Kamerbrief inzake schriftelijke vragen over het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Egypte van 18 tot 22 februari 2007 (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2007/06/Kamerbrief-inzake-schriftelijke-vragen-over-het-be.html) 04-06-2007 |
Samenvatting:
Inhoud:
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over het bezoek van de
mensenrechtenambassadeur aan Egypte van 18 tot 22 februari 2007. Deze vragen
werden ingezonden op 26 april 2007 met kenmerk 07-BuZa-B-026.
De minister van Buitenlandse Zaken,
drs. M.J.M. Verhagen
Antwoord van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van
de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de reis van de
mensenrechtenambassadeur aan Egypte van 18 tot 22 februari 2007.
Vraag 1
Welke projecten en programma's worden door Nederland (financieel) ondersteund
en welke projecten en programma's worden door Nederland in EU-verband
ondersteund?
Antwoord
Het gedelegeerde programma voor ontwikkelingssamenwerking van Nederland in
Egypte (MJSP 2005-08) richt zich op de watersector (circa 60% van de
portefeuille) en op de thema's goed bestuur/ mensenrechten (circa 20%), gender
(circa 10%) en ondernemingsklimaat (circa 10%). Beleidsuitvoering op de thema's
goed bestuur en mensenrechten is echter niet beperkt tot themaspecifieke
activiteiten maar loopt ook via mainstreaming van dit thema in andere
activiteiten zoals die in de watersector. Het Nederlandse beleid wordt
uitgevoerd in samenspraak en goed overleg met de overheid, maatschappelijke
organisaties, bedrijfsleven en multilaterale en bilaterale donoren.
In 2006 kwam 42% van het gedelegeerde Nederlandse OS-programma van bijna EUR
9 miljoen ten goede aan steun aan politieke hervormingen, versterking van
democratie en verbetering van mensenrechten. Specifieke voorbeelden van deze
activiteiten zijn: steun aan de Nationale Raad voor de Mensenrechten (NCHR),
steun aan de Nationale Vrouwenraad, versterking van organisatievorming en
lobbykracht van watergebruikers, mensenrechtentraining voor leden van de
rechterlijke macht, politie, journalistiek en gevangeniswezen, vergroting van
transparantie in de begrotingscyclus en steun aan verkiezingswaarneming.
De EU is een van de grootste donoren in Egypte. In 2002-2006 was de hulp
(totaal EUR 594 miljoen) gericht op:
Voor de periode 2007-2010 is een bedrag van EUR 558 miljoen begroot in het
kader van het ENP-Actieplan waarbij de volgende prioriteiten zijn gesteld:
Concrete activiteiten zijn in ontwikkeling.
Vraag 2
Welke punten heeft de mensenrechtenambassadeur tijdens zijn gesprek met het
maatschappelijk middenveld naar voren gebracht over de mensenrechtensituatie in
Egypte?
Antwoord
De mensenrechtenambassadeur heeft met een breed palet aan vertegenwoordigers
van het Egyptische maatschappelijk middenveld gesproken, variërend van
mensenrechten- NGO's, mensenrechtenactivisten, vertegenwoordigers van de
vrouwenbeweging tot juristen en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in
Egypte (in kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen). Vrijwel alle
thema's die in mijn brief van 29 maart jl. (Kamerstuk 30 800 V, nr. 78) worden
genoemd, zijn ook bij deze gesprekspartners opgebracht.
Vraag 3
Kunt u een overzicht geven van het aantal politieke gevangenen in de
afgelopen vijf jaar? Is er sprake van een toename of een afname?
Antwoord
Rapporten van mensenrechtenorganisaties spreken al enige jaren over circa
18.000 personen die in administratieve detentie worden gehouden. De overheid
stelt dat er slechts 4.000 zijn. Naar mag worden aangenomen bestaat het
overgrote deel van deze gevangenen uit leden of aanhangers van de Moslim
Broederschap en andere verboden islamitische organisaties. Een onbekend aantal
van hen zit al vele jaren vast, veelal zonder normale rechtsgang. Deze personen
worden ervan verdacht een bedreiging voor de veiligheid van de staat te vormen
en worden vaak vastgehouden met gebruikmaking van de bijzondere bevoegdheden
onder de bestaande noodtoestand. Na de aanslagen in de Sinaï en in Caïro in
2004, 2005 en 2006, maar in het bijzonder na de aanslag in Taba in 2004, is het
aantal gevangenen in korte tijd sterk toegenomen. Er zijn toen vele honderden
arrestaties verricht, maar de meeste gevangenen zijn nadien weer vrijgelaten.
Niet aan verboden islamitische partijen gerelateerde gevangenen zijn, onder
andere, Ayman Nour (veroordeeld wegens valsheid in geschrifte) en de blogger
Karim Amer (onder andere veroordeeld wegens aanzetten tot haat jegens de islam
en belediging van het staatshoofd).
Vraag 4
De EU heeft een Associatieovereenkomst met Egypte waarin een
mensenrechtenclausule is opgenomen. Om dit te monitoren vindt er elk jaar een
bespreking plaats. Wanneer heeft de laatste plaatsgevonden? Wat waren de
uitkomsten hiervan? Op welke wijze heeft de EU aangegeven dat Egypte aan de
algemeen aanvaarde mensenrechtencriteria dient te voldoen? Worden er sancties
genomen indien niet wordt voldaan aan de criteria?
Antwoord
De EU spreekt Egypte met regelmaat aan op de Egyptische
mensenrechtensituatie, mede in het kader van het EU-Egypte
Associatieovereenkomst. Recent is met Egypte een actieplan overeengekomen onder
het Europees Nabuurschapsbeleid, waarin is afgesproken dat tussen de EU en
Egypte een regelmatige formele dialoog plaats zal vinden over mensenrechten en
democratisering.
Deze laatste ontwikkeling is verwelkomd tijdens de EU-Egypte Associatieraad
die op 6 maart jl. plaatsvond. In een verklaring in verband met deze bijeenkomst
heeft de EU onder meer het algemene belang van respect voor mensenrechten en
democratie benadrukt. De verklaring bevatte ook een oproep aan de Egyptische
autoriteiten om iedere vorm van marteling uit te bannen. Ook heeft de EU
gerefereerd naar haar opstelling ten aanzien van de doodstraf. Ten slotte werd
het belang van beëindiging van de noodtoestand benadrukt. De
Associatieovereenkomst is er primair op gericht om door middel van kritische
dialoog en samenwerking een veranderingsproces te bewerkstelligen.
Vraag 5
Een van de voorgestelde grondwetswijzigingen is dat verkiezingswaarneming
door een onafhankelijke commissie zou kunnen worden uitgevoerd. Kunt u uitleggen
wat met deze commissie wordt bedoeld?
Antwoord
Artikel 88 van de gewijzigde grondwet stelt dat het toezicht op verkiezingen
zal worden uitgevoerd door een onafhankelijke Hoge Commissie. De samenstelling
en het mandaat van deze commissie zijn in een wet nader uitgewerkt. De Hoge
Commissie heeft elf leden en bestaat voor meer dan de helft uit zittende en
gepensioneerde rechters. De Hoge Commissie benoemt zogenaamde Algemene Comités
die op het
niveau van kiesdistricten toezicht houden op de verkiezingen, onder andere
door bezoek aan kieslokalen en controle op het tellen van de stembiljetten. In
de Algemene Comités hebben drie tot negen rechters zitting, afhankelijk van de
grootte van het kiesdistrict. De Hoge Commissie is eveneens belast met de
vorming van subcomités, bestaande uit ambtenaren, die de kieslokalen bemannen.
De Hoge Commissie heeft vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld
onlangs officieel uitgenodigd het gehele verkiezingsproces te monitoren.
Vraag 6
Zijn er tussen Egypte en Nederland of in het kader van de EU afspraken of
overeenkomsten over het uitleveren van terrorismeverdachten aan Egypte? Zo ja,
hoe verhouden deze uitspraken zich met internationale mensenrechtenverdragen?
Antwoord
Er bestaan noch bilateraal noch in EU-verband afspraken of overeenkomsten
over het uitleveren van terrorismeverdachten aan Egypte.
Vraag 7
Deelt u de mening dat terrorismeverdachten bij uitlevering door EU-lidstaten
aan Egypte ernstige risico's op marteling lopen? Zo nee, waarom niet? Wat is uw
analyse van de antiterrorismewetgeving van Egypte en hoe verhoudt deze zich tot
internationale mensenrechtenstandaarden?
Antwoord
De regering is van mening dat de huidige antiterrorismewetgeving van Egypte,
die dateert uit 1992, op een aantal punten op gespannen voet staat met inter
nationale mensenrechtenstandaarden. In mijn brief aan de Kamer van 29 maart jl.
(Kamerstuk 30 800 V, nr. 78) heb ik bovendien aangegeven dat de Egyptische
autoriteiten niet ontkenden dat marteling in Egypte voorkomt. De kans dat
terrorismeverdachten dit lot treft, acht ik derhalve reëel. Nederland benadrukt
bij de Egyptische autoriteiten het belang van het voorkomen van marteling en het
vervolgen van verdachten die zich aan dit soort praktijken strafbaar zouden
hebben gemaakt.
Vraag 8
Wat is uw oordeel over de onlangs door het Egyptische parlement aangenomen
grond-wetswijzigingen? En wat is uw oordeel over de kritiek dat deze nieuwe
wetgeving willekeurige arrestatie en de mogelijkheid van instelling van speciale
militaire of 'exceptionele' tribunalen in naam van antiterrorisme makkelijker
maakt? Blijft u Egypte aanspreken op de aangegane internationale
mensenrechtenverplichtingen? Zo ja, op welke wijze?
Vraag 9
De Egyptische overheid werkt aan anti-terrorismewetgeving. Deze wetgeving zal
volgens de Egyptische overheid niet tornen aan de burgerrechten die in de
grondwet zijn vastgelegd. Amnesty International echter meldt in haar rapport
'Systematic abuses in the name of security' van 11 april 2007 dat de
mensenrechtenschendingen onder de nieuwe anti-terreurwetgeving gewoon kunnen
voortbestaan. Wat is uw reactie hierop?
Antwoord
Er zijn 34 wijzigingen van de grondwet doorgevoerd. De Egyptische overheid
stelt hiermee politieke participatie in Egypte te willen vergroten en beoogt
tegelijkertijd risico's van sektarisme en terrorisme tegen te gaan. Daartoe
wordt onder andere het kiesstelsel herzien en zijn de bevoegdheden van het
parlement en de premier uitgebreid ten koste van de macht van de president. Een
aantal grondwetswijzigingen (zoals antiterrorisme en toezicht op verkiezingen)
zal in nadere wetgeving worden uitgewerkt. Hoewel in algemene zin sprake is van
een welkome modernisering van de grondwet, zal het effect van de belangrijkste
hervormingen, ten goede of ten slechte, moeten blijken uit deze nadere wetgeving
en de implementatie daarvan in de praktijk. Dit geldt in het bijzonder voor de
nog op te stellen antiterrorismewetgeving.
Deze nieuwe wetgeving wordt thans voorbereid door een commissie, ingesteld
door het Ministerie van Justitie, die zich mede laat leiden door vergelijkbare
wetgeving in een aantal Westerse landen. Het nieuwe artikel 179 van de nieuwe
Grondwet bepaalt dat in het geval van verdenking van terrorisme opsporing en
onderzoek zal plaatsvinden onder toezicht van de rechterlijke macht en dat een
drietal burgerrechten (het verbod op huiszoeking, afluisterpraktijken en
vrijheidsberoving zonder rechterlijk bevel) daaraan niet in de weg kan staan.
Het valt niet op voorhand te zeggen of de nog op te stellen antiterrorismewet
zal leiden tot schending van de mensenrechten.
De Nederlandse regering acht het wenselijk dat de nieuwe
anti-terrorismewetgeving in Egypte wordt omgeven door de nodige garanties, in
het bijzonder een duidelijke omschrijving van terrorisme en onafhankelijke
rechterlijke toetsing van het handelen door de overheid. Dergelijke garanties
bestaan onvoldoende onder de huidige wetgeving en onder de noodtoestand die
thans van kracht is en die na invoering van de nieuwe antiterrorismewetgeving
door de Egyptische regering zal worden opgeheven.
Volgens hetzelfde artikel 179 heeft de president het recht zaken waarin
sprake is van terrorisme door te verwijzen naar een door hem te verkiezen hof,
waaronder militaire tribunalen. De instelling van een beroepsinstantie voor
zaken die voor een militair tribunaal verschijnen is onlangs in het parlement
goedgekeurd. De Nederlandse regering is van mening dat burgers niet door
militaire tribunalen dienen te worden berecht. Overigens is het onder de huidige
noodtoestand mogelijk arrestaties te verrichten en burgers door militaire
tribunalen te laten berechten voor beschuldigingen als het in gevaar brengen van
de nationale veiligheid of van de openbare orde, zonder dat noodzakelijkerwijs
sprake is van terrorisme. Er lijkt derhalve sprake van toespitsing van de
antiterrorismewetgeving in plaats van een verruiming.
Nederland spreekt de Egyptische autoriteiten zowel bilateraal als in
EU-verband aan op aangegane mensenrechtenverplichtingen, meest recentelijk in
een openbare EU-verklaring van 3 april jl., waarin wordt gewezen op het feit dat
er slechts weinig tijd is geweest voor publiek debat over het proces van
constitutionele hervormingen en dat de EU ontwikkelingen rond de nieuwe
anti-terreurwetgeving nauwlettend zal blijven volgen. Ook heeft de EU benadrukt
dat iedere nieuwe wetgeving dient te voldoen aan internationale standaarden.
Vraag 10
Wat is uw oordeel over de inhoud en de aanbevelingen van het rapport 'Egypt:
Systematic abuses in the name of security' van Amnesty International van 11
april 2007? Geeft het systematische karakter van de mensenrechtenschendingen,
waarvan dit rapport melding maakt, u aanleiding om in EU-verband deze
schendingen aan de orde te stellen in de Associatieraad EU-Egypte, gelet op de
mensenrechtenclausule die het Associatieverdrag bevat? Zo nee, welke dringende
reden verzet zich daartegen?
Antwoord
Ik kan in grote lijnen instemmen met de aanbevelingen die worden gedaan in
het rapport van Amnesty International. Voor uw vraag inzake het aan de orde
stellen van mensenrechtenschendingen in de Associatieraad EU-Egypte verwijs ik u
naar mijn antwoord op vraag 4.
Vraag 11
Amnesty International meldt dat Egyptische veiligheidsdiensten, in het
bijzonder de State Security Investigations Services (SSI), die vergaande
bevoegdheden hebben onder de noodtoestand die de afgelopen veertig jaar vrijwel
onafgebroken van toepassing is geweest, zich schuldig maken aan arbitraire
arrestaties, langdurige detentie zonder proces, marteling en andere
mishandelingen. Heeft de mensenrechtenambassadeur de Egyptische autoriteiten
hierop aangesproken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom staat dat niet in het
verslag?
Antwoord
De mensenrechtenambassadeur heeft de Egyptische autoriteiten aangesproken op
arbitraire arrestaties, langdurige detentie zonder proces, marteling en andere
mishandelingen. Hieronder valt uiteraard ook het handelen van de Egyptische
veiligheidsdiensten.
Vraag 12
Volgens Amnesty International is Egypte een belangrijke plaats van bestemming
voor 'rendition' van terreurverdachten. Vele verdachten met de Egyptische
nationaliteit zijn door de VS, Europese en Arabische landen vanuit het
buitenland overgebracht naar Egypte ondanks het bekende risico op marteling.
Egypte heeft hun identiteit nooit bekend gemaakt, noch de reden voor hun
detentie en de plaats van detentie. Heeft de mensenrechtenambassadeur de
Egyptische autoriteiten aangedrongen op bekendmaking van deze informatie? Zo ja,
wat was de reactie? Zo nee, waarom niet? Waarom heeft de
mensenrechtenambassadeur hiervan geen melding gemaakt in het verslag?
Antwoord
De Egyptische autoriteiten zijn niet aangesproken op rendition-gerelateerde
thema's omdat hiervan geen duidelijke bewijzen voor handen zijn. De
mensenrechtenambassadeur heeft wel zijn zorg uitgesproken over praktijken zoals
genoemd in het antwoord op vraag 11.
Vraag 13
Kunt u aangeven hoeveel klachten er zijn ingediend conform de
klachtenmechanismen die de Egyptische overheid heeft ingesteld en hoeveel van
deze klachten zijn gehonoreerd?
Antwoord
De Egyptische Nationale Raad voor de Mensenrechten (National
Council for Human Rights, NCHR) rapporteert jaarlijks over de
mensenrechtensituatie in Egypte. De Raad is het aanspreekpunt voor klachten van
burgers, NGO's etc, is bevoegd onderzoek in te stellen en navraag te doen naar
mensenrechtenschendingen. Van 1 januari 2005 tot 1 maart 2006 heeft de NCHR 6528
klachten van verschillende aard ontvangen, waarvan er 1970 in behandeling zijn
genomen door de betrokken instanties (ministeries, provinciale en lokale
overheden, universiteiten, bedrijven en banken) van de klacht op de hoogte te
stellen. In bijna de helft van de gevallen (49%) is hierop gereageerd, waarbij
de centrale overheid met een respons van meer dan 60% goed presteert. In de
afgelopen drie jaar heeft de Raad ook gewerkt aan de instelling van een
klachtenregistratiesysteem. Vanaf dit jaar zal de Raad ook de follow-up van de
klachtenbehandeling door de betrokken instanties monitoren. Hiertoe is per 1
april van dit jaar met steun van de Europese Commissie een Nationale Ombudsman
ingesteld. De NCHR heeft belangstelling geuit voor samenwerking met de
Nederlandse Ombudsman.
Vraag 14
Zijn in de gesprekken die de mensenrechtenambassadeur met Egypte gevoerd
heeft ook de resoluties aan de orde geweest van de VN-mensenrechtencommissie en
haar opvolger de VN mensenrechtenraad met betrekking tot het uiten van kritiek
op religies? Wat was de Egyptische positie ten aanzien van deze resoluties?
Deelden de Egyptische autoriteiten de visie dat men zich kritisch moet kunnen
uitlaten over godsdiensten?
Heeft de ambassadeur, toen de uitspraken van het lid Wilders ter sprake
kwamen, voor het evenwicht en voor de eerlijkheid ook de disproportionele
reactie van moslims op de Mohammed-cartoons aan de orde gesteld?
Antwoord
Ja, daarover is gesproken. Egypte is een van de landen die de afgelopen jaren
initiatiefnemer is geweest van resoluties over belastering van godsdiensten. De
mensenrechtenambassadeur heeft nogmaals aangegeven waarom Nederland zich niet
kan verenigen met het concept van het 'belasteren van godsdiensten'. Hij heeft
gesteld dat, ook al zou men wensen dat men voorzichtig is in het uiten van
kritiek op enige godsdienst, het in Nederland een ieder vrij staat zulke kritiek
te leveren. Van Egyptische zijde is benadrukt dat men godsdienstige opvattingen
met respect tegemoet dient te treden. De mensenrechtenambassadeur heeft gemeend
mede gegeven de beschikbare tijd de discussie over de Me Mohammed cartoons niet
opnieuw te moeten voeren.
Vraag 15
Heeft de mensenrechtenambassadeur in Egypte gepleit voor het verwijderen van
de vermelding van iemands religie op zijn identiteitskaart? Is door hem aandacht
gevraagd voor de problemen die moslims ondervinden wanneer zij overgaan tot het
christelijk geloof en de vermelding op hun identiteitskaart moeten wijzigen? Zo
ja, hoe is daar op gereageerd? Zo nee, waarom niet?
Vraag 16
De brief meldt dat de ambassadeur de positie van de Bahai aan de orde heeft
gesteld. In hoeverre maakt Nederland zich ook zorgen over de positie van
Koptische christenen die in diverse steden door moslims als tweederangs burgers
worden behandeld? Is hun positie door de mensenrechtenambassadeur ter sprake
gebracht en hoe werd daar op gereageerd? Welke inspanningen zal Nederland in de
nabije toekomst plegen om verbetering van de positie van christenen in de
Egyptische samenleving na te streven?
Antwoord
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 29 maart jl. heeft de
mensenrechtenambassadeur de Nederlandse zorgen met betrekking tot de
problematiek rond de identiteitskaart opgebracht bij de Egyptische autoriteiten.
Hij heeft hierbij gepleit voor verstrekking van identiteitskaarten zonder
vermelding van religie. De Egyptische autoriteiten hebben aangegeven, dat actief
gezocht werd naar een oplossing die voor alle partijen aanvaardbaar is. Dit is
bevestigd door bronnen uit het maatschappelijk middenveld.
De mensenrechtenambassadeur is niet specifiek ingegaan op de positie van
Koptische christenen of de problemen die moslims die over zijn gegaan tot het
christelijk geloof ondervinden. De Nederlandse ambassade brengt dit onderwerp
echter met regelmaat ter sprake in haar contacten met de autoriteiten. De
ambassade onderhoudt bovendien nauwe contacten met vertegenwoordigers van de
Koptisch-christelijke gemeenschap in Egypte en zal in goed overleg met hen
blijven bezien op welke manier Nederland een positieve rol kan vervullen in
dezen.
Vraag 17
Wat zijn de verwachtingen van de Nederlandse regering als het gaat om de rol
die de Egyptische Nationale Raad voor de Mensenrechten zou kunnen spelen voor de
verbetering van de positie van religieuze minderheden in Egypte?
Antwoord
De regering ziet een belangrijke rol weggelegd voor de Nationale Raad voor de
Mensenrechten (NCHR) met betrekking tot de positie van religieuze minderheden.
Deze zal een nuttige bemiddelende functie kunnen vervullen. Ik verwijs hierbij
naar het reeds in het verslag genoemde seminar inzake het vraagstuk van
vermelding van religie op identiteitsbewijzen. Een ander voorbeeld is de rol van
de NCHR bij het voorkomen dat gearresteerde (veelal christelijke) Soedanese
vluchtelingen Egypte werden uitgezet na een gewelddadig verlopen ontruiming eind
2004.
Volgend jaar zal de NCHR vestigingen openen op het platteland, zodat ook de
rurale bevolking, waaronder religieuze minderheden, betere toegang heeft tot de
diensten van de NCHR. Nederland verleent financiële steun aan deze uitbreiding.
Vraag 18
Kunt u meer specifiek ingaan op de uitspraken van de verschillende
gesprekspartners van de mensenrechtenambassadeur over de uitlatingen van het lid
Wilders aangaande de Koran en de profeet Mohammed? Wat hebben zij exact gezegd?
Kunt u tevens meer specifiek aangeven wat hierop de reactie van de
mensenrechtenambassadeur was?
Antwoord
De uitlatingen van het lid Wilders kwamen tijdens de gesprekkenronde van de
mensenrechtenambassadeur diverse malen aan de orde. Tijdens het gesprek met het
Egyptische ministerie van Buitenlandse Zaken werd de zaak kort opgebracht, maar
gesprekspartner toonde zich tevreden over de verklaring die mijn voorganger
hierover heeft afgelegd. De Mensenrechtencommissie van het Lagerhuis van het
Egyptische Parlement uitte zich kritischer. De Commissie maakte zich zorgen over
het effect van de uitspraken van het lid Wilders in de Arabische wereld, meende
dat deze onnodig kwetsend waren en vreesde dat hierdoor negatieve beeldvorming
over Nederland zou kunnen ontstaan. De Commissie meende dat het een taak van de
Nederlandse overheid was om het lid Wilders terecht te wijzen. Als reactie
hebben de Nederlandse ambassadeur en de mensenrechtenambassadeur het recht op
vrijheid van meningsuiting benadrukt en gewezen op het feit dat het in Nederland
een ieder vrij staat dergelijke uitlatingen bij de rechtbank aan te vechten.
Vraag 19
Welke maatregelen heeft de Egyptische overheid genomen om de participatie van
vrouwen in de politiek en het economische leven te stimuleren?
Antwoord
De Egyptische regering voert een actief beleid om de deelname van vrouwen in
het economische en politieke leven te bevorderen. Enkele concrete voorbeelden
van genomen maatregelen zijn de instelling van een fonds voor de betaling van
alimentatie aan gescheiden vrouwen, vergemakkelijking van parttime werk voor
vrouwen, allocatie van fondsen voor speciale programma's voor vrouwen in heel
Egypte, de recente aanstelling van 31 vrouwelijke rechters,
ICT-trainingsprogramma's speciaal gericht op vrouwen en (met steun van
Nederland) de introductie van 'gender-based' begrotingstechnieken in het
Ministerie van Financiën. De nieuwe grondwet opent expliciet de mogelijkheid dat
de (nog op te stellen) kieswet een quotum bepaalt voor vrouwelijke
volksvertegenwoordigers.
De resultaten van het Egyptische beleid om participatie van vrouwen te
stimuleren worden echter slechts langzaam zichtbaar. Het betreft immers
ingrijpende veranderingen in de sociale structuur van het land. Investeringen om
oude gewoonten te veranderen en nieuwe te vestigen zullen pas op termijn effect
krijgen. Nederland zal zich blijven inzetten om hier een positieve bijdrage aan
te leveren.
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken