Vragen van het lid Tang over het bezoldigingsbeleid van KPN
Brief | 01-06-2007 | nr AFP07-319
Antwoorden naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Tang (PvdA) over het bezoldigingsbeleid van KPN (ingezonden 20 april 2007, nr. 2060712860)
Vraag 1
Kent u agendapunt 17 van de agenda van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de Koninklijke KPN NV waarin wordt voorgesteld de aandelen(optie)regeling om te zetten in een stock appreciation right (SAR) regeling?
Ja.
Vraag 2
Laat dit voorbeeld zien dat fiscale wetgeving invloed heeft op beloningsbeslissingen bij bedrijven?
Vraag 3
Ziet u een tendens bij andere bedrijven om aandelen(optie)regelingen om te zetten in belastingaftrekbare bonussen?
Vraag 4
Vindt u het wenselijk dat beloningsregelingen die de winst van de vennootschap niet raken, worden omgezet in regelingen die wel in mindering op de winst van de vennootschap komen? Zo ja, waarom?
Vraag 5
Deelt u de mening dat dergelijke beloningsvormen op een gelijke wijze dienen te worden behandeld als aandelen(optie)regelingen? Zo neen, waarom niet?
Met ingang van 1 januari 2007 is in de vennootschapsbelasting de aftrekbaarheid van (opties op) eigen aandelen geschrapt. Deze aftrekbeperking was als grondslagverbredende maatregel opgenomen in de Wet werken aan winst. Voorts bestond daarvoor het fiscaal-theoretische argument dat een vennootschap door de uitreiking van (opties op) eigen aandelen niet verarmt, omdat dat geen uitgaaf in geld van de vennootschap vergt. Slechts de deelgerechtigdheid tot het vermogen van de onderneming wordt potentieel (als de optierechten worden uitgeoefend) over meer aandelen verdeeld. Deze "verwatering" van het aandelenbezit gaat ten laste van de rechten van de zittende aandeelhouders. Het is overigens niet relevant aan wie de opties of eigen aandelen worden verstrekt. Onder de aftrekbeperking vallen dus niet alleen werknemersopties, maar bijvoorbeeld ook opties op eigen aandelen die aan een crediteur worden verstrekt als vergoeding op een lening.
Nu het fiscaal onaantrekkelijker is geworden om werknemers te belonen door middel van (opties op) eigen aandelen, zou een aantal ondernemingen kunnen overwegen om de aandelen(optie)regeling om te zetten in een zogenoemd stock appreciation right (SAR). Bij een SAR-regeling ontvangt de werknemer een beloning in geld, waarvan de hoogte afhangt van de koersontwikkeling van de eigen aandelen. Door die betaling zal de onderneming daadwerkelijk verarmen, zodat er geen fiscaal-theoretische argumenten zijn om de aftrek daarvan te weigeren. Een positief neveneffect is dat ondernemingen bewuster zullen omgaan met het verstrekken van SAR-regelingen dan met het verstrekken van aandelen(optie)regelingen. Bij een SAR-regeling zal de onderneming namelijk in staat moeten zijn om de uitbetaling in geld te doen, terwijl de lasten bij een aandelen(optieregeling) feitelijk worden afgewenteld op de overige aandeelhouders. Daarbij komt dat de omvang van de uitbetaling bij een SAR-regeling veelal vooraf onbekend is, terwijl bij een aandelen(optie)regeling het maximaal aantal te plaatsen aandelen (de mate van verwatering) vooraf wel bekend zal zijn. Naar verwachting zullen aandeelhouders SAR-regelingen dus kritisch benaderen.
Hiervoor is aangegeven dat een aandelen(optie)regeling wezenlijk verschilt van een SAR-regeling, zodat geen sprake is van soortgelijke beloningsvormen die fiscaal op gelijke wijze moeten worden behandeld. Daarbij is ervan uitgegaan dat de werknemers die in het kader van een SAR-regeling een beloning in geld ontvangen, daar ook vrijelijk over moeten kunnen beschikken. Het mag dus niet gaan om (aftrekbare) beloningen in geld die verplicht moeten worden omgezet in eigen aandelen van de werkgever. In dergelijke gevallen zal de aftrek bestreden worden.
Overigens wil ik u er op wijzen dat in het kader van het dossier van 'topbeloningen' de commissie-Frijns dit jaar, naast het reguliere monitoringwerk, specifiek de relatie tussen (variabele) beloning en prestaties bij beursvennootschappen onderzoekt. Op specifiek verzoek van Financiën wordt daarbij ook de relatie tussen de hoogte van ontslagvergoedingen en prestaties onderzocht. Eind december presenteert de Commissie Frijns haar resultaten. De minister van Financiën heeft reeds aangegeven dat zo snel mogelijk na het verschijnen van de rapportage van de heer Frijns in een brief aan de Kamer wordt aangeven welke conclusies uit die rapportage kunnen worden getrokken.
Meer informatie
* Antwoorden naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Tang (PvdA)
Bijlage | PDF bestand , 17.0 kb
* Brief aan de Tweede Kamer
Bijlage | 01-06-2007 | PDF bestand, 15.0 kb
Ministerie van Financiën