Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake schriftelijke vragen over het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Egypte van 18 tot 22 februari 2007 (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2007/06/Kamerbrief-inzake-schriftelijke-vragen-over-het-be.html) 04-06-2007 |

Samenvatting:

Inhoud:

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Egypte van 18 tot 22 februari 2007. Deze vragen werden ingezonden op 26 april 2007 met kenmerk 07-BuZa-B-026.

De minister van Buitenlandse Zaken,

drs. M.J.M. Verhagen

Antwoord van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de reis van de mensenrechtenambassadeur aan Egypte van 18 tot 22 februari 2007.

Vraag 1

Welke projecten en programma's worden door Nederland (financieel) ondersteund en welke projecten en programma's worden door Nederland in EU-verband ondersteund?

Antwoord

Het gedelegeerde programma voor ontwikkelingssamenwerking van Nederland in Egypte (MJSP 2005-08) richt zich op de watersector (circa 60% van de portefeuille) en op de thema's goed bestuur/ mensenrechten (circa 20%), gender (circa 10%) en ondernemingsklimaat (circa 10%). Beleidsuitvoering op de thema's goed bestuur en mensenrechten is echter niet beperkt tot themaspecifieke activiteiten maar loopt ook via mainstreaming van dit thema in andere activiteiten zoals die in de watersector. Het Nederlandse beleid wordt uitgevoerd in samenspraak en goed overleg met de overheid, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en multilaterale en bilaterale donoren.

In 2006 kwam 42% van het gedelegeerde Nederlandse OS-programma van bijna EUR 9 miljoen ten goede aan steun aan politieke hervormingen, versterking van democratie en verbetering van mensenrechten. Specifieke voorbeelden van deze activiteiten zijn: steun aan de Nationale Raad voor de Mensenrechten (NCHR), steun aan de Nationale Vrouwenraad, versterking van organisatievorming en lobbykracht van watergebruikers, mensenrechtentraining voor leden van de rechterlijke macht, politie, journalistiek en gevangeniswezen, vergroting van transparantie in de begrotingscyclus en steun aan verkiezingswaarneming.

De EU is een van de grootste donoren in Egypte. In 2002-2006 was de hulp (totaal EUR 594 miljoen) gericht op:

Voor de periode 2007-2010 is een bedrag van EUR 558 miljoen begroot in het kader van het ENP-Actieplan waarbij de volgende prioriteiten zijn gesteld:

Concrete activiteiten zijn in ontwikkeling.

Vraag 2

Welke punten heeft de mensenrechtenambassadeur tijdens zijn gesprek met het maatschappelijk middenveld naar voren gebracht over de mensenrechtensituatie in Egypte?

Antwoord

De mensenrechtenambassadeur heeft met een breed palet aan vertegenwoordigers van het Egyptische maatschappelijk middenveld gesproken, variërend van mensenrechten- NGO's, mensenrechtenactivisten, vertegenwoordigers van de vrouwenbeweging tot juristen en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in Egypte (in kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen). Vrijwel alle thema's die in mijn brief van 29 maart jl. (Kamerstuk 30 800 V, nr. 78) worden genoemd, zijn ook bij deze gesprekspartners opgebracht.

Vraag 3

Kunt u een overzicht geven van het aantal politieke gevangenen in de afgelopen vijf jaar? Is er sprake van een toename of een afname?

Antwoord

Rapporten van mensenrechtenorganisaties spreken al enige jaren over circa 18.000 personen die in administratieve detentie worden gehouden. De overheid stelt dat er slechts 4.000 zijn. Naar mag worden aangenomen bestaat het overgrote deel van deze gevangenen uit leden of aanhangers van de Moslim Broederschap en andere verboden islamitische organisaties. Een onbekend aantal van hen zit al vele jaren vast, veelal zonder normale rechtsgang. Deze personen worden ervan verdacht een bedreiging voor de veiligheid van de staat te vormen en worden vaak vastgehouden met gebruikmaking van de bijzondere bevoegdheden onder de bestaande noodtoestand. Na de aanslagen in de Sinaï en in Caïro in 2004, 2005 en 2006, maar in het bijzonder na de aanslag in Taba in 2004, is het aantal gevangenen in korte tijd sterk toegenomen. Er zijn toen vele honderden arrestaties verricht, maar de meeste gevangenen zijn nadien weer vrijgelaten.

Niet aan verboden islamitische partijen gerelateerde gevangenen zijn, onder andere, Ayman Nour (veroordeeld wegens valsheid in geschrifte) en de blogger Karim Amer (onder andere veroordeeld wegens aanzetten tot haat jegens de islam en belediging van het staatshoofd).

Vraag 4

De EU heeft een Associatieovereenkomst met Egypte waarin een mensenrechtenclausule is opgenomen. Om dit te monitoren vindt er elk jaar een bespreking plaats. Wanneer heeft de laatste plaatsgevonden? Wat waren de uitkomsten hiervan? Op welke wijze heeft de EU aangegeven dat Egypte aan de algemeen aanvaarde mensenrechtencriteria dient te voldoen? Worden er sancties genomen indien niet wordt voldaan aan de criteria?

Antwoord

De EU spreekt Egypte met regelmaat aan op de Egyptische mensenrechtensituatie, mede in het kader van het EU-Egypte Associatieovereenkomst. Recent is met Egypte een actieplan overeengekomen onder het Europees Nabuurschapsbeleid, waarin is afgesproken dat tussen de EU en Egypte een regelmatige formele dialoog plaats zal vinden over mensenrechten en democratisering.

Deze laatste ontwikkeling is verwelkomd tijdens de EU-Egypte Associatieraad die op 6 maart jl. plaatsvond. In een verklaring in verband met deze bijeenkomst heeft de EU onder meer het algemene belang van respect voor mensenrechten en democratie benadrukt. De verklaring bevatte ook een oproep aan de Egyptische autoriteiten om iedere vorm van marteling uit te bannen. Ook heeft de EU gerefereerd naar haar opstelling ten aanzien van de doodstraf. Ten slotte werd het belang van beëindiging van de noodtoestand benadrukt. De Associatieovereenkomst is er primair op gericht om door middel van kritische dialoog en samenwerking een veranderingsproces te bewerkstelligen.

Vraag 5

Een van de voorgestelde grondwetswijzigingen is dat verkiezingswaarneming door een onafhankelijke commissie zou kunnen worden uitgevoerd. Kunt u uitleggen wat met deze commissie wordt bedoeld?

Antwoord

Artikel 88 van de gewijzigde grondwet stelt dat het toezicht op verkiezingen zal worden uitgevoerd door een onafhankelijke Hoge Commissie. De samenstelling en het mandaat van deze commissie zijn in een wet nader uitgewerkt. De Hoge Commissie heeft elf leden en bestaat voor meer dan de helft uit zittende en gepensioneerde rechters. De Hoge Commissie benoemt zogenaamde Algemene Comités die op het

niveau van kiesdistricten toezicht houden op de verkiezingen, onder andere door bezoek aan kieslokalen en controle op het tellen van de stembiljetten. In de Algemene Comités hebben drie tot negen rechters zitting, afhankelijk van de grootte van het kiesdistrict. De Hoge Commissie is eveneens belast met de vorming van subcomités, bestaande uit ambtenaren, die de kieslokalen bemannen. De Hoge Commissie heeft vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld onlangs officieel uitgenodigd het gehele verkiezingsproces te monitoren.

Vraag 6

Zijn er tussen Egypte en Nederland of in het kader van de EU afspraken of overeenkomsten over het uitleveren van terrorismeverdachten aan Egypte? Zo ja, hoe verhouden deze uitspraken zich met internationale mensenrechtenverdragen?

Antwoord

Er bestaan noch bilateraal noch in EU-verband afspraken of overeenkomsten over het uitleveren van terrorismeverdachten aan Egypte.

Vraag 7

Deelt u de mening dat terrorismeverdachten bij uitlevering door EU-lidstaten aan Egypte ernstige risico's op marteling lopen? Zo nee, waarom niet? Wat is uw analyse van de antiterrorismewetgeving van Egypte en hoe verhoudt deze zich tot internationale mensenrechtenstandaarden?

Antwoord

De regering is van mening dat de huidige antiterrorismewetgeving van Egypte, die dateert uit 1992, op een aantal punten op gespannen voet staat met inter nationale mensenrechtenstandaarden. In mijn brief aan de Kamer van 29 maart jl. (Kamerstuk 30 800 V, nr. 78) heb ik bovendien aangegeven dat de Egyptische autoriteiten niet ontkenden dat marteling in Egypte voorkomt. De kans dat terrorismeverdachten dit lot treft, acht ik derhalve reëel. Nederland benadrukt bij de Egyptische autoriteiten het belang van het voorkomen van marteling en het vervolgen van verdachten die zich aan dit soort praktijken strafbaar zouden hebben gemaakt.

Vraag 8

Wat is uw oordeel over de onlangs door het Egyptische parlement aangenomen grond-wetswijzigingen? En wat is uw oordeel over de kritiek dat deze nieuwe wetgeving willekeurige arrestatie en de mogelijkheid van instelling van speciale militaire of 'exceptionele' tribunalen in naam van antiterrorisme makkelijker maakt? Blijft u Egypte aanspreken op de aangegane internationale mensenrechtenverplichtingen? Zo ja, op welke wijze?

Vraag 9

De Egyptische overheid werkt aan anti-terrorismewetgeving. Deze wetgeving zal volgens de Egyptische overheid niet tornen aan de burgerrechten die in de grondwet zijn vastgelegd. Amnesty International echter meldt in haar rapport 'Systematic abuses in the name of security' van 11 april 2007 dat de mensenrechtenschendingen onder de nieuwe anti-terreurwetgeving gewoon kunnen voortbestaan. Wat is uw reactie hierop?

Antwoord

Er zijn 34 wijzigingen van de grondwet doorgevoerd. De Egyptische overheid stelt hiermee politieke participatie in Egypte te willen vergroten en beoogt tegelijkertijd risico's van sektarisme en terrorisme tegen te gaan. Daartoe wordt onder andere het kiesstelsel herzien en zijn de bevoegdheden van het parlement en de premier uitgebreid ten koste van de macht van de president. Een aantal grondwetswijzigingen (zoals antiterrorisme en toezicht op verkiezingen) zal in nadere wetgeving worden uitgewerkt. Hoewel in algemene zin sprake is van een welkome modernisering van de grondwet, zal het effect van de belangrijkste hervormingen, ten goede of ten slechte, moeten blijken uit deze nadere wetgeving en de implementatie daarvan in de praktijk. Dit geldt in het bijzonder voor de nog op te stellen antiterrorismewetgeving.

Deze nieuwe wetgeving wordt thans voorbereid door een commissie, ingesteld door het Ministerie van Justitie, die zich mede laat leiden door vergelijkbare wetgeving in een aantal Westerse landen. Het nieuwe artikel 179 van de nieuwe Grondwet bepaalt dat in het geval van verdenking van terrorisme opsporing en onderzoek zal plaatsvinden onder toezicht van de rechterlijke macht en dat een drietal burgerrechten (het verbod op huiszoeking, afluisterpraktijken en vrijheidsberoving zonder rechterlijk bevel) daaraan niet in de weg kan staan. Het valt niet op voorhand te zeggen of de nog op te stellen antiterrorismewet zal leiden tot schending van de mensenrechten.

De Nederlandse regering acht het wenselijk dat de nieuwe anti-terrorismewetgeving in Egypte wordt omgeven door de nodige garanties, in het bijzonder een duidelijke omschrijving van terrorisme en onafhankelijke rechterlijke toetsing van het handelen door de overheid. Dergelijke garanties bestaan onvoldoende onder de huidige wetgeving en onder de noodtoestand die thans van kracht is en die na invoering van de nieuwe antiterrorismewetgeving door de Egyptische regering zal worden opgeheven.

Volgens hetzelfde artikel 179 heeft de president het recht zaken waarin sprake is van terrorisme door te verwijzen naar een door hem te verkiezen hof, waaronder militaire tribunalen. De instelling van een beroepsinstantie voor zaken die voor een militair tribunaal verschijnen is onlangs in het parlement goedgekeurd. De Nederlandse regering is van mening dat burgers niet door militaire tribunalen dienen te worden berecht. Overigens is het onder de huidige noodtoestand mogelijk arrestaties te verrichten en burgers door militaire tribunalen te laten berechten voor beschuldigingen als het in gevaar brengen van de nationale veiligheid of van de openbare orde, zonder dat noodzakelijkerwijs sprake is van terrorisme. Er lijkt derhalve sprake van toespitsing van de antiterrorismewetgeving in plaats van een verruiming.

Nederland spreekt de Egyptische autoriteiten zowel bilateraal als in EU-verband aan op aangegane mensenrechtenverplichtingen, meest recentelijk in een openbare EU-verklaring van 3 april jl., waarin wordt gewezen op het feit dat er slechts weinig tijd is geweest voor publiek debat over het proces van constitutionele hervormingen en dat de EU ontwikkelingen rond de nieuwe anti-terreurwetgeving nauwlettend zal blijven volgen. Ook heeft de EU benadrukt dat iedere nieuwe wetgeving dient te voldoen aan internationale standaarden.

Vraag 10

Wat is uw oordeel over de inhoud en de aanbevelingen van het rapport 'Egypt: Systematic abuses in the name of security' van Amnesty International van 11 april 2007? Geeft het systematische karakter van de mensenrechtenschendingen, waarvan dit rapport melding maakt, u aanleiding om in EU-verband deze schendingen aan de orde te stellen in de Associatieraad EU-Egypte, gelet op de mensenrechtenclausule die het Associatieverdrag bevat? Zo nee, welke dringende reden verzet zich daartegen?

Antwoord

Ik kan in grote lijnen instemmen met de aanbevelingen die worden gedaan in het rapport van Amnesty International. Voor uw vraag inzake het aan de orde stellen van mensenrechtenschendingen in de Associatieraad EU-Egypte verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4.

Vraag 11

Amnesty International meldt dat Egyptische veiligheidsdiensten, in het bijzonder de State Security Investigations Services (SSI), die vergaande bevoegdheden hebben onder de noodtoestand die de afgelopen veertig jaar vrijwel onafgebroken van toepassing is geweest, zich schuldig maken aan arbitraire arrestaties, langdurige detentie zonder proces, marteling en andere mishandelingen. Heeft de mensenrechtenambassadeur de Egyptische autoriteiten hierop aangesproken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom staat dat niet in het verslag?

Antwoord

De mensenrechtenambassadeur heeft de Egyptische autoriteiten aangesproken op arbitraire arrestaties, langdurige detentie zonder proces, marteling en andere mishandelingen. Hieronder valt uiteraard ook het handelen van de Egyptische veiligheidsdiensten.

Vraag 12

Volgens Amnesty International is Egypte een belangrijke plaats van bestemming voor 'rendition' van terreurverdachten. Vele verdachten met de Egyptische nationaliteit zijn door de VS, Europese en Arabische landen vanuit het buitenland overgebracht naar Egypte ondanks het bekende risico op marteling. Egypte heeft hun identiteit nooit bekend gemaakt, noch de reden voor hun detentie en de plaats van detentie. Heeft de mensenrechtenambassadeur de Egyptische autoriteiten aangedrongen op bekendmaking van deze informatie? Zo ja, wat was de reactie? Zo nee, waarom niet? Waarom heeft de mensenrechtenambassadeur hiervan geen melding gemaakt in het verslag?

Antwoord

De Egyptische autoriteiten zijn niet aangesproken op rendition-gerelateerde thema's omdat hiervan geen duidelijke bewijzen voor handen zijn. De mensenrechtenambassadeur heeft wel zijn zorg uitgesproken over praktijken zoals genoemd in het antwoord op vraag 11.

Vraag 13

Kunt u aangeven hoeveel klachten er zijn ingediend conform de klachtenmechanismen die de Egyptische overheid heeft ingesteld en hoeveel van deze klachten zijn gehonoreerd?

Antwoord

De Egyptische Nationale Raad voor de Mensenrechten (National Council for Human Rights, NCHR) rapporteert jaarlijks over de mensenrechtensituatie in Egypte. De Raad is het aanspreekpunt voor klachten van burgers, NGO's etc, is bevoegd onderzoek in te stellen en navraag te doen naar mensenrechtenschendingen. Van 1 januari 2005 tot 1 maart 2006 heeft de NCHR 6528 klachten van verschillende aard ontvangen, waarvan er 1970 in behandeling zijn genomen door de betrokken instanties (ministeries, provinciale en lokale overheden, universiteiten, bedrijven en banken) van de klacht op de hoogte te stellen. In bijna de helft van de gevallen (49%) is hierop gereageerd, waarbij de centrale overheid met een respons van meer dan 60% goed presteert. In de afgelopen drie jaar heeft de Raad ook gewerkt aan de instelling van een klachtenregistratiesysteem. Vanaf dit jaar zal de Raad ook de follow-up van de klachtenbehandeling door de betrokken instanties monitoren. Hiertoe is per 1 april van dit jaar met steun van de Europese Commissie een Nationale Ombudsman ingesteld. De NCHR heeft belangstelling geuit voor samenwerking met de Nederlandse Ombudsman.

Vraag 14

Zijn in de gesprekken die de mensenrechtenambassadeur met Egypte gevoerd heeft ook de resoluties aan de orde geweest van de VN-mensenrechtencommissie en haar opvolger de VN mensenrechtenraad met betrekking tot het uiten van kritiek op religies? Wat was de Egyptische positie ten aanzien van deze resoluties? Deelden de Egyptische autoriteiten de visie dat men zich kritisch moet kunnen uitlaten over godsdiensten?

Heeft de ambassadeur, toen de uitspraken van het lid Wilders ter sprake kwamen, voor het evenwicht en voor de eerlijkheid ook de disproportionele reactie van moslims op de Mohammed-cartoons aan de orde gesteld?

Antwoord

Ja, daarover is gesproken. Egypte is een van de landen die de afgelopen jaren initiatiefnemer is geweest van resoluties over belastering van godsdiensten. De mensenrechtenambassadeur heeft nogmaals aangegeven waarom Nederland zich niet kan verenigen met het concept van het 'belasteren van godsdiensten'. Hij heeft gesteld dat, ook al zou men wensen dat men voorzichtig is in het uiten van kritiek op enige godsdienst, het in Nederland een ieder vrij staat zulke kritiek te leveren. Van Egyptische zijde is benadrukt dat men godsdienstige opvattingen met respect tegemoet dient te treden. De mensenrechtenambassadeur heeft gemeend ­ mede gegeven de beschikbare tijd ­ de discussie over de Me Mohammed cartoons niet opnieuw te moeten voeren.

Vraag 15

Heeft de mensenrechtenambassadeur in Egypte gepleit voor het verwijderen van de vermelding van iemands religie op zijn identiteitskaart? Is door hem aandacht gevraagd voor de problemen die moslims ondervinden wanneer zij overgaan tot het christelijk geloof en de vermelding op hun identiteitskaart moeten wijzigen? Zo ja, hoe is daar op gereageerd? Zo nee, waarom niet?

Vraag 16

De brief meldt dat de ambassadeur de positie van de Bahai aan de orde heeft gesteld. In hoeverre maakt Nederland zich ook zorgen over de positie van Koptische christenen die in diverse steden door moslims als tweederangs burgers worden behandeld? Is hun positie door de mensenrechtenambassadeur ter sprake gebracht en hoe werd daar op gereageerd? Welke inspanningen zal Nederland in de nabije toekomst plegen om verbetering van de positie van christenen in de Egyptische samenleving na te streven?

Antwoord

Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 29 maart jl. heeft de mensenrechtenambassadeur de Nederlandse zorgen met betrekking tot de problematiek rond de identiteitskaart opgebracht bij de Egyptische autoriteiten. Hij heeft hierbij gepleit voor verstrekking van identiteitskaarten zonder vermelding van religie. De Egyptische autoriteiten hebben aangegeven, dat actief gezocht werd naar een oplossing die voor alle partijen aanvaardbaar is. Dit is bevestigd door bronnen uit het maatschappelijk middenveld.

De mensenrechtenambassadeur is niet specifiek ingegaan op de positie van Koptische christenen of de problemen die moslims die over zijn gegaan tot het christelijk geloof ondervinden. De Nederlandse ambassade brengt dit onderwerp echter met regelmaat ter sprake in haar contacten met de autoriteiten. De ambassade onderhoudt bovendien nauwe contacten met vertegenwoordigers van de Koptisch-christelijke gemeenschap in Egypte en zal in goed overleg met hen blijven bezien op welke manier Nederland een positieve rol kan vervullen in dezen.

Vraag 17

Wat zijn de verwachtingen van de Nederlandse regering als het gaat om de rol die de Egyptische Nationale Raad voor de Mensenrechten zou kunnen spelen voor de verbetering van de positie van religieuze minderheden in Egypte?

Antwoord

De regering ziet een belangrijke rol weggelegd voor de Nationale Raad voor de Mensenrechten (NCHR) met betrekking tot de positie van religieuze minderheden. Deze zal een nuttige bemiddelende functie kunnen vervullen. Ik verwijs hierbij naar het reeds in het verslag genoemde seminar inzake het vraagstuk van vermelding van religie op identiteitsbewijzen. Een ander voorbeeld is de rol van de NCHR bij het voorkomen dat gearresteerde (veelal christelijke) Soedanese vluchtelingen Egypte werden uitgezet na een gewelddadig verlopen ontruiming eind 2004.

Volgend jaar zal de NCHR vestigingen openen op het platteland, zodat ook de rurale bevolking, waaronder religieuze minderheden, betere toegang heeft tot de diensten van de NCHR. Nederland verleent financiële steun aan deze uitbreiding.

Vraag 18

Kunt u meer specifiek ingaan op de uitspraken van de verschillende gesprekspartners van de mensenrechtenambassadeur over de uitlatingen van het lid Wilders aangaande de Koran en de profeet Mohammed? Wat hebben zij exact gezegd? Kunt u tevens meer specifiek aangeven wat hierop de reactie van de mensenrechtenambassadeur was?

Antwoord

De uitlatingen van het lid Wilders kwamen tijdens de gesprekkenronde van de mensenrechtenambassadeur diverse malen aan de orde. Tijdens het gesprek met het Egyptische ministerie van Buitenlandse Zaken werd de zaak kort opgebracht, maar gesprekspartner toonde zich tevreden over de verklaring die mijn voorganger hierover heeft afgelegd. De Mensenrechtencommissie van het Lagerhuis van het Egyptische Parlement uitte zich kritischer. De Commissie maakte zich zorgen over het effect van de uitspraken van het lid Wilders in de Arabische wereld, meende dat deze onnodig kwetsend waren en vreesde dat hierdoor negatieve beeldvorming over Nederland zou kunnen ontstaan. De Commissie meende dat het een taak van de Nederlandse overheid was om het lid Wilders terecht te wijzen. Als reactie hebben de Nederlandse ambassadeur en de mensenrechtenambassadeur het recht op vrijheid van meningsuiting benadrukt en gewezen op het feit dat het in Nederland een ieder vrij staat dergelijke uitlatingen bij de rechtbank aan te vechten.

Vraag 19

Welke maatregelen heeft de Egyptische overheid genomen om de participatie van vrouwen in de politiek en het economische leven te stimuleren?

Antwoord

De Egyptische regering voert een actief beleid om de deelname van vrouwen in het economische en politieke leven te bevorderen. Enkele concrete voorbeelden van genomen maatregelen zijn de instelling van een fonds voor de betaling van alimentatie aan gescheiden vrouwen, vergemakkelijking van parttime werk voor vrouwen, allocatie van fondsen voor speciale programma's voor vrouwen in heel Egypte, de recente aanstelling van 31 vrouwelijke rechters, ICT-trainingsprogramma's speciaal gericht op vrouwen en (met steun van Nederland) de introductie van 'gender-based' begrotingstechnieken in het Ministerie van Financiën. De nieuwe grondwet opent expliciet de mogelijkheid dat de (nog op te stellen) kieswet een quotum bepaalt voor vrouwelijke volksvertegenwoordigers.

De resultaten van het Egyptische beleid om participatie van vrouwen te stimuleren worden echter slechts langzaam zichtbaar. Het betreft immers ingrijpende veranderingen in de sociale structuur van het land. Investeringen om oude gewoonten te veranderen en nieuwe te vestigen zullen pas op termijn effect krijgen. Nederland zal zich blijven inzetten om hier een positieve bijdrage aan te leveren.


---