Rijksuniversiteit Groningen

Persbericht

Rijksuniversiteit Groningen

Nummer: 60

Datum: 29 mei 2007

Integratie van kinderen met ernstige beperkingen in het onderwijs onvoldoende

Elk kind heeft recht op onderwijs. Ook kinderen met een (zeer) ernstige beperking. In 2003 werd mede daarom de Wet op de Leerlinggebonden Financiering ingevoerd. Een wet waardoor kinderen met een beperking beter toegang krijgen tot reguliere voorzieningen, bijvoorbeeld in het speciaal onderwijs. Maar verloopt de integratie van deze kinderen in het speciaal onderwijs naar wens? Nee, ontdekte promovendus Annemarie Tadema. 'Om het tot een echt succes te maken zijn extra maatregelen nodig vanuit de overheid.' Tadema promoveert op 7 juni 2007 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

De meeste scholen voor speciaal onderwijs hanteerden tot vier jaar geleden een ontwikkelingsniveau van 24 tot 30 maanden als ondergrens voor het volgen van onderwijs. Kinderen met (zeer) ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen hebben een lager niveau en werden doorgaans opgevangen op kinderdagcentra. Met de invoering van de Wet op de Leerlinggebonden Financiering is de ondergrens voor het volgen van onderwijs losgelaten, waarmee het leerrecht van kinderen centraal kwam te staan. Ongeacht hun ontwikkelingsleeftijd of beperkingen.

Meer expertise

'Waar kinderen met een heel laag niveau eerder vaak vrijstelling kregen van de leerplicht, mogen ze formeel gezien naar school tegenwoordig. Dat kan best werken, maar dan moet zo'n school wel gedreven en enthousiast zijn om dit tot een succes te maken', aldus Tadema. 'Het realiseren van een onderwijsaanbod dat is afgestemd op deze kinderen vraagt namelijk om extra kennis, expertise en faciliteiten.' En daarvoor ontbreekt bij de meeste onderwijsinstellingen het geld.

Inventarisatielijst

Het onderzoek met betrekking tot de Wet op de Leergebonden Financiering was drieledig. Allereerst is de Inventarisatielijst Kindkenmerken ontwikkeld, een instrument om de mogelijkheden en behoeften van deze heel specifieke groep kinderen in kaart te kunnen brengen. Ook een passend onderwijsprogramma ontbrak. Het tweede deel van het onderzoek bestond daarom uit het ontwikkelen en evalueren van een curriculum voor kinderen met ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen (EVMB).

Individuele mogelijkheden en behoeften

Het ontwikkelde curriculum bestaat uit een raamwerk van verwachtingen dat voor elk kind opnieuw moet worden ingevuld. Tadema: 'Hierdoor kan goed worden aangesloten bij de individuele mogelijkheden en behoeften van het kind.' Toch blijkt het volgen van de werkwijze van een dergelijk curriculum moeilijk, blijkt uit evaluatie. Zowel wat betreft het volgen van de werkwijze als het opstellen van duidelijk doelen. Hoe preciezer de richtlijnen worden gevolgd, hoe beter de resultaten zijn.

Onvoldoende maatregelen

Het derde aspect van het onderzoek betrof de gevolgen voor kinderen met EVMB na het loslaten van de ondergrens in het onderwijs. Uit het onderzoek blijkt dat veel kinderen nog steeds op het kinderdagcentrum zitten in plaats van op school. De maatregelen die de overheid genomen heeft om onderwijs voor deze groep mogelijk te maken, blijken niet voldoende. Het curriculum en de lijst kindkenmerken zijn weliswaar verspreid op alle cluster drie scholen (onderwijsinstellingen voor leerlingen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen), maar deze worden niet verplicht gesteld hiermee te werken. Ook worden er geen eisen gesteld aan de specifieke scholing van personeel of aan de realisatie van noodzakelijke faciliteiten.

Kwalitatief onderwijs

'Er wordt wel gezegd dat elk kind naar school moet, maar op het moment dat het niet blijkt te werken, wordt er maar weinig aan veranderd,' concludeert Tadema uit haar onderzoek. 'Op het moment dat je het onderwijs aanpast, moet je ook zorgen dat het een verbetering is en die kinderen kwalitatief goed onderwijs krijgen. Maar om dat voor elkaar te krijgen moeten zowel de expertise als de faciliteiten op scholen flink worden verbeterd.'

Curriculum vitae

Annemarie Tadema (Assen, 1977) studeerde orthopedagogiek aan Rijksuniversiteit Groningen. Tadema promoveert tot doctor in de gedrags- en maatschappijwetenschappen bij mw.prof.dr. C. Vlaskamp en prof.dr. A.A.J.M. Ruijssenaars. De titel van het proefschrift luidt: 'From policy to practice. Developments in the eucation of children with profound intellectual and multiple disabilities.' Tadema is werkzaam als orthopedagoog bij Talant, een zorginstelling voor mensen met verstandelijke beperkingen.

Noot voor de pers

Meer informatie: Anemarie Tadema, tel. 06-300 648 02, e-mail: a.c.tadema@rug.nl

Redactie: afdeling Communicatie RUG

Postbus 72, 9700 AB Groningen

Tel. 050-363 4444

E-mail: communicatie@rug.nl