Ministerie van Financiën

Bijdrage bij debat over overname ABN AMRO

toespraak | 05-06-2007 | Den Haag, Minister

5 juni 2007

Antwoord van de minister

De minister waarschuwt allereerst voor het feit dat hij vanwege zijn bevoegdheid en de fase waarin het proces zich bevindt wellicht minder kan zeggen dan de Kamerleden hopen. Bovendien komen de geuite zorgen niet allemaal terug in de bevoegdheden van de minister of de Kamerleden. Zij kunnen het proces niet op alle fronten beïnvloeden. De minister heeft een formele bevoegdheid aan het einde van het proces, doordat hij dan beslist om al dan niet een vvgb af te geven. Daartoe moet hij door alle bij het proces betrokken partijen worden beschouwd als een objectieve persoon. Hij moet zich dus onthouden van het ventileren van persoonlijke meningen. Verder is de minister ervan overtuigd dat hij op de gebieden die buiten zijn formele bevoegdheid vallen, alleen effectief kan zijn mits hij zich er niet publiekelijk over uitlaat.

De overnamestrijd rondom ABN AMRO is niet ontbrand door doorgeschoten aandeelhoudersactivisme van TCI en een eventuele overgang van het Rijnlands op het Angelsaksisch model. Vooral ABN AMRO heeft daartoe aangezet. De strijd is haar niet overkomen. ABN AMRO heeft in de afgelopen jaren herhaaldelijk gezegd, zich af te vragen of zij partners moest zoeken. Dit heeft de bank met de aandeelhouders besproken. Een beslissing om iets dergelijks te doen, mag een bestuur zelf nemen. De politiek gaat daar niet over. Zij beoordeelt ook niet of het bestuur van een onderneming gefaald heeft. Er strijden nu twee bancaire partijen om het eigendom van een derde bancaire partij, ABN AMRO, een Nederlandse bank. Dit roept de vragen op of het toezicht op dit proces afdoende geregeld is en of het feit dat dit zich in de financiële sector afspeelt, specifieke problemen oplevert. Over die vragen mag de politiek zich buigen. Hoe het ook zij, een fusie- of overnameproces van deze omvang is nog nooit ter wereld aan de orde geweest. Het is uniek dat dit zich uitgerekend in Nederland voordoet.

Over de vragen in hoeverre de macht van aandeelhouders is doorgeschoten en of dit ten koste is gegaan van de positie van werknemers, klanten, het milieu enzovoorts wordt tijdens de behandeling van het rapport-Frijns gesproken. Nu kan reeds worden opgemerkt dat het belang van aandeelhouders niet altijd prevaleert, getuige de uitspraak van de Ondernemingskamer over de overname van Stork NV eerder dit jaar.

Kennelijk bestaan er juridische instrumenten om meer belangen dan alleen die van aandeelhouders af te wegen. In het overnameproces van ABN AMRO worden de werknemers ook wel degelijk betrokken. Zo heeft de ondernemingsraad adviesrecht en staat er in bepaalde gevallen zelfs beroep open na gebruik van dat adviesrecht. Het bestuur van een onderneming mag wettelijk niet alleen het aandeelhoudersbelang dienen als het in een fusie- of overnameproces zit. ABN AMRO doet dat ook niet. Of de overnamestrijd rondom de bank een treurspel is, kan de minister pas aan het einde daarvan beoordelen. Pas dan kan ook de vraag worden beantwoord of in het proces alle belangen naar behoren tegen elkaar zijn afgewogen, inclusief de belangen van de werknemers. Het mag niemand kwalijk worden genomen als er nog lessen te trekken zijn. Dit is namelijk de eerste keer dat zich zo'n grote overnamestrijd in deze sector voordoet.

De hele wereld kijkt hoe Nederland hiermee omgaat en zal er ook van leren.

In de huidige open economie is het gebruikelijk dat bedrijven andere bedrijven in het buitenland overnemen of ermee fuseren. Nederlandse bedrijven floreren ook dankzij dit systeem. De overheid heeft dus niets gedaan om de verkoop van LaSalle te voorkomen. De minister hoefde in dezen ook geen vvgb af te geven. Een private onderneming heeft namelijk het recht, een onderdeel af te stoten. De overheid of liever gezegd: DNB mag op grond van zijn prudentiële toezichtsfunctie alleen interveniëren als blijkt dat het resterende Nederlandse bankbedrijf daardoor in de problemen komt. In formele zin hebben DNB en de mi nister slechts op twee zaken te letten. Zodra er een vvgb wordt aangevraagd, onderzoekt DNB de soliditeit en de solvabiliteit van de onderneming die ontstaat en de procesrisico's voor de financiële dienstverlening tijdens het fusie- en overnameproces. In dat verband worden ook de gevolgen van een eventuele splitsing, een nieuw ICT-systeem en het onderhoud van de contacten met bestaande klanten en ondernemingen bestudeerd. Indien DNB op grond van haar onderzoek negatief adviseert, geeft de minister sowieso geen vvgb af. Geeft DNB een positief advies, dan rest de minister te bestuderen wat de gevolgen van de fusie of overname voor de gehele financiële sector in Nederland zijn. Hij gaat dan na hoe de risico's in het systeem zijn gespreid, of door eventuele problemen van de nieuwe onderneming een zo groot deel van de kredietverlening in Nederland wegvalt dat het Nederlandse bedrijfsleven zware averij oploopt, of andere financiële instellingen met wie het nieuwe bedrijf relaties heeft in de problemen raken enzovoorts. Dat is het criterium van het risicoprofiel.

In informele zin komt de minister in zijn overleggen op voor het behoud van hoogwaardige werkgelegenheid in Nederland, niet alleen voor werknemers van de bank zelf, maar ook voor die in de adviessector, die zich meestal rondom hoofdkantoren van banken vestigt. Hij vraagt zich af wat het gevolg van de overname van ABN AMRO voor Nederland is, want dat heeft als vestigingsland voor financiële instellingen in de afgelopen jaren een goede naam opgebouwd. De minister heeft de indruk dat elke potentiële partner van ABN AMRO belang hecht aan de mening van de Nederlandse regering over de manier waarop die zijn activiteiten in Nederland wenst te ontplooien en over wat Nederlandse steden en in het bijzonder Amsterdam als vestigingsplaats voor de financiële sector te bieden hebben. De minister waarborgt zijn objectiviteit in het proces door dat niet onnodig te belasten met een groot publiek debat. Hij zet dus niet publiekelijk uiteen wat in zijn ogen de voor- en nadelen van overname door Barclays, respectievelijk het consortium zijn. Ook bespreekt hij niet publiekelijk hoe de potentiële partners zeggen te zullen omgaan met waar hij zich in informele zin voor inzet, dus de werknemersbelangen en Nederland als vestigingsland voor financiële dienstverlening, juist om ten aanzien daarvan meer winst te kunnen boeken. De minister geeft in zijn overleggen met de potentiële partners inzicht in de eventuele voorwaarden die hij zal stellen voor de afgifte van een vvgb. Hij heeft hun gemeld aan welke criteria hij toetst. Dat zijn de criteria die ook in zijn brief aan de Kamer staan.

De minister is van mening dat de overheid over de juiste instrumenten beschikt om haar formele en informele taken uit te voeren. Hij vraagt zich alleen af of het toezicht op het biedingsproces afdoende geregeld is in Nederland. Daarom stelt hij voor, een marktmeester voor fusies en overnames in het leven te roepen. De AFM fungeert reeds als zodanig, maar de vraag is of die zich vroeg genoeg in het biedingsproces mag laten gelden. Wellicht is dit het geval zodra het Besluit openbare biedingen naar aanleiding van de Europese overnamerichtlijn moet worden gewijzigd.

Was dat al het geval geweest, dan had de AFM in de overnamestrijd rondom ABN AMRO kunnen optreden zodra er een bod in aantocht was en niet pas nadat er een bod was uitgebracht. De minister zal nagaan of er meer nodig is dan een wijziging van het Besluit openbare biedingen op grond waarvan de AFM eerder en strenger kan optreden. Hij zal daartoe buitenlandse modellen en de rol van het Britse TOP bestuderen, al toetst dat panel alleen op de aandeelhouderswaarde. De overheid mag wat de minister betreft niet formeel instrumenten in handen krijgen om eventuele fusies en overnames in het bedrijfsleven te beoordelen op aspecten zoals werkgelegenheid en de gevolgen voor het vestigingsklimaat; dergelijke belangen moeten wel worden behartigd, maar informeel.

Naar verwachting is in de tweede helft van augustus het officiële biedingsbericht van zowel Barclays als het consortium bekend. Tegen die tijd heeft de Hoge Raad waarschijnlijk arrest gewezen inzake de verkoop van LaSalle aan de Bank of America. Op dat moment kan alle betrokkenen meer duidelijkheid worden geboden. DNB-president Wellink is volstrekt objectief in de overnamestrijd. Hij heeft niet specifiek een opmerking over de rol van TCI gemaakt, maar in het algemeen gesteld dat juist bij een bankovername de gevolgen voor de stabiliteit en de solvabiliteit van de gehele financiële sector in Nederland in overweging moeten worden genomen en niet alleen de belangen van aandeelhouders. Deze stelling valt binnen zijn verantwoordelijkheid evenals zijn stelling dat de door het consortium voorgestelde splitsing van ABN AMRO riskant en complex is.

Hij heeft hiermee niet vooruitgelopen op de al dan niet af te geven vvgb en zijn objectiviteit evenmin in gevaar gebracht. Hij nam zijn stellingen in het openbaar in omdat die naar zijn mening koersgevoelige informatie betroffen.

Er kleven niet alleen risico's aan het feit dat verschillende partijen op ABN AMRO aan het bieden zijn, maar ook aan de manier waarop de bank eventueel wordt gesplitst. Het afsplitsen van een bepaald land is niet zo riskant als het opsplitsen van activiteiten binnenslands, die met elkaar verweven zijn. Daardoor kan de dienstverlening aan klanten in gevaar komen. Een streng toezicht is dus vereist.

De beoordeling van de vraag of het evenwicht tussen alle belanghebbenden, dus bedrijfsbestuur, werknemers en aandeelhouders, in Nederland voldoende kan worden gerealiseerd, was niet aan de commissie- Frijns, maar is wel aan het kabinet. Naar aanleiding van de aanbevelingen van genoemde commissie inzake de macht van aandeelhouders overweegt het kabinet ook de positie van werknemers in het geheel. De minister vindt het zeer sympathiek dat de commissie aanbeveelt om volstrekt inzicht te eisen in alle beloningen van het ondernemingsbestuur die afhankelijk zijn van het al dan niet slagen van een overname of fusie.

Juist omdat van het bedrijfsbestuur wordt verlangd dat dit de belangen van alle belanghebbenden dient en niet slechts zijn eigenbelang, moet dat inzicht bieden in zijn beloningen. Het eisen van bevriezing zoals de heer Tang suggereert, is daartoe niet strikt noodzakelijk; soms hebben aandeelhouders oprecht waardering voor het feit dat een fusie- of overnameproces in de ene dan wel de andere richting wordt afgerond en mogen zij het bestuur daarvoor belonen. Er mag alleen geen twijfel ontstaan over de vraag of het bestuur in een dergelijk proces niet in de eerste plaats kijkt naar hoeveel dat er zelf aan over houdt.

Nadere gedachtewisseling
De heer Irrgang (SP) vraagt zich af of het verstandig is dat de minister verkiest, achter de schermen te opereren. Hij kan juist door publiekelijk te opereren, extra druk uitoefenen en publieke toezeggingen krijgen.

Waarom vraagt de minister de partijen niet om openbaar te maken of er gedwongen ontslagen zullen vallen en om te garanderen dat het hoofdkantoor van ABN AMRO ook over vijf jaar nog in Amsterdam staat? Biedt de wet de minister echt niet meer ruimte dan waar hij gebruik van maakt? Het TOP had al toezicht kunnen uitoefenen vanaf het moment dat de brief van TCI verscheen. Dat voorkomt marktmanipulatie door hedge fondsen.

In Nederland moet dat ook mogelijk worden. De positie van de raad van commissarissen wordt bepaald door de macht van aandeelhouders, omdat die de raad veel te gemakkelijk kunnen ontslaan. De commissarissen zullen daarom geneigd zijn, vooral naar het aandeelhoudersbelang te kijken. Om dat te veranderen, is meer nodig dan alleen inzichtelijkheid in de beloningen.

Mevrouw Kos¸er Kaya (D66) vraagt nogmaals of de biedingsstrijd bewust is uitgelokt of opgeklopt. Zijn er nadere spelregels nodig om te voorkomen dat aandeelhouders voor een voldongen feit worden gesteld, zoals is gebeurd met de verkoop van LaSalle? Hoe moet het voornemen van de minister om de rol van de AFM te versterken worden beschouwd in relatie tot de klachten van het bedrijfsleven over de omvang van de AFM? Wat zijn precies de bevoegdheden van de minister in de verkoop van LaSalle en de wijze waarop de biedingsstrijd is uitgelokt? De heer Vendrik (GroenLinks) merkt op dat de minister mondeling weinig heeft toegevoegd aan wat al in zijn brief stond, waarschijnlijk vanwege de openbaarheid van dit overleg. Hij wil meer informatie over twee essentiële onderdelen van het proces: de informele belangenbehartiging van werknemers en de toekomst van Amsterdam als financieel centrum.

Daartoe en omdat de Kamer het recht opeist om het fijne te weten van de criteria die de minister hanteert bij de afgifte van een vvgb en de nadere invulling van zijn bevoegdheden doet de heer Vendrik het procedurele voorstel om dit overleg achter gesloten deuren voort te zetten. Het spijt hem, te merken dat de minister niet voornemens lijkt te zijn om debatten over algemenere kwesties waartoe de overnamestrijd rondom ABN AMRO aanleiding geeft, te voeren: globalisering, overname, de positie van werknemers en van Nederland, corporate governance. Hij zal daarom een parlementair onderzoek naar de gevolgen van globalisering, financiële globalisering in het bijzonder, gelasten.

De heer Cramer (ChristenUnie) vertrouwt erop dat de minister zijn taken naar behoren vervult en dat de Kamer en hij tijdens de behandeling van het rapport van de commissie-Frijns en na de overnamestrijd meer tegen elkaar kunnen zeggen.

De heer Tang (PvdA) hoopt dat de risico's worden beperkt doordat de toezichthouders volledig gebruikmaken van hun bevoegdheden. Wat betekent de overnamestrijd rondom ABN AMRO voor de spelregels? Is transparantie over de beloningen van bestuurders afdoende, gezien het feit dat het principiële punt in een overnamestrijd is dat bestuurders hetzelfde belang krijgen als aandeelhouders, terwijl zij niet alleen het belang van aandeelhouders mogen dienen? Belangen van werknemers worden gewaarborgd door de beloningen te beperken.

De centrale ondernemingsraad heeft geen duidelijkheid over de gevolgen van overname van ABN AMRO. Het biedingsproces verloopt dus niet zo goed.

De heer Van der Vlies (SGP) herhaalt dat de overheid niet op de stoel van de ondernemer mag zitten, zodat de reikwijdte van dit overleg beperkt is. Hij vertrouwt erop dat de minister zijn taak naar behoren vervult en optimaal van zijn bevoegdheden gebruikmaakt. De minister zal zich daar na afloop van het proces voor moeten verantwoorden. Dan kan het kalf al wel verdronken zijn. Dat is het nadeel van controle achteraf. Nu is het niet anders, want spelregels kunnen tijdens een spel niet worden veranderd.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA) vraagt of beide partijen al een bod hebben uitgebracht en of er medio augustus duidelijkheid is, omdat dan de termijn van dertien weken is verstreken waarbinnen de minister beslist, al dan niet een vvgb af te geven. Zijn er al gesprekken met de Europese Commissie over de op handen zijnde overname met het oog op mededingingsaspecten gaande? Velt de Europese Commissie ook tegen half augustus een oordeel over de eventuele overname? Wil de minister meer duidelijkheid geven over de vijf criteria en eventuele andere die hij hanteert alvorens tot vvgb-afgifte over te gaan? Zegt de minister een evaluatie na afronding van het overnameproces toe? De heer Weekers (VVD) verzoekt ook om nadere uitwerking van de vijf criteria die de minister hanteert. Klopt het dat de beoordeling van de minister niet veel verder gaat dan de beoordeling van DNB, terwijl de wet hem wel meer instrumenten biedt? De heer Weekers heeft er begrip voor dat de minister niet kan ingaan op de vraag wat de gevolgen van overname door Barclays, hetzij het consortium voor de economie en de schatkist op korte en lange termijn zijn, maar wil wel antwoord op de vraag hoe er toezicht zal worden gehouden op het scenario dat het consortium voor ogen heeft.

De heer Tony van Dijck (PVV) vraagt of de minister zijn informele bevoegdheid niet beter voor dan achter de schermen kan gebruiken, zodat hij meer druk kan uitoefenen en harde toezeggingen kan afdwingen over de werkgelegenheid en het hoofdkantoor. Heeft de minister voldoende formele bevoegdheden om te voorkomen dat de gevolgen voor de financiële sector desastreus zullen zijn? Wordt onderzocht hoe in het buitenland met dergelijke overnameprocessen wordt omgegaan en of er nog sprake is van een level playing field? Kan de Europese Commissie in dezen meer dan alleen aan de mededingingsrichtlijn toetsen? De minister is er nog steeds niet van overtuigd dat hij publiekelijk meer kan afdwingen op vlakken waarop hij formeel geen bevoegdheden heeft dan achter de schermen. Achter de schermen kan hij voor betere verhoudingen zorgen met alle betrokken partijen en zodoende proberen te voorkomen dat er gedwongen ontslagen vallen en het hoofdkantoor buiten Nederland wordt geplaatst. De wet biedt de minister niet meer ruimte dan de ruimte waarvan hij gebruik maakt. De wet is uitgebreid tegen het licht gehouden, maar andere rollen kan hij op grond daarvan niet spelen. De minister kan alleen beslissen om al dan niet een vvgb af te geven.

Zodra de AFM maar een vermoeden heeft van marktmisbruik of manipulatie, kan zij een onderzoek starten. Het Britse TOP kan meer een ordenende, sturende rol in een biedingsproces spelen dan de AFM, maar dankzij de wijziging van het Besluit openbare biedingen zal de AFM eerder kunnen ingrijpen. Tijdens de voorhang van dat besluit kan worden nagegaan of de AFM ook op andere fronten meer zoals het TOP moet gaan fungeren, al neemt het TOP alleen de aandeelhouderswaarde in overweging.

De biedingsstrijd is noch gemanipuleerd, noch uitgelokt. De AFM heeft daar tenminste geen melding van gemaakt. Er zijn ook geen klachten over de manier waarop zij in deze overnamestrijd opereert. Als het bedrijfsleven niet over de AFM in het algemeen klaagde, zou zij haar werk niet goed doen. Zij is namelijk in het leven geroepen om het het bedrijfsleven lastig te maken.

De minister denkt niet dat hij na de afronding van het overnameproces van ABN AMRO zal constateren dat hij en DNB meer instrumenten moeten krijgen om prudentieel toezicht te houden. Wel houdt hij voor mogelijk dat er tijdens de evaluatie naar aanleiding van de uitspraak van de Ondernemingskamer en het arrest van de Hoge Raad inzake de verkoop van LaSalle een brede discussie op gang komt over plaats en functie van de Ondernemingskamer in fusie- en overnameprocessen.

De minister vraagt in zijn overleg met partijen naar de werkgelegenheidseffecten van hun plannen, of zij sociale plannen hebben en, zo ja, of zij ondernemingsraden en andere vakbonden bij de vormgeving daarvan betrekken, en welke criteria zij hanteren om het hoofdkantoor al dan niet in deze of gene stad in Nederland te vestigen. Zodra de minister misverstanden ziet rijzen, geeft hij opheldering om de partijen bij hun afwegingen te helpen. Hij heeft oprecht de indruk dat alle partijen de betrokkenheid van werknemers en de effecten van hun plannen op de werkgelegenheid volstrekt legitieme gespreksonderwerpen vinden. Zij laten zich zeker iets gelegen liggen aan de mening van de Nederlandse regering. De vijf criteria kan de minister niet veel concreter maken dan in de brief verwoord staat, anders moet hij zeer gevoelige, bedrijfsinterne informatie over ABN AMRO geven. Het is onverstandig om dat tijdens dit overleg te doen.

Naar aanleiding van de discussie over private equity en hedge fondsen heeft het kabinet een onderzoek gestart naar de representativiteit van de incidenten die zich daarbij voordoen met als doel, te bepalen hoe de overheid daarin proportioneel kan of moet ingrijpen. Het kabinet heeft de SER eveneens om advies gevraagd over de gevolgen van globalisering voor het Nederlands vestigingsklimaat en bedrijfsleven. Het is aan de Kamer om te beslissen om in aanvulling op dat advies een parlementair onderzoek te starten.

Tijdens de behandeling van het rapport-Frijns gaat de minister in op de vraag of meer inzichtelijkheid in de beloningen van bestuurders de oplossing is. In de huidige biedingsregels staan alleen bepalingen over de gezamenlijke beloning voor vertrekkende bestuurders. In het nieuwe Besluit openbare biedingen wenst het kabinet ook bepalingen over de individuele beloningen van alle bestuurders in geval van overname op te nemen.

DNB en de minister hebben van begin af aan hun verantwoordelijkheid voor de klanten van ABN AMRO buitengewoon serieus genomen. DNB gaat dagelijks na of zich dingen voordoen die aanleiding tot onrust onder klanten geven. Dergelijke dingen hebben zich in de afgelopen maanden niet voorgedaan. De minister en DNB blijven monitoren.

In augustus zullen de officiële biedingsberichten zijn uitgebracht. Daarna kan een aandeelhoudersvergadering worden georganiseerd. De minister doet geen uitspraak over de vraag of hij tegen die tijd al dan niet een vvgb zal hebben afgegeven, omdat een dergelijke uitspraak koersgevoelig is.

Bovendien is het aan het bedrijf dat al dan niet de vvgb ontvangt om dat eventueel openbaar te maken.

Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor het aan de Europese Commissie melden van overnames en fusies. Het is niet bekend of ABN AMRO dat al heeft gedaan en of dat noodzakelijk is. De minister zegt toe met de Kamer alle relevante aspecten van het overnameproces te evalueren, zodra dat is afgerond.

Voor toezicht op het consortium is nog geen oplossing gevonden. Over het toezicht als Barclays de winnende partij is, hebben toezichthouders overeenstemming bereikt.

Het kabinet heeft de indruk dat bedrijven in Nederland niet gemakkelijker zijn over te nemen dan bedrijven elders in Europa. De Nederlandse wetgeving biedt bedrijven voldoende instrumenten om zich te wapenen tegen vijandige overnames, maar heeft een optioneel karakter. Een bedrijfsbestuur kan dus besluiten om geen gebruik te maken van die instrumenten.

Dat is in Nederland vaak gebeurd vanwege het internationale karakter van het aandeelhoudersbestand, terwijl in landen als Frankrijk en Duitsland 80% van het aandeelhoudersbestand vaak Frans of Duits is.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 31 052, nr. 2 13


* Laatst aangepast: 17-07-2007