mei was een belangrijke stap en
de buurlandenconferentie op 4 mei had het belang van stabiliteit in
Irak duidelijk gemaakt. Wegens tijdgebrek vond er geen discussie
plaats. De Raad bekrachtigde voorbereide Raadsconclusies waarin de
uitkomsten van conferenties in Sharm El Sheik werden verwelkomd.
Het was in Nederlandse visie van groot belang dat zowel VS, Syrië en
Iran op ministerieel niveau aan de conferentie in Sharm El Sheik
deelnamen. Een directe ontmoeting tussen Secretary of State Rice en de
Iraanse minister Mottaki vond uiteindelijk niet plaats. Toenadering
tussen VS en Iran op hoogste niveau is om bekende redenen niet
eenvoudig. Het is evenwel positief dat sindsdien op 28 mei jl. een
eerste officiële ontmoeting plaats vond tussen Iraanse en Amerikaanse
ambassadeurs in Bagdad.
MOVP
Ministers spraken tijdens de Raad slechts kort over het MOVP wegens de
ingelaste bijeenkomst in de marge van de Raad met vertegenwoordigers
van de Arabische Liga.
Enkele ministers brachten naar voren dat zij voorstander waren van
normalisering van de betrekkingen van de Unie en de Lidstaten met de
gehele Palestijnse regering van nationale eenheid (RNE) en van
hervatting van directe hulp. Andere ministers daarentegen wilden aan
de afspraken van het zogeheten Gymnich in maart 2007 vasthouden. De
voorzitter gaf aan daar nu geen verdere discussie over te houden en
behoedzaamheid te betrachten. Nadere informatie over de
standpuntbepaling van individuele Lidstaten kan uiteraard niet worden
verstrekt. Dit zou het vertrouwelijke karakter van de besprekingen
ondermijnen.
Gewezen werd voorts nog op de politieke bereidheid van de EU om de
EUBAM Rafah-missie te verlengen, waaraan Nederland ook in de komende
periode bereid is bij te dragen middels 3 marechaussees. Tot slot
bevestigde de voorzitter van de Raad dat de Israëlische minister van
buitenlandse zaken, Livni, voor de Razeb van 18 juni zal worden
uitgenodigd.
En marge van de Raad sprak de minsiter van Buitenlandse Zaken met de
Palestijnse minister van Buitenlandse Zaken Ziad Abu Amr, voorafgaand
aan de bijeenkomst met de vertegenwoordigers van de Arabische Liga.
Het verslag van dit gesprek is opgenomen in de brief aan uw Kamer ter
voorbereiding van het Algemeen Overleg dat is voorzien voor 6 juni.
Het voorgenomen bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan
Egypte, Israël en Palestijnse Gebieden komt ook aan de orde in deze
aanvullende brief. Tijdens de Raad heeft Nederland de Europese
collega's geïnformeerd over de gesprekken met de Israëlische partners.
Het verschil in het beleid van Nederland en de EU ten aanzien van
contacten met Israëlische en Palestijnse gesprekspartners vloeit voort
uit de drie voorwaarden die door het Kwartet aan (leden van) de
Palestijnse regering zijn gesteld.
Op het rapport van B'tselem over martelingen van Palestijnse
gevangenen zal nader worden ingegaan bij de beantwoording van de
schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Gennip (CDA) ( kenmerk
2060715330). Deze vragen zullen op korte termijn worden beantwoord.
In de marge van de Raad was door het voorzitterschap een bijeenkomst
van de ministers met een delegatie van de Arabische Liga voorzien. De
delegatie, ook wel `Arab League Follow-up Committee' genoemd, werd op
18 april jl. te Caïro opgericht met als oogmerk internationale
bevordering van het Arabische Vredesinitiatief (AVI) en bestond op 14
mei uit Jordanië, Saoedi-Arabië, Syrië, Palestijnse Gebieden, Qatar,
Libanon, Egypte, Marokko en de Secretaris-Generaal van de Arabische
Liga.
Veel sprekers wezen op het historische karakter van deze bijeenkomst.
De Saudische minister Al-Faisal en de Secretaris Generaal van de
Arabische Liga, Amr Moussa, memoreerden de kernboodschappen die het
follow-up comité tijdens het overleg met de zogeheten Kwartet
`principals' in de marge van de Buurlandenconferentie op 4 mei jl. te
Sharm-el-Sheikh had benadrukt:
* Het beoogde politieke proces zou alomvattend moeten zijn met
inbegrip van normalisering van betrekkingen met Israël en zou
bovendien alle sporen (PA, Syrië en Libanon) moeten omvatten;
* Onderhandelingen dienden direct tussen partijen en onder auspiciën
van het Kwartet te geschieden;
* Een duidelijk tijdpad was noodzakelijk en de Arabische wereld was
niet bereid tot een proces met open einde;
* Wederkerigheid van concessies werd cruciaal geacht;
* Huidige momentum betreffende het AVI diende te worden benut;
* Het belang van vertrouwenwekkende maatregelen aan beide zijden
werd benadrukt.
HV Solana, Vzschap en verschillende EU ministers verwelkomden het AVI
en onderstreepten het belang optimaal gebruik te maken van de
gelegenheid die zich nu leek voor te doen.
De ministers van de EU-lidstaten en de delegatie van de Arabische Liga
waren het eens dat de bijeenkomst zeer nuttig en waardevol was,
aangezien openhartig was gesproken over de ontwikkelingen in de regio,
waarbij allen het belang onderstreepten van voortgang in het
vredesproces.
Westelijke Balkan
De Raad besprak kort de recente ontwikkelingen in Servië. De formatie
van een nieuwe regering op 14 mei 2007 onder leiding van premier
Vojislav Kostunica werd door de ministers verwelkomd. Enkele ministers
spraken zich uit voor spoedige hervatting van de onderhandelingen over
de Stabilisatie en Associatie Overeenkomst (SAO). Onder meer België en
Nederland wezen op de conclusies van de Raad van 12 februari jl.,
namelijk dat pas sprake kan zijn van hervatting van de
onderhandelingen, als de nieuwe Servische regering concrete en
effectieve daden, hervormingen en maatregelen doorvoert die leiden tot
volledige samenwerking met het ICTY.
De Raad aanvaarde tevens Raadsconclusies waarin de uitkomst van de
bijeenkomst over het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa van 10 en
11 mei werd verwelkomd. In die bijeenkomst zijn door de landen uit de
regio afspraken gemaakt over versterkte regionale samenwerking.
Moratorium op het uitvoeren van de doodstraf
Op verzoek van Italië sprak de Raad over de mogelijkheid om reeds dit
jaar een resolutie in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
in te dienen voor een moratorium op de doodstraf. Het voorzitterschap
verwees nadere bespreking van eventuele vervolgactie naar de Razeb van
18 juni 2007, wanneer ook meer bekend zal zijn over het resultaat van
de wereldwijde sondage door de EU naar het aantal derde landen dat een
eventuele moratoriumresolutie zou steun en.
Libië
Op verzoek van Bulgarije sprak de Raad opnieuw kort over de zaak van
Bulgaarse verpleegkundigen en de Palestijnse co-assistent en over de
wijze waarop de Europese Unie zich het beste kan inspannen om zo
spoedig mogelijk tot een rechtvaardige en humanitaire oplossing van
deze zaak te komen. Nederland benadrukte dat de vijf Bulgaarse
verpleegkundigen en de Palestijnse co-assistent bij de totstandkoming
van een oplossing als één groep dienen te worden behandeld.
Oezbekistan
De Raad besprak de visumrestricties tegen Oezbekistan, waarvan de
looptijd op 13 mei 2007 was verstreken. Overeen werd gekomen om de
visumrestricties voor acht van de twaalf personen te hernieuwen. De
bereidheid van de Oezbeekse autoriteiten om met de EU in dialoog te
treden over de mensenrechten werd verwelkomd, maar de Raad blijft
onverminderd bezorgd over de mensenrechtensituatie in Oezbekistan en
zal nauwlettend blijven volgen in hoeverre de mensenrechtendialoog
bijdraagt aan concrete en duurzame verbetering van de
mensenrechtensituatie. De visumrestricties zullen over zes maanden
worden geëvalueerd, gelijktijdig met het dan aflopende wapenembargo
tegen Oezbekistan.
EVDB missies in Kosovo en in Afghanistan
Hoge Vertegenwoordiger Solana benadrukte het belang van de
voorbereidingen van twee nieuwe EVDB-missies in Afghanistan en Kosovo.
De Afghanistan-missie (EUPOL) zal per medio juni a.s. van start gaan.
De Kosovo-missie ter opvolging van UNMIK zal, afhankelijk van
besluitvorming over de resolutie over de Kosovo/status in de VNVR,
naar verwachting na de zomer kunnen beginnen. Solana onderstreepte
voorts de noodzaak van beleidscoherentie tussen de diverse EU-actoren
in zowel Afghanistan als Kosovo en van pragmatische samenwerking
tussen de NAVO en de EU-missies ter plaatse, hetgeen door de minist
ers onderschreven werd. De ministers verwelkomden de twee
EVDB-missies. Een aantal ministers was van mening dat de samenwerking
EU-NAVO ook buiten deze specifieke operaties meer inhoud moest krijgen
door middel van een permanent strategisch dialoog. Nederland
onderstreepte ten aanzien van Kosovo de noodzaak van heldere
taakverdeling en goede samenwerking tussen het hoofd van de
EVDB-missie en de toekomstige civiele vertegenwoordiger van de
internationale gemeenschap in Kosovo.
Nederland heeft tevens gewezen op de waarde van de civiele
EUPOL-missie in Afghanistan. Het is van belang dat de EU deze taak op
zich neemt en er de komende tijd op strategisch niveau meer aandacht
wordt besteed aan het verder opbouwen van het Afghaanse
politieapparaat en de rule of law. Meer steun op het terrein van goed
bestuur is cruciaal en deze missie levert een belangrijke bijdrage aan
de zo broodnodige capaciteitsopbouw van politie en openbaar
ministerie. Nederland stelde tevens dat samenwerking tussen EUPOL en
ISAF niet alleen de EU-doelstellingen dienen, maar ook de veiligheid
van ingezet personeel. Die goede samenwerking moest zich uiteraard
uitstrekken tot de Afghaanse autoriteiten en andere actoren ter
plaatse.
Security Sector Reform in Congo
Hoge Vertegenwoordiger Solana stelde dat de EU het nodige in
stabilisering van de Democratische Republiek Congo (DRC) had
geïnvesteerd en nu op de ingeslagen weg moest voortgaan, met verhoogde
inzet op het gebied van security sector reform (SSR). De ministers
onderschreven het belang van verdere stabilisering van de DRC, ook ten
gunste van de bredere veiligheidssituatie in centraal-Afrika. Het
inkomende Portugese voorzitterschap benadrukte dat de EU-inzet moet
worden ingebed in een brede benadering, waarin ontwapening,
demobilisatie and reïntegratie (DDR) hun plaats zouden moeten krijgen
en waarin nauw met VN zou worden samengewerkt.
Economic Partnership Agreements (EPA's)
Na een intensieve discussie wist de Raad overeenstemming te bereiken
over Raadsconclusies inzake de EPA onderhandelingen. De discussie
spitste zich toe op het EU aanbod voor markttoegang voor ACS landen
(Afrika, Caraïben, Stille Oceaan). Nederland sprak bij monde van de
minister voor Ontwikkelingssamenwerking nadrukkelijk steun uit voor
het Commissieaanbod voor tarief- en quotavrije markttoegang met alleen
overgangsregelingen voor rijst en suiker. Dit aanbod kwam al laat in
het onderhandelingsproces en het zou een slecht signaal zijn naar de
ACS regio's als dit aanbod nu zou worden afgezwakt. Verschillende
lidstaten namen soortgelijke posities in, maar Spanje en Frankrijk
bleven eisen dat bananen buiten het aanbod voor vrije markttoegang
zouden worden gehouden. Uiteindelijk werd een oplossing gevonden in de
vorm van een voetnoot in de Raadsconclusies. Deze voetnoot stelt dat
de Commissie voor het einde van de onderhandelingen een evaluatie van
de bananensector zal verrichten met het oog op de interne hervorming,
verschillende lopende handelsbesprekingen en gezien de productie in
bepaalde overzeese gebiedsdelen, waarna de Commissie indien nodig met
voorstellen zal komen. Commissaris Mandelson gaf nadrukkelijk aan dat
de banaan hiermee geen gevoelig product was bestempeld in de EPA
onderhandelingen. Daarmee is mede door Nederlandse druk het
Commissieaanbod voor markttoegang vrijwel ongeschonden in de
Raadsconclusies opgenomen en bekrachtigd.
Een ander hoofdpunt voor Nederland betrof de door ons gewenste
evaluatie van de EPA onderhandelingen, om tijdig te kunnen bezien of
daadwerkelijk alle regio's vóór de einddatum van 1 januari 2008 een
ontwikkelingsvriendelijke en WTO-conforme EPA met de EU kunnen
afsluiten. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking gaf aan dat hij
er niet gerust op was dat dit voor alle regio's zal lukken, gezien de
voortgang tot nu toe. Indien niet op tijd overeenstemming over EPA's
kon worden bereikt zou dat de toegang tot de EU markt drastisch
verslechteren voor Afrikaanse landen die niet tot de categorie van de
Minst Ontwikkelde Landen behoren, zoals Ghana, Kenya en Botswana.
Nederland wee s op het grote belang om aanvaardbare terugvalopties
achter de hand te houden, ook met het oog op de bredere politieke
consequenties voor de relatie met Afrika (zoals de geplande tweede EU
Afrika top en het EU Afrika energiepartnerschap)
Nederland heeft de beoogde evaluatie in het najaar met steun van het
inkomende Portugese voorzitterschap en Italië vast weten te leggen in
de begeleidende aanbiedingsnotitie bij de Raadsconclusies. Een tekst
hierover in de Raadsconclusies zelf bleek onhaalbaar: vrijwel alle
lidstaten en de Commissie vonden dit in deze fase van de
onderhandelingen een slecht signaal in de richting van de ACS regio's.
De aanbiedingsnotitie legt nu de afspraak vast dat de Commissie in
september/oktober 2007 de Raad een rapport zal aanbieden met een
uitgebreide update van de onderhandelingen in de zes regio's, om de
voortgang te beoordelen en de onderhandelingen in de laatste fase te
begeleiden. Hiermee is tegemoet gekomen aan de Nederlandse wens. Mede
gezien de steun van het inkomende Portugese voorzitterschap, mag een
substantieel debat worden verwacht tijdens de volgende RAZEB met
OS-onderwerpen (20-21 november 2007).
EU gedragscode voor werkverdeling en complementariteit in OS
De Raad stelde zonder veel verdere discussie conclusies vast over
betere complementariteit en werkverdeling in het EU
ontwikkelingsbeleid, inclusief de EU gedragscode. De uiteindelijke
tekst van de EU gedragscode heeft de steun van alle lidstaten en de
Commissie en vormt een goed uitgangspunt voor verdere actie. De -
vrijwillige-- gedragscode bevat concrete aanwijzingen over
werkverdeling op veldniveau. Zo zou een EU donor in een specifiek
partnerland in niet meer dan drie sectoren actief moeten zijn. Dit
maximum geldt voor de lidstaten en voor de Commissie. Verder zouden
niet meer dan drie tot vijf EU donoren actief moeten zijn in een
bepaalde sector in een partnerland. EU donoren zouden vaker
gedelegeerde indirecte steun moeten geven, waarbij één of meerdere
leidende donoren voor een specifieke sector worden geïdentificeerd, in
nauw overleg met het partnerland. Het Duitse voorzitterschap
benadrukte dat dit politieke wil vergde en dat de aanname van de
gedragscode bewees dat deze politieke bereidheid aanwezig was.
Nederland heeft in zijn interventie de EU Gedragscode omarmd en
aangegeven dat nu de nadruk moet liggen op communicatie en
implementatie. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelde voor
om de verantwoordelijke Directeuren-Generaal van lidstaten en
Commissie een gezamenlijke brief te laten sturen aan alle posten in
partnerlanden, om een krachtig signaal af te geven over de gewenste
toepassing van de code. Dit voorstel werd positief ontvangen door het
Voorzitterschap en de Commissie. Nederland wees tevens op het belang
van monitoring om de toepasbaarheid van de werkafspraken in de
praktijk te volgen. De minister benadrukte dat de werkverdeling ook
gold voor de Commissie en verzocht de Commissie haar aanwezigheid in
het grote aantal sectoren nog eens kritisch te bezien. Nederland
maakte van de gelegenheid gebruik om aandacht te vragen voor de
Burundi donorconferentie op 24-25 mei 2007, die samen met de Noren
wordt voorgezeten.
Gender
Op verzoek van Zweden werd stilgestaan bij de Raadsconclusies over
gender-gelijkheid. Zweden verwelkomde deze conclusies, maar was ook
verontrust over de rol van de EU in het internationale debat over
Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR). Impliciet
refererend aan de opstelling van Ierland, Malta en Polen, gaf de
Zweedse minister aan dat het steeds moeilijker was om een gezamenlijk
EU standpunt te formuleren en de leiderschapsrol van de EU in
internationale fora te blijven vervullen. De geloofwaardigheid van de
EU stond op het spel. Nederland hield namens de Benelux een krachtig
pleidooi om niet terug te komen op eerdere standpunten. Verschillende
lidstaten (Nederland, Frankrijk, Zweden Spanje, Denemarken, Luxemburg,
Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Finland) benadrukten dit punt in een
schriftelijke verklaring.
EU Afrika Strategie
Het Duitse voorzitterschap gaf onder het agendapunt diversen een
toelichting bij de beoogde gezamenlijke EU Afrika strategie. De
strategie zal betrekking hebben op geheel Afrika (dus niet alleen Sub
Sahara Afrika) en de basis vormen voor lange termijn samenwerking
tussen de EU en Afrika. De strategie wordt in samenwerking en
partnerschap met Afrika opgesteld, waarbij ook een belangrijke rol is
weggelegd voor het maatschappelijke middenveld. De strategie zal de
gezamenlijke verantwoordelijkheden benadrukken, met mensenrechten, de
rechtsstaat en goed bestuur als hoekstenen. Het inkomende Portugese
voorzitterschap streeft naar het aannemen van de gezamenlijke EU
Afrika strategie tijdens de geplande EU Afrika eind dit jaar.
Ratificatie Cotonou Verdrag en 10e Europese Ontwikkelingsfonds
Onder het agendapunt diversen benadrukte de Commissie (bij monde van
Commissaris Rehn) het belang van een tijdige ratificatie door de
lidstaten van het herziene Cotonou verdrag en het Intern Akkoord over
het 10e Europese Ontwikkelingsfonds (EOF). Om een breuk in de
financiering van de ACS landen te voorkomen moet het ratificatieproces
vóór november 2007 zijn afgerond in alle lidstaten.
Duurzaam bosbeheer in Congo
België vroeg aandacht voor de ontbossing in Congo (DRC) en hield een
pleidooi voor steun van de internationale gemeenschap voor duurzaam
beheer. In het bijzonder moest aandacht worden besteed aan goed
bestuur, het tegengaan van illegale houtkap, het betrekken van NGOs
bij het beheer en het beschermen van de bevolkingsgroepen die
afhankelijk zijn van de bossen. De Commissie benadrukte het belang van
een regionale aanpak voor het Grote Meren gebied.
Afghanistan
Voor het diner van OS ministers was de Afghaanse minister van
Financiën uitgenodigd om een presentatie te geven over financieel
bestuur en de aanpak van corruptie in Afghanistan. Nederland
verspreidde een non-paper met als onderwerp het verbeteren van de
Europese OS inspanningen in Afghanistan.
Madagaskar Actieplan
De minister van Financiën van Madagaskar gaf tijdens het diner voor OS
ministers een presentatie van het Madagaskar Action Plan (MAP). Dit is
een ambitieus plan voor armoedebestrijding waarvoor deze `donorwees'
actief steun probeert te verkrijgen van de internationale gemeenschap.
Het Duitse voorzitterschap prees het document aan als voorbeeld voor
andere ACS landen.
Monterrey afspraken
De ministers voor Ontwikkelingssamenwerking spraken tijdens de lunch
over de Monterrey afspraken over de financiering van OS. De prestatie
van de EU ten aanzien van de ODA doelstellingen was goed en diende te
worden gecontinueerd, zodat de EU tijdens de Doha conferentie over de
voortgang van de Monterrey afspraken in 2008 positieve resultaten kon
laten zien
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken