Nederlandse Vereniging van Journalisten

Debat 31 mei jl: Wiens brood men eet...
(1 juni 2007)

... diens woord men eert, luidt de stelling die ten grondslag ligt aan dit debat, georganiseerd in samenwerking met de NVJ sectie Omroep. Maar de stelling wordt al in de eerste minuut ontkracht: we eten helemaal niet `het brood' van - in dit geval - de hulporganisaties, protesteren de panelleden, zodra gespreksleidster Margriet van der Linden het startsein geeft.

Eén ervaring hebben Dieuwke van Ooij (coördinator buitenland Nova) en Caroline van den Heuvel (verslaggever EénVandaag) wat betreft het meereizen met een hulporganisatie en hun beider reactie is: nooit weer! Overigens om redenen die minstens evenzeer met logistiek te maken hebben als met uiteenlopende belangen - en in geen geval met het
- volgens de deelnemende journalisten beslist niet gegeten `brood'. Alles wordt gewoon door de omroep betaald, stellen ze, van het vervoer tot de verzekering en de beveiliging. Dat staat ook in de `code', die de diverse programma's tegenwoordig hebben.

Overigens staan Non Gouvernementele Organisaties's - in het panel vertegenwoordigd door Bart Rijs (Artsen zonder Grenzen) en Paul van Tongeren (Oxfam/Novib) - evenmin te springen om journalisten mee te nemen teneinde flatteus te worden geportretteerd. `We kunnen contacten bieden, maar we betalen nooit een ticket of het hotel', aldus Van Tongeren.

Moet je (Nederlandse) NGO's dan juist mijden? En hen vooral niet tot onderwerp van een documentaire of nieuwsitem maken? De discussie lijkt die kant op te gaan naar aanleiding van een item van Kees Broere in het grensgebied tussen Darfur en Tsjaad, waarin hij een Colombiaanse arts van Artsen zonder Grenzen portretteerde. `Teveel over de hulporganisatie, te weinig over de - eveneens gefilmde - vrouwen die kilometers naar een waterput liepen', oordelen de collega's streng vanuit de Amsterdamse Desmet Studios.

Esther Bootsma (NOS Journaal) wordt in de verdediging gedwongen: het was één item uit een serie van drie, onderstreept ze, en de correspondent had voor dit onderwerp gekozen, als zijnde een aspect van het conflict. `Als je in gebieden komt waar veel hulporganisaties zitten, dan behoren je contacten met hen tot de normale journalistiek.'
Maar is het eigenlijk wel een zwakheid, vraagt Rijs (Artsen zonder Grenzen) zich af, om in een gebied `waar je anders nooit van z'n leven zou komen' het humanitaire perspectief te belichten? Is het niet juist een kracht? Het hoort er tenslotte bij.

Het debat gaat over op twee andere thema's: geld en gevaar - ook vanuit het publiek, dat behalve medewerkers van NGO's verscheidene correspondenten en (oorlogs) verslaggevers telt. Het onderliggende idee voor het debat was: omroepen gaan met NGO's mee omdat er zo weinig geld beschikbaar is voor buitenlandreportages. Maar is dat eigenlijk zo? Is er minder geld dan vroeger? En zit het buitenland wel in het verdomhoekje?
Van Tongeren vraagt hoeveel procent van het budget eigenlijk bestemd was voor het buitenland. En hoeveel Nederlandse ministeries (en met name Defensie) wel bijdroegen aan reportages. Vragen waar niemand het antwoord op weet.

`Wij gaan niet minder op reis dan vroeger, maar wel anders', zegt Van Ooij. Korter, gerichter, daar komt het op neer. `Maar we zeggen nooit: dat doen we niet, want we hebben geen geld.'
Van den Heuvel aarzelt. Korter, dat zeker. En de werkdruk is een stuk groter. Vorig jaar, tijdens de oorlog in Libanon belichtte zij de Israëlische kant: vier dagen is ze er geweest, en ze maakte er drie reportages. `En dan middenin de nacht terug. Je moet er eigenlijk twee weken zitten, drie-vier dagen over een verhaal kunnen doen: je bent al een dag kwijt om ergens te komen...'
De geldkwestie komt in alle vormen terug. `Er is wel geld bij de omroep, maar komt het bij jullie terecht?'dringt gespreksleidster Van der Linden aan. Er komen flarden van antwoorden. Waarom gebeuren veel dingen zo hap-snap, waarom is er bijvoorbeeld niet een Nederlands bureautje in Kabul? En waarom heeft Nederland niet één correspondent in Bagdad?

Niet alleen geld - en hoge verzekeringspremies - zijn een bezwaar, al heeft dat bijvoorbeeld EénVandaag wel verhinderd een ploeg naar Afghanistan te sturen. Dat freelancers bereid zijn ook zonder verzekering te gaan, ervaren de buitenlandredacties dagelijks, maar ze willen er geen gebruik van maken: het risico is te groot. `En de NVJ is tégen onverzekerd op reis gaan!' weet iemand. Algemeen secretaris Thomas Bruning wijst in dat verband op het voorstel voor een door de NVJ mediafonds dat freelancers in staat zou moeten stellen ook dure verzekeringen te nemen. Tweede-Kamerlid Karimi heeft dat bij de vorige regering bepleit, maar het ligt nu alweer een tijd in de ijskast.

Echter, ook mét verzekering zijn sommige gebieden te gevaarlijk. Midden-Oosten-correspondent Conny Mus (RTL), `toevallig binnengelopen', wijst daarop: `Gaza, Irak, het is niet meer te doen!' `Bagdad is een hel op aarde', weet Van Ooij. Henk Steenhuis (HP/De Tijd) vraagt zich vanuit de zaal af of het ook niet een kwestie van moed is, dat juist Nederlanders niet in conflictgebieden als Irak te vinden zijn.

Olaf Oudheusden (ex-Tegenlicht, nu radio 1) wijst erop dat verslaggevers als Minka Nijhuis, Arnold Karskens of Antoinette de Jong
- in de zaal - wél door dat soort gebieden reizen, `maar zelfs Minka Nijhuis gaat niet meer naar Bagdad.' Diverse andere freelancers onder het publiek, die allen heel wat onherbergzame/gevaarlijke/vergeten oorden hebben afgereisd, bewijzen dat het hun in elk geval niet aan moed ontbreekt.

Is gebrek aan belangstelling wellicht een reden om ergens niet heen te gaan? Maar gebrek aan belangstelling van wie? Van het publiek? Van de hoofdredacties? Waarom - werpt Paul van Tongeren op - met z'n allen naar Darfur terwijl er een prachtig verhaal te maken is over de nieuw verworven rechten van Ugandese vrouwen? Het struikelpunt lijkt (soms) de hoofdredactie. Wat doe je eraan? Van den Heuvel (giechelend): `Een Nederlandse invalshoek...'

Bij de kijkers/luisteraars blijkt het juist wel mee te vallen met de belangstelling, weet deze en gene aan de hand van onderzoek. `Maar het is wel een vicieuze cirkel', zegt Olaf Oudheusden. `Een programma als Tegenlicht trekt niet enorm veel kijkers, zo'n 200.000. Ik denk dat er voor dat soort programma's altijd een vrij beperkt publiek is geweest, Diogenes vroeger trok zo'n 200 tot 300.000 kijkers. Nu wordt zo'n programma door de netcoördinatoren steeds meer verschoven naar de grenzen van de nacht en uiteraard kijken er dan nog minder mensen. Tenzij een beroemdheid het presenteert - zoals Paul Rosenmöller bij het Ikonprogramma Stille rampen. De zendercoördinatoren willen nu eenmaal een "smoel" bij een programma. Je moet het altijd in gekkigheid verpakken.' Kortom, film `een Nederlandse patatkraam in Uganda' (Van der Linden) en het werkt...

Het formele einde van het debat betekende nog lang niet het einde van de discussie. Het bleef nog lang onrustig in Desmet.

Jacqueline Wesselius