Ministerie van Buitenlandse Zaken

Meedoen, maar niet in een superstaat

04-06-2007 | Artikel
Timmermans - Staatssecretaris voor Europese Zaken

Is er een Europese Droom? De vraag alleen al werkt op de lachspieren. Over Europa droom je niet, over Europa klaag je. Of het nu de euro is, de komst van nieuwe landen, het op twee plekken vergaderend Europese Parlement, de ondoorzichtigheid van de Brusselse burelen, altijd weer weten wij als een reflex zaken op te noemen die ons niet aan Europa bevallen.

Europa verdient zeker een kritische benadering. Veel moet worden verbeterd om Europa beter te laten presteren en Europeanen instrumenten te geven om het project te sturen en te corrigeren waar nodig.

Europa moet minder de speeltuin van beroepseuropeanen worden en zich ontwikkelen tot een overheid van betrokken burgers. Dat vergt hervormingen op korte termijn, maar is pas haalbaar op langere termijn: daarvoor moeten hervormingen eerst werken, verteerd worden door de Europese en nationale politiek en ook doorsijpelen in de publieke ruimte, in het onderwijs, in de media. Maar bovenal moet voor iedereen de vraag overtuigend worden beantwoord: 'Europa, waarom ook al weer?' Dat is een zaak van lange adem.

Het zou echter onverstandig zijn Europa voorlopig maar even links te laten liggen totdat de ideale situatie wellicht is bereikt. Daarom is vragen naar een Europese droom toch een interessante exercitie. Want zijn er door alle Europeanen gedeelde dromen, of zijn onze onderlinge verschillen zo groot dat wij op nationale schaal allemaal onze eigen droom hebben?

Zou er een Europese variant van de 'American Dream' zijn, waarvan iedere Amerikaan weet wat deze inhoudt, ook al is die voor zichzelf volstrekt onbereikbaar?

Na het stranden van de Europese grondwet op het oorverdovende nee in Frankrijk en Nederland, is Europa de weg van concrete projecten ingeslagen, zodat de vraag over verdergaande Europese samenwerking voorlopig niet onder ogen gezien hoefde te worden. Die benadering is zeker niet zonder belang en heeft ook z'n vruchten afgeworpen, denk vooral aan het definitief oplossen van het probleem dat Nederland jarenlang verhoudingsgewijs te zwaar werd aangeslagen bij het betalen van contributie.

Maar een puur op de portemonnee gericht Europa is ook een beetje een armzalig Europa, net zoals puur op de portemonnee gerichte politiek uiteindelijk ook armzalige politiek is. Immers, praktische oplossingen beklijven alleen als zij geschraagd worden door ideeën over de toekomst van de samenleving als geheel.

Ideeën die breed worden gedeeld binnen de gemeenschap waarop zij betrekking hebben. Hier kampt Europa met een groot probleem, want de vlucht in het praktische is ook de vlucht van de noodzaak een gemeenschappelijk gedragen ideaal te formuleren.

Heel veel mensen wijten het nee tegen de Europese grondwet aan een gebrek aan informatie. Daarmee onderschat je de burgers. De waarheid is dat de boodschap de meeste Nederlanders niet beviel. De Europese Unie kan nog zo belangrijk zijn geweest voor onze stabiliteit, veiligheid en welvaart, voor nog meer Europese samenwerking moet je argumenten aandragen die met onze gezamenlijke toekomst te maken hebben.

Vooruitgang is het grijpen van de kansen van het heden en het afweren van de bedreigingen van morgen. Om dat te kunnen doen moet Europa zichzelf opnieuw uitvinden, want het huidige beeld van Europa - als een op hol geslagen trein zonder machinist - leidt tot een allergische reactie bij een grote meerderheid van onze bevolking.

De Europese Unie is in korte tijd van 15 naar 27 lidstaten gegaan. Voor veel mensen is dit te snel gegaan, maar de historische kans die de val van de Berleinse Muur ons bood, kon niet worden afgeslagen. De Europese deling is vreedzaam overwonnen, wat nog ondenkbaar leek twintig jaar geleden toen ik, net zoals velen van mijn generatie, in militaire dienst werd opgeleid om een Sovjetinvasie te weerstaan. Dit succes weegt voor mij zwaarder dan het onbehagen dat door de snelle uitbreiding van de Unie is veroorzaakt. Maar dat onbehagen vraagt nu wel om een antwoord.

Het is volstrekt logisch dat een organisatie die in lidmaatschap bijna is verdubbeld en die bovendien voor nieuwe uitdagingen staat, voortkomend uit globalisering en klimaatverandering, behoefte heeft aan nieuwe spelregels. Europa moet sneller tot besluiten kunnen komen op een manier die beter dan nu te volgen en te sturen is door de Europese burgers. Daarom is de Nederlandse regering van mening dat er een nieuw Europees verdrag moet komen.

De huidige afspraken voldoen eenvoudigweg niet om Europa met 27 landen te besturen en bovendien ook nog eens nieuwe uitdagingen op te pakken. Maar de veranderingen ten opzichte van bestaande afspraken moeten helder in kaart worden gebracht. Een nieuw verdrag moet daarom een aanpassing zijn van bestaande verdragen en niet de ambitie hebben meer te zijn dan dat. Europa wordt geen superstaat, dus moet van verdragen ook nooit de suggestie uitgaan dat het wel zo zou kunnen zijn. Daarom zal de Nederlandse regering pas instemmen met een nieuw verdrag als het zich naar inhoud, vorm en omvang wezenlijk van de verworpen Europese grondwet onderscheidt.

Belangrijk is ook dat duidelijker wordt wie waarvoor verantwoordelijk is. Dat Europa het optreden toespitst op taken die de kracht van het nationale niveau te boven gaan. En dat lidstaten zaken die nationaal kunnen worden opgelost ook gewoon zelf blijven doen.

Ook moet worden zekergesteld dat lidstaten de ruimte houden voor nationale arrangementen met een publieke doelstelling, zoals woningcorporaties, ongeacht of die doelstelling via publiek- of privaatrechtelijke organisaties wordt bereikt.

De criteria waaraan nieuwe lidstaten moeten voldoen dienen steviger te worden verankerd in de verdragen. En de nationale parlementen moeten een veel zwaardere stem krijgen bij het bepalen of voorstellen op het Europese niveau thuishoren en of de maatregelen die worden voorgesteld wel in verhouding staan tot het doel dat wordt beoogd.

Hierover moet, als het even kan, op korte termijn een compromis worden bereikt tussen de 27 lidstaten. Dat is bepaald niet eenvoudig, omdat de posities nu erg uit elkaar liggen. Maar mocht het lukken dit probleem op te lossen, is daarmee niet de vraag van tafel wat wij nu eigenlijk willen met Europa. Sterker nog, die vraag moet dan urgent onder ogen worden gezien. Uiteraard mogen wij niet blind zijn voor de verschillen binnen de Europese Unie, verschillen die flink zijn vergroot door de uitbreiding. Maar op wereldschaal bezien, zijn de overeenkomsten vele malen groter dan die verschillen. Ondanks alle culturele verschillen staan Europeanen dicht bij elkaar, zowel wat voor ons belangrijk is, als de manier waarop we dat willen bereiken.

Want wat vinden wij belangrijk? Dat zijn werkgelegenheid vanuit ontspannen maatschappelijke verhoudingen, goed onderwijs voor iedereen, voor iedereen toegankelijke gezondheidszorg, eerlijke arbeidsverhoudingen, een betrouwbaar sociaal vangnet en een schoon milieu.

En hoe trachten we dat allemaal te bereiken? Door onze overlegcultuur die streeft naar politieke consensus en solidariteit. Hiermee onderscheiden wij ons wezenlijk van Amerikanen en Aziaten. En dit onderscheid wordt belangrijker naarmate Europa een steeds kleiner aandeel krijgt in zowel de wereldbevolking als de wereldeconomie.

Opvallend is dat Europese landen op dit punt steeds meer naar elkaar toegroeien. Als wij dit Europese model, of, zo u wilt, deze Europese droom willen laten voortbestaan, moeten wij ons beter op Europese schaal organiseren.

Nederland moet in een dergelijk Europa niet aan de kant staan. Onze economische en maatschappelijke ordening zit zo dicht op het Europese convergentiepunt, dat wij meer te winnen en dus ook meer te verliezen hebben dan wie ook. Wij mogen het nooit zover laten komen dat beslissingen hierover door anderen worden genomen, terwijl wij op de Europese reservebank gaan zitten mokken.

Alleen wie meespeelt, bepaalt met andere spelers tempo en richting van het spel. Wie zichzelf buitenspel zet, zal niet door anderen weer bij het spel worden betrokken, dat is in Europa niet anders dan bij het voetbal.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl