K.V Archivarissen
Visie KVAN op de opleiding Archivistiek
De huidige opzet van het archiefonderwijs zal veranderen. De KVAN
heeft op verzoek van het ministerie van OCW een advies uitgebracht
over haar visie op het archiefonderwijs. Dit stuk is op 25 januari
2007 vastgesteld op de Algemene Ledenvergadering en het advies is op 5
april 2007 uitgebracht aan de Minister.
Visie van de KVAN op de toekomst van de opleidingen Archivistiek A en
B
Inleiding
Eén van de pijlers onder een kwalitatief goed archiefbestel is de
aanwezigheid van kwalitatief voldoende personeel. Een initiële
opleiding die het opleiden van archivarissen als haar eerste plicht
ziet is daarom van essentieel belang voor het bereiken van kwalitatief
goed archiefbeheer bij overheidsinstellingen. Het samenhangend
organiseren en aanbieden van archiefonderwijs is tevens van belang
voor het vormen van de beroepsidentiteit van de archivaris. Een
beroepsidentiteit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de ethische
code die een beroepsgroep voor zichzelf vaststelt. Deze
beroepsidentiteit speelt mede een rol bij het verhogen van de
kwaliteit van het archiefbeheer. Op dit moment bent U verantwoordelijk
voor de opleiding en het verkrijgen van diplomas in de archivistiek.
Zo begint het advies dat de Raad voor Cultuur op 15 december 2005 over
het archiefonderwijs verzond aan de staatssecretaris van OCW. Hiermee
geeft de Raad duidelijk aan dat KVAN en OCW op elkaar zijn aangewezen
als het om wijzigingen in het archiefonderwijs gaat.
De minister dan wel de staatssecretaris van OCW draagt de generale
verantwoordelijkheid voor het archiefbestel, inclusief het
archiefonderwijs, op basis van de archiefwet. Die wet kent drie
belangen: het juridisch, administratief en cultuurhistorisch belang.
Om het even of een archivaris archieven inspecteert, beheert,
ontsluit, er diensten uit verleent of aan een of meer van deze
functies leiding geeft, hij of zij dient de voor al deze drie belangen
benodigde deskundigheid in samenhang te bezitten. Zo is een inspecteur
die zonder cultuurhistorisch besef alleen toeziet op het belang van
archieven voor de bedrijfsvoering en de democratische rechtsstaat, of
een archivaris die zijn culturele taak uitvoert zonder verstand van de
archiefvorming (materieel en inhoudelijk), een gevaar voor behoud en
gebruik van cultureel erfgoed en het maatschappelijk belang daarvan.
Getuige de reactie van OCW (19 mei 2006) op het rapport De
dementerende overheid en de visienota van OCW getiteld Informatie op
orde (29 juni 2006) is het ministerie zich daarvan wel bewust waar het
om selectie en digitaal gevormd archief bij de rijksoverheid gaat. Een
goed archivaris moet alle drie genoemde belangen in samenhang kunnen
dienen, waarbij begrippen als levensloop en context centraal staan. De
nieuwe opzet van het archiefonderwijs moet daarin kunnen voorzien.
Voornemens OCW
De staatssecretaris van OCW heeft kenbaar gemaakt haar betrokkenheid
bij het archiefonderwijs op een andere manier te willen organiseren
omdat de huidige opzet, waarin de Archiefschool modules verzorgt aan
de Universiteit van Amsterdam en aan de Hogeschool van Amsterdam, te
weinig zou aansluiten op de behoeften van het openbaar archiefwezen.
De verandering is erop gericht in deze cultuurnotaperiode het
archiefonderwijs inhoudelijk en financieel verder in te bedden in het
regulier onderwijs. Dit houdt in dat a) de huidige subsidiering van
het archiefonderwijs wordt ondergebracht in de reguliere
bekostigingssystematiek van het hoger onderwijs (en de subsidie aan de
Stichting Archiefschool na 2008 wordt stopgezet) en b) dat de huidige
beperking in aanwijzing van opleidingen die een diploma kunnen geven
(n.l. opleidingen op het terrein van bibliotheek-, documentatie- en
informatiewetenschap) wordt opgeheven, zodat ook andere dan de
bestaande opleidingen aan UvA en HvA kunnen ontstaan. De
staatssecretaris wil hiermee bereiken dat de huidige oriëntatie van
het archiefonderwijs verbreed wordt, ten behoeve van archiefbeherende
instellingen en hun culturele taken. De branche, door OCW gedefinieerd
als DIVA en KVAN, wordt aangewezen als eerstverantwoordelijke voor het
opstellen van kwaliteitseisen voor archieffunctionarissen en
opleidingen. Er wordt van uitgegaan dat zij deze kwaliteitseisen dit
jaar vorm gaan geven.
Visie KVAN op opleiding en onderzoek
Als beroepsvereniging van archivarissen, waar zij in het land ook
werken, neemt de KVAN vanzelfsprekend verantwoordelijkheid voor het
stellen van kwaliteitseisen aan de professie en dus aan de daarvoor
benodigde opleiding. DIVA heeft hierin geen rol meer, nu zij opgaat in
een sectorinstituut voor het erfgoed. De KVAN is, als het om de
archiefopleiding gaat, dus de enige gesprekspartner voor OCW in het
beroepsveld. Om deze rol op een vruchtbare wijze te kunnen vervullen,
zowel voor de beroepsgroep als voor het ministerie, zal de KVAN op
korte termijn een ledenraadpleging houden over onderstaande visie op
opleiding en onderzoek, en de rol van de KVAN daarin. De visie beperkt
zich tot de opleiding zoals die in de huidige wet- en regelgeving is
geformuleerd. Uiteraard zijn en blijven verdere vernieuwing van
(bij)scholing en opleiding onderwerp van bemoeienis van de KVAN, maar
dit komt hier slechts zijdelings aan bod omdat verbreding van het
onderwerp een oplossing voor de voornemens van OCW compliceert en in
de discussie tot nu toe (te) veel ruis heeft veroorzaakt.
De visie van de KVAN is gebaseerd op de voorwaarden die zij in 1994
stelde aan de ombouw van de bedrijfsopleiding tot een vakopleiding
door inbedding van de archiefopleiding in het HBO en WO (Tussen kennis
en macht, 16 februari 1994). De toenemende complexiteit van de
beroepsuitoefening (digitalisering, selectie) en ontwikkeling van de
archivistiek van hulpwetenschap tot autonome discipline leidde tot de
behoefte aan verbreding en verdieping van de opleiding en verbetering
van het onderwijs en van in- en uitstroom door inbedding in het
regulier onderwijs. Dit is nog steeds actueel. Zowel toen als nu is
behoefte aan archivarissen die de snelle ontwikkelingen in wetenschap
en techniek kunnen bijhouden en sturen. Daarom koos de beroepsgroep
destijds voor verschuiving van de praktijkgerichtheid in de
beroepsopleiding (vaardigheden, technieken en attitudes) naar een
evenwicht tussen praktische instrumenten waar de beroepspraktijk om
vraagt en theoretisch apparaat met kritische distantie t.o.v.
individuele werkgevers. Kort gezegd is in de afgelopen jaren in alle
behoeften voorzien, zij het dat archiefdiensten moesten wennen aan
verdere praktijkvorming van en het interessant maken van hun
werkomgeving voor uitstromers.
De KVAN stelt zich op het standpunt dat alleen degene die in het bezit
is van het diploma Archivistiek A of B competent is voor het uitvoeren
van de archiefwettelijke taken (zie inleiding). Zij hecht aan een
duidelijk onderscheid tussen enerzijds de archiefwettelijke ofwel
initiële opleiding en anderzijds scholing die leidt tot competenties
die voor specifieke functies bij archiefdiensten of breder opgezette
erfgoedinstellingen zijn vereist. Want voor het kunnen uitvoeren van
de archiefwettelijke taken zijn de diplomas A en B een conditio sine
qua non, terwijl voor optimale uitoefening van de culturele taken van
archiefbeherende instellingen al dan niet in breder erfgoedverband
scholingsmogelijkheden aanwezig of te creëren zijn. Vermenging van
beide leidt niet tot betere bevrediging van de zeer uiteenlopende
behoeften in de erfgoedwereld, waarvoor maatwerk de beste oplossing
is. De KVAN is daarom gekant tegen verbreding van de huidige
opleidingen voor de diplomas Archivistiek A en B, die door hun
inbedding binnen UvA en HvA overigens al redelijk breed georiënteerd
zijn. Dat laat onverlet dat het instituut dat deze initiële opleiding
verzorgt daarnaast met andere erfgoedopleidingen (marktconforme)
additionele en functiegerichte scholing kan verzorgen. Voor zover de
initiële opleidingen Archivistiek niet aan de kwalitatieve behoefte
van het openbaar archiefwezen voldoen ziet de KVAN een oplossing die
overeenkomt met de rol die de staatssecretaris haar toebedeelt, te
weten een strakke(re) aansturing van die opleidingen door de
beroepsvereniging door certificering, waarvan ook de internationale
ethische beroepscode deel uitmaakt (zie ook hierna onder gevolgen).
Gezien het feit dat de opleidingen de facto al zijn ingebed in het
reguliere onderwijs kan de KVAN zich daarin vinden, zij het op een
combinatie van voorwaarden uit 1994 met actuele voorwaarden, zoals
hieronder beschreven.
Onderwijs
Inhoudelijke voorwaarden:
a) Herkenbaarheid van het beroepsprofiel op twee
opleidingsniveaus
Voor beide niveaus worden archivarissen afgeleverd die passen in het
beroepsprofiel. Dit profiel is terug te vinden in de congruentie van
de opleidingen op HBO- en universitair niveau en daarmee in zo groot
mogelijke doorstromingsmogelijkheden. Daarom moeten leerplanstructuur
en opleidingsmodel zoveel mogelijk op elkaar lijken en in onderlinge
samenhang worden ontwikkeld. Beide opleidingen moeten op vergelijkbare
manier aansluiting zoeken bij verwante disciplines op het terrein van
de documentaire informatievoorziening en op vergelijkbare manier de
historische dimensie van het vak tot uitdrukking brengen. Beide
opleidingen bevatten 3 componenten: een archivistische component, een
historisch - institutionele en documentanalytische component en een
component informatiewetenschappen. De archivistische component geeft
richting aan de andere twee componenten.
b) Herkenbaarheid van de opleidingen
De opleiding is herkenbaar door de kwaliteit van leerplan en docenten
en wel:
· een beroepsgericht opleidingsmodel dat de archivaris zo
vroeg mogelijk eigen smoel geeft en aan beroepsspecifieke onderdelen
de meeste ruimte geeft en
· de beroepsgerichte oriëntatie van de docenten, i.c.
didactisch bekwame vakspecialisten
c) Herkenbaarheid van de archivistiek als autonome wetenschap
Herkenbaarheid van de opleidingen is niet alleen afhankelijk van de
beroepsoriëntatie maar ook van een nauwe relatie met de
archiefwetenschap. De beroepsgroep ontleent haar identiteit in de 1^e
plaats aan de wetenschappelijke discipline waarop zij het monopolie
heeft en die door onderwijs en onderzoek wordt overgedragen en
ontwikkeld. Inhoud en structuur van de archiefopleidingen moeten een
weerspiegeling zijn van de stand van zaken in de archiefwetenschap.
Daarom:
· Mag archiefonderwijs niet ondergeschikt zijn aan het
onderwijs in andere disciplines
· Mag archiefwetenschappelijk onderzoek niet ondergeschikt
zijn aan onderzoek in andere disciplines en
· Moet niet alleen onderwijs en onderzoek worden gekoppeld,
maar moeten beide ook worden gekoppeld aan de archiefwetenschap
d) Evenwicht tussen theorie en praktijk
De beoefening van de discipline als wetenschap en de overdracht van
professionele kennis als toegepaste wetenschap zijn voorwaarden voor
de verdere ontwikkeling en modernisering van het vak. Het verschaffen
van praktische instrumenten waar de actuele beroepspraktijk om vraagt
en de overdracht van een theoretisch apparaat om daarmee de
toekomstige vraagstukken te kunnen oplossen moeten met elkaar in
evenwicht zijn.
e) De effectieve studieduur voor Archivistiek A voor degenen die
al over een doctoraaldiploma beschikken maximaal 1,5 jaar bedraagt,
mits men voldoet aan de ingangseisen van de studie.
f) De initiële opleidingen een modulaire opzet kennen en in
deeltijd kunnen worden gevolgd zodat het archiefdiploma ook voor
nieuwe medewerkers bij een archiefdienst haalbaar is. In de verdere
toekomst is een vorm van afstandsonderwijs wenselijk, zodat de
opleidingen niet alleen gemakkelijker, maar ook vanuit het buitenland
te volgen zijn.
g) De opleidingen archivistiek ook toegankelijk zijn voor
zij-instromers met een andere bachelor dan Documentaire
Informatiewetenschap resp. een andere HBO-propedeuse dan IDM.
Bestuurlijke en organisatorische voorwaarden
a) De minister van OCW behoudt de eindverantwoordelijkheid voor
de continuïteit en beroepsgerichtheid van de archiefopleiding en
onderzoek. Deze verantwoordelijkheid houdt in:
· de tot nu toe ter beschikking gestelde middelen blijven
geoormerkt, volledig en onverdeeld voor archivistisch onderwijs en
onderzoek beschikbaar, ook nadat de opleidingen naar het regulier
onderwijs zijn overgeheveld;
· als voorwaarde voor de overheveling naar het regulier
onderwijs wordt gesteld (en daarna bewaakt) dat de
certificeringsvoorwaarden van de KVAN leidend zijn voor de inhoud van
het archiefonderwijs
· wettelijke erkenning van de archiefdiplomas
· bewaking van de studiefinanciering voor de deelnemers
· het bewaken van efficiënte en effectieve besteding van de
subsidiegelden
b) De KVAN neemt als beroepsgroep de verantwoordelijkheid voor
de uitvoering van de certificering en het stellen van kwaliteitseisen
aan de opleidingen waarvan de examens als toelatingseis voor de
beroepsgroep gelden en de bijscholing voor continuering daarvan (zie
hieronder voor meer gevolgen, oa kwaliteitseisen en bewaking voor
opleidingen)
c) Het aantal opleidingsinstituten voor de diplomas Archivistiek
A en B moeten tot het huidige aantal beperkt blijven, op basis van
accreditatie en certificering (zie hieronder bij gevolgen). De
kwantitatieve behoefte aan wettelijk gediplomeerden is dermate klein
dat het toelaten van meer opleidingen voor dit zelfde doel tot
versnippering van de subsidiestroom en dus tot kwaliteitsverlies zou
leiden.
d) Deze instituten nemen ook de uitvoering ter hand van de na-
en bijscholing die wordt verbonden aan duurzame certificering en
registratie als archivaris.
Onderzoek
Hierboven werd al als voorwaarden voor archiefwetenschappelijk
onderzoek gesteld dat het niet ondergeschikt mag zijn aan onderzoek in
andere disciplines en er een evenwicht moet zijn tussen theorie en
praktijk. Verder is interactie tussen onderzoek en opleiding
onontbeerlijk voor kwaliteit, voor actuele kennis op het hoogste
niveau en voor het op peil houden van de deskundigheid van de
docenten. De KVAN stelt zich daarom op het standpunt dat deze
activiteiten gecombineerd (dus binnen één instituut) moeten worden
uitgevoerd. Ook inhoudelijk is de afstemming van het onderzoek met het
onderwijs een voorwaarde. Uiteindelijk gaat het bij onderzoek om
dezelfde onderwerpen en beroepsproblemen die in het onderwijs aan de
orde zijn. Die afstemming heeft twee richtingen: onderzoek brengt
kennis in het onderwijs en onderwijsactiviteiten produceren ook zelf
weer kennis en inzicht. Zoveel mogelijk moeten studenten actief bij
het onderzoek worden betrokken in de vorm van opdrachten voor modules,
werkcolleges of het aanreiken van onderwerpen voor scripties. Zo
draagt het onderzoek ook bij aan de inhoudelijke consistentie van het
onderwijsprogramma en versterkt het de banden tussen opleiding en
archiefwezen.
Uiteraard dient het onderzoek ook in interactie met het archiefwezen
gestalte te krijgen. Door het uitvoeren van onderzoek in samenspraak
met de instellingen onderhoudt de opleiding archivistische kennis en
vult zij deze aan met nieuwe opvattingen, theorieën en
praktijkervaring. Die kennis staat allereerst ten dienste aan het
initiële en cursorische onderwijs, dat zo aansluit op de behoeften van
het brede archiefveld. Daarom moet de onderzoeksagenda mede gebaseerd
worden op de behoefte van en samenwerking met het veld, waarbij
internationale oriëntatie en het (ook internationaal) delen van kennis
niet worden vergeten. Een mooi voorbeeld van interactie tussen
onderzoek, opleiding en het veld is het project E-depot van het
gemeentearchief Rotterdam, waarvan de resultaten voor het hele
archiefwezen, dat met dezelfde problematiek wordt geconfronteerd,
beschikbaar komen. Het gemeentearchief profiteert daarbij van kennis,
coaching van medewerkers in het verwerven van de noodzakelijke
competenties en de nuttige internationale contacten van de
docent/onderzoeker.
Verder zijn er heel wat dringende zaken vanuit het veld en de
beroepsbelangen die om nader onderzoek vragen, zoals vragen op het
gebied van de beroepsethiek en openbaarheid van informatie versus
privacybescherming.
Gevolgen
De KVAN is als beroepsvereniging de aangewezen instantie om te bepalen
wie de titel archivaris mag voeren en daarmee sturing te geven aan het
archiefonderwijs. Met het oog op de door het ministerie beoogde
wijzigingen zal de vereniging deze taak gestalte geven door:
a) het opstellen en periodiek actualiseren van
kwaliteitseisen voor de opleidingen Archivistiek A en B en de daaraan
verbonden na- en bijscholing, aan de hand van het beroepsprofiel.
Uitgangspunten voor beide opleidingen zijn: beroepsgericht karakter,
centrale plaats van de archiefwetenschap in de leerplanontwikkeling,
oriëntatie op cultuurbehoud en de evenwichtige aandacht voor de
historische en administratieve dimensies van het vak en hun opbouw
vanuit het levensloopconcept en contextbegrip. Garanties voor in- en
doorstroming horen hier ook bij. Zie ook de inhoudelijke voorwaarden
als herkenbaarheden en evenwicht hierboven.
b) toetsing van de opleidingen aan de kwaliteitseisen voor
certificering door de KVAN
c) het t.b.v. aanwijzing en bekostiging vaststellen welke
opleidingen voorzien in de kwaliteitseisen die leiden tot
certificering door de KVAN
d) het certificeren van beroepsbeoefenaren: instellen en
beheren van een register van archivarissen met daaraan verbonden eisen
voor opname (o.a. diploma-eis en periodiek bewijs van na- en
bijscholing)
e) het in samenspraak met het veld periodiek leveren van
een inhoudelijke inbreng in de onderzoeksagenda.
Toelichting
De opleidingen in het hoger onderwijs zijn onderworpen aan een
accrediteringsprocedure door de NVAO, de Nederlands-Vlaamse
Accreditatie Organisatie, die de toegelaten opleidingen ook visiteert.
De NVAO gaat over alle opleidingen hoger onderwijs, zowel WO als HBO.
De criteria die de NVAO hanteert zijn o.m. samenhang, niveau,
macrodoelmatigheid en relatie met het werkveld (globaal; meestal
gericht op een zgn. beroepenveldcommissie van de opleidingen).
Accreditering (incl. visitatie) door NVAO is de basis voor bekostiging
(subsidie aan de opleidingen) en aanwijzing door de hoger
onderwijspoot van OCW (soort van erkenning, b.v. van getuigschriften,
en leidt ook tot b.v. studiefinanciering van studenten). In deze hele
procedure is geen formele plaats ingeruimd voor de beroepsvereniging.
Bij overheveling van cultuur naar onderwijs moet de
minister/staatssecretaris van cultuur dus harde eisen stellen: huidig
budget blijft geoormerkt beschikbaar voor archiefonderwijs en
onderzoek, en certificering door de KVAN is leidend voor de
onderwijsinhoud.
Ledenraadpleging
De gediplomeerde leden van de KVAN moeten een standpunt bepalen over
de regeling van diplomas in wet en archiefbesluit. Wat wil de
beroepsgroep geregeld zien? Wie regelt wat (overheid, beroepsgroep,
onderwijs)?
Tot slot
Welk besluit ook wordt genomen, de urgentie van het inrichten van een
certificeringsprocedure inclusief register door de KVAN is hoog. Zij
kan dat echter niet zonder dat het ministerie haar daartoe financieel
in staat stelt. Indien daarover overeenstemming met OCW kan worden
bereikt zal de KVAN de haar toebedeelde taken ter stond en in
samenspraak met het veld ter hand nemen.