Cel en begeleiding geëist tegen moeder die kind niet beschermde
Rotterdam, 3 juni 2007
De officier van justitie heeft vrijdag 1 juni voor de rechtbank in
Rotterdam 24 maanden cel waarvan acht voorwaardelijk geëist tegen een
moeder die ervan wordt verdacht medeschuldig te zijn aan de dood van
haar dochtertje, omdat zij het kind niet beschermde tegen de
mishandelingen door de vader. Het meisje overleed in een ziekenhuis
toen zij pas drie maanden oud was. De vader is al eerder tot vier jaar
en tbs veroordeeld.
Tijdens de drie jaar durende proeftijd zou de moeder intensief
begeleid moeten worden door de reclassering. Die begeleiding moet erop
gericht zijn dat de vrouw niet opnieuw zwanger raakt, zo zei de
officier vrijdag.
De 34-jarige moeder liet de verzorging van de baby geheel over aan
haar man. Die kon het niet aan. Ze bemerkte wel af en toe letsel bij
de baby, en werd ook door verschillende personen als de huisarts en
het consultatiebureau geconfronteerd met het vermoeden van
kindermishandeling, maar ze negeerde die signalen of verzon een smoes.
Uit onderzoek van het Pieter Baancentrum is gebleken dat de relaties
van de vrouw vooral gericht waren op de bevrediging van eigen
behoefte, en de wil verzorgd te worden. Ook bleek daaruit dat zij niet
in staat is zich emotioneel te hechten aan een kind. Het PBC
adviseerde het intensieve reclasseringscontact. Het PBC schat het
recidiverisico in op ,,nihil'' als zij geen kinderen meer krijgt. Het
recidiverisico is ,,aanzienlijk'' als zij wel weer een kind krijgt,
omdat zij het zelf niet zou kunnen verzorgen en beschermen.
Ter zitting gaf de Rotterdamse aan inmiddels tot het inzicht te zijn
gekomen dat ze de verantwoordelijkheid voor een kind niet aan kan. Ze
zei zich te willen laten steriliseren, maar heeft daar nog geen
stappen toe ondernomen.
Uitspraak 15 juni.
Openbaar Ministerie