Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
+logoocw
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
31 mei 2007 VO/S&O/2007/22144
Onderwerp
Klachten studentenorganisaties
Jongeren in het VO, MBO en HO klagen massaal over de kwaliteit van hun onderwijs. Nutteloze lessen,
te weinig lesuren, slecht opgeleide docenten, onduidelijkheid over wat de school van de student
verwacht en te weinig begeleiding. Op 30 maart 2007 ontvingen we de belangrijkste klachten van de
Landelijke Studenten Vakbond (LSVb), de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) en het
Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) (bijlage 1).
De studentenorganisaties adviseren de overheid strenger toe te zien op de kwaliteit van de opleidingen,
het aantal lesuren en begeleiding van studenten en scholieren. Ook vinden ze dat er meer moet worden
geïnvesteerd in bijscholing, beoordeling en betaling van docenten en moet de bedrijfsvoering van de
scholen op orde komen. Daarnaast stellen zij voor de positie van scholieren en studenten verder te
versterken.
Inspectie inventariseert
Ruim 7500 klachten zijn er verzameld. Grofweg 3700 van studenten in het hoger onderwijs, 1800 van
mbo-deelnemers en 2100 van scholieren in het voortgezet onderwijs. Ze verdienen serieuze aandacht.
Daarom hebben we de inspectie gevraagd de klachten te analyseren. Het resultaat daarvan is ons op
30 mei 2007 aangeboden. U vindt het in bijlage 2.
De Inspectie heeft de geïnventariseerde klachten nader geanalyseerd en de klachten per instelling
gespiegeld aan de eigen informatie van de Inspectie. Vervolgens zijn alle instellingen aangeschreven
met het verzoek te reageren op de klachten. Twee vragen stonden daarbij centraal: "worden de
klachten herkend" en "wat heeft de instelling voor maatregelen getroffen om een en ander te
verbeteren?". De respons van instellingen was naar het oordeel van de inspectie hoog en de reacties
van instellingen waren over het algemeen actiegericht. Klachten werden regelmatig individueel
langsgelopen, en ook werd aangegeven welke klachten inmiddels zijn afgehandeld.
Conclusies van de inspectie
Op hoofdlijnen komen de conclusies van de Inspectie op het volgende neer:
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/6
1. De klachten van de studenten moeten door alle betrokkenen op waarde worden geschat; er is iets
aan de hand met de kwaliteit van lesgeven, de lestijd en de deskundigheid van de docenten.
2. De klachten zijn serieus door de instellingen opgepakt. De klachten hebben, zo blijkt duidelijk uit de
reacties van de scholen en instellingen, een activerende werking op de mate en intensiteit waarmee
instellingen met kwaliteitsverbetering aan de slag gaan. Studenten kunnen zich als een sterke kracht
manifesteren, en onderwijsinstellingen laten zich daar iets aan gelegen liggen. Op deze wijze zien we
"goed bestuur" in de praktijk, zoals de inspectie concludeert.
3. Klachten komen niet alleen voor bij opleidingen die bezig zijn met onderwijskundige vernieuwing,
maar kunnen in verschillende situaties voorkomen; andersom zijn er ook instellingen die het onderwijs
kunnen vernieuwen zonder klachten. Het is, met andere woorden, niet het didactisch concept van een
onderwijskundige vernieuwing dat centraal staat in de klachten, maar het serviceniveau dat scholieren
en studenten ontvangen, zo concludeert de Inspectie.
Klachten geven aanleiding tot actie
De klachten van de studentenorganisaties staan niet op zich, maar zijn onderdeel van de zorg die
binnen de samenleving en de Kamer leeft over de kwaliteit van het onderwijs. We hebben daarom
inmiddels acties ondernomen. Uw Kamer is daar in de volgende brieven van op de hoogte gebracht:
· Onderwijstijd in VO en MBO. U bent daarover geïnformeerd door middel van de brieven van 12
februari en 15 februari 2007 (Kamerstukken 27 451, nrs 63 en 64) en de brief van 27 april
2007.
· Onderwijstijd in het HO. Daarover bent u geïnformeerd door middel van de brief "Onderzoek
inspectie onderwijstijd in het hoger onderwijs", 16 mei 2007, HO/BL/2007/18823.
· De competentiegerichte kwalificatiestructuur in het MBO. U bent daarover op verschillende
manieren geïnformeerd brief van 5 april 2007 (27 451, nr. 68), en de brief "Examens mbo" van
23 april 2007 (TK 2006-2007, 27451, nr. 70). Een dezer dagen ontvangt u nog nadere
informatie over het onderzoek van Keesie en het onderzoek dat Berenschot onlangs heeft
uitgevoerd over de implementatie. De onderzoeksresultaten van Keesie over hoe mbo-
deelnemers aankijken bevestigen de klachten van het JOB.
1. Reactie
We hebben het in de reactie op het Onderwijsverslag al gezegd; het onderwijs moet beter. We voegen
er aan toe: het onderwijs kán ook beter. Dat blijkt immers uit de acties die de onderwijsinstellingen
naar aanleiding van deze klachten hebben ondernomen.
Kwaliteit
De studentenorganisaties hebben duidelijk gemaakt dat jongeren goed onderwijs willen. We zijn daar
blij om, want dat is wat wij proberen te stimuleren. We hechten aan onderwijs van een hoge kwaliteit,
want dat is belangrijk voor Nederland als een sterk kennisland met een grote sociale cohesie.
Onderwijs moet jongeren optimaal in staat stellen de kennis en vaardigheden te verwerven die ze nodig
hebben voor de arbeidsmarkt en de samenleving. Het gaat ons ook om onderwijs dat de talenten van
blad 3/6
alle jongeren aanboort en prikkelt. Van alle jongeren, want uitval vinden we onacceptabel. Daarom
willen we een relatief kleinschalige leeromgeving bieden, die rekening houdt met de aanleg en
achtergrond van jongeren en met intensief contact tussen student en docent. De inzet van docenten
met een hoog pedagogisch en didactisch niveau en kennis over en passie voor hun vak is daarvoor
onmisbaar. Goed onderwijs wordt bovendien gekenmerkt door kwaliteitszorg en een intensieve
samenwerking van de onderwijsinstelling met bedrijven, sport, cultuur, ouders, jeugdzorg en iedere
andere partner die kan bijdragen aan het leer- en ontwikkelingsproces van jongeren.
Aanspreekbaarheid
Instellingen zijn op die kwaliteit aanspreekbaar. Uit de rapportage van de Inspectie blijkt dat veel van
de klachten door de instelling zelf kunnen worden opgelost:
· De klachtenprocedures op de instellingen kunnen beter. Studenten moeten beter weten welke
wegen zij kunnen bewandelen wanneer zij een klacht hebben. De communicatie tussen instelling
en student kan beter.
· Als de instelling het onderwijsprogramma vernieuwt, verdient deze communicatie met de
studenten extra aandacht. De doelstellingen van de vernieuwing en de verwachtingen naar de
student kunnen dan niet duidelijk genoeg zijn. Ook de betrokkenheid van studenten bij de
vernieuwing dient te worden gewaarborgd.
· In het kwaliteitszorgsysteem van de instellingen kan meer aandacht worden besteed aan de
feitelijke werking van de klachtenprocedure.
Horizontale verantwoording
Kwaliteitsversterking van onderwijs is niet alleen een zaak van overheid en onderwijsinstelling, maar
ook van onderwijsinstelling en belanghebbenden. Dat vraagt om kwaliteitszorg en goed bestuur van de
instelling in de omgang met zijn directe omgeving, waaronder de eigen scholieren en studenten. Uit de
conclusies van de Inspectie kunnen we opmaken dat hier kansen liggen: zowel scholieren en studenten
als de onderwijsinstellingen willen er gezamenlijk voor gaan. Dit lijkt ons een gunstige uitgangssituatie
voor de kwaliteitsverbetering waar wij ons als bewindslieden ook voor willen inzetten. Dit commitment
van de betrokken partijen laat onverlet dat ook van de overheid een flinke inzet mag worden verwacht.
De sturing op en de verantwoording over processen van onderwijsvernieuwing horen daarbij. Zo zullen
wij in het MBO de monitoring van de invoering van competentiegericht beroepsonderwijs direct
aansturen en daarin meer aandacht laten uitgaan naar de betrokkenheid van deelnemers bij de
vernieuwing.
Ambitie
Het bovenstaande is een schets van wat wij beschouwen als onderwijs van een hoge kwaliteit. Het
perspectief is voor discussie vatbaar. We gaan die discussie graag aan, want beter onderwijs kan niet
zonder een vruchtbaar maatschappelijk debat.
Het zal u duidelijk zijn dat we niet tevreden zijn met `voldoende'. We willen meer en beter. Dat vraagt
voor de komende jaren een stevige aanpak. Die zullen we in het Beleidsprogramma presenteren.
Daarop vooruitlopend geven we hieronder aan met welke acties en maatregelen we op de klachten van
de studenten reageren.
blad 4/6
2. Reacties van de sectororganisaties
Het is van belang te weten wat de sectororganisaties van de klachten vinden. Zij hebben als volgt
gereageerd.
Voortgezet onderwijs
De VO-raad bereidt samen met het LAKS een onderzoek voor naar onderwijstijd en de kwaliteit van het
onderwijs. Naar verwachting liggen de onderzoeksresultaten er eind van dit jaar. Daarnaast zal de VO-
raad in het kader van Q51 meer werk maken van de verantwoording naar belanghebbenden, waaronder
scholieren. Verder is de VO-raad actief in de dialoog tussen school en omgeving. Een interessante
ontwikkeling in dat verband is de voorbereiding van een maatschappelijke raad van belanghebbenden.
Het LAKS participeert daarin. Ten slotte kan worden genoemd dat de VO-raad scholieren bij zijn
innovatiestrategie betrekt. Zij vormen een Junior Programmaraad en fungeren als kritische vrienden
bij de innovatiestrategie zoals de VO-raad die voert.
Middelbaar beroepsonderwijs
De MBO Raad heeft mede naar aanleiding van de klachteninventarisatie een actieplan
onderwijskwaliteit opgesteld (www.mboraad.nl). De leden van de MBO Raad hebben afgesproken
elkaar binnen de vereniging expliciet te binden aan een aantal doelstellingen voor minimumkwaliteit.
"Tien punten voor goed MBO" is de publieksvertaling ervan. De doelstellingen zijn specifiek
geformuleerd op de gebieden waar veel klachten over zijn. In het actieplan onderwijskwaliteit krijgen
dan ook vooral de bedrijfsvoering op de ROC's en de professionalisering van docenten en management
de nadruk. De bestaande structuren van de MBO Raad zullen de komende tijd nadrukkelijker worden
ingezet om de instellingen te ondersteunen op juist deze terreinen. Het procesmanagement dat
onderdeel uitmaakt van het bestuurlijke arrangement dat de overheid opstelt voor de invoering van
competentiegericht beroepsonderwijs zal de inzet van deze structuren (bedrijfstakgroepen, netwerken
kwaliteitszorg, personeelsbeleid en bedrijfsvoering, roc-i-partners) ondersteunen en versterken. In de
inmiddels door ons met twee jaar verlengde experimenteerperiode in het mbo is het nu van het
grootste belang dat betrokken partijen aanvullend op elkaar de vernieuwing gaan oppakken. Ook maakt
de MBO Raad afspraken met JOB over inpassing van het onafhankelijke onderzoek van JOB naar
deelnemerstevredenheid (ODIN) in de benchmark van de MBO Raad, wat vervolgens mogelijkheden
biedt om de uitkomsten te gebruiken in de kwaliteitszorg van individuele instellingen.
Hoger onderwijs
Zowel de HBO-raad als de VSNU heeft aangegeven dat wordt gewerkt aan de knelpunten die de LSVb
noemt en die naar voren komen uit het eerder genoemde Inspectierapport over onderwijstijd. De VSNU
wil het studiesucces van studenten verhogen door meer contact tussen student en docent, het beter
integreren van onderwijs en onderzoek en een betere staf/studenten-ratio. In juni organiseert de VSNU
een aantal bijeenkomsten voor en door universiteiten. Doel is van elkaars best practices te leren.
1 Het Q5-project stimuleert scholen voor voortgezet onderwijs om zelf verantwoordelijkheid te dragen
voor de eigen kwaliteit en kwaliteitszorg. www.kwaliteitsring.nl
blad 5/6
Daarbij is veel aandacht voor de gedifferentieerde aanpak die veel universiteiten nu ontwikkelen,
omdat niet elke student gelijk is. De HBO-raad werkt in het kader van de strategische agenda hbo
2007-2011 aan oplossingen voor de problemen. De raad wil studenten uitdagen en hun succes
vergroten door maatwerk te leveren aan studenten en door te investeren in de docent als professional.
De komende maanden maken wij afspraken met het hoger onderwijs over concrete doelen en de
indicatoren hiervoor.
We constateren met instemming dat de VSNU en de HBO-raad veel commitment voor verbetering van
de kwaliteit en het studiesucces aan de dag leggen. Met deze organisaties zal ik ook bespreken of
hierbij op bepaalde thema's zoals de inspectie voorstelt, nader onderzoek een rol kan spelen. Voorts
verwacht ik na de zomer voorstellen van de commissie Rinnooy Kan over de positie van de docent, ook
in het hoger onderwijs. Deze voorstellen kunnen betrokken worden bij de uitwerking van de
strategische agenda.
Verder zijn de kritische geluiden in het hoger onderwijs aanleiding geweest voor de NVAO bij
accreditatie scherper te letten op het aantal lesuren/contacturen; de kwaliteit van de docenten;
staf/studenten-ratio en kwaliteit van de examinering. Hierover zijn afspraken gemaakt met de VBI's.
De koepelorganisaties in het hoger onderwijs (VSNU, HBO-raad, Paepon, LSVb en ISO) zijn hierover
geïnformeerd)
3. Acties van de overheid
1. Onderwijstijd
De inspectie stelt vast dat onderwijstijd - of het gebrek eraan - een belangrijke bron van klachten is.
Naar aanleiding daarvan lopen in alle drie de sectoren acties. Daarover bent u uitgebreid geïnformeerd
in de brieven die uw Kamer eerder zijn toegestuurd, en in de paragraaf 2 van deze brief.
2. Kwaliteitszorg en horizontale verantwoording
De studentenorganisaties vragen meer inbreng van scholieren en studenten in het onderwijsbeleid van
de instelling. Dit is een opdracht aan de onderwijsinstellingen in het kader van goed bestuur en
kwaliteitszorg. Het gaat niet alleen om de formele positie van scholieren en studenten, zoals die in de
wetgeving van het voortgezet onderwijs, middelbaar en hoger onderwijs geregeld is. Het gaat er ook
om hoe die inbreng in de praktijk uit de verf komt. Het gebeurt nu wel eens dat scholieren les krijgen
op een locatie ver van het hoofdgebouw, terwijl de medezeggenschap op centraal niveau geregeld is.
In dat geval werkt de medezeggenschap alleen op papier. Met de studentenorganisaties en de
sectororganisaties willen we spreken over de vraag hoe we voorkomen dat de medezeggenschap van
studenten en scholieren niet in procedures blijft steken, maar een levendige interactie wordt, die voor
beide partijen echt zin heeft.
3. Klachten op waarde schatten
Het zou niet goed zijn als de klachten over onderwijs alleen bij het ministerie terechtkomen en niet bij
de instellingen. Er is dus een goede klachtenregeling op instellingsniveau nodig. Die klachten moeten
vervolgens ook serieus worden behandeld.
blad 6/6
In het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs gaan klachten deel uitmaken van het
toezichtskader van de inspectie. Dat houdt in dat klachten, en andere signalen die duiden op mogelijke
maatschappelijk onwenselijke situaties, in de toekomst door de inspectie nadrukkelijker worden
onderzocht en geregistreerd. Het aantal en de aard van de klachten en signalen zijn bepalend voor het
risicoprofiel van een school. Op basis van dat risicoprofiel zal de inspectie scherper of minder scherp
toezicht gaan uitoefenen op betreffende instelling. Veel voorkomende klachten kunnen ook aanleiding
zijn voor het starten van thematisch onderzoek. Bovendien wordt de mate waarin klachten voor de
onderwijsinstelling aanleiding zijn voor verbetering voortaan expliciet onderwerp van toezicht.
Het is van belang dat de klachtenregeling voor studenten laagdrempelig, transparant en effectief is en
dat studenten in beroep kunnen gaan als zij niet voldoende gehoor krijgen. In het coalitieakkoord
hebben wij een wetsvoorstel aangekondigd voor het hoger onderwijs. Daarin staan onze voorstellen
voor één loket voor klachten van alle studenten. Studenten met klachten of problemen mogen niet
worden geconfronteerd met een ontmoedigende wirwar van regels en procedures.
4. Overleg met studentenorganisaties
We sturen het inspectierapport en deze beleidsreactie gelijktijdig aan de studentenorganisaties. We
zullen deze beleidsreactie zo snel mogelijk met de studentorganisaties bespreken. We willen het
hebben over het verbeteren van het onderwijs en de rol die leerlingen en studenten daarbij kunnen
vervullen. Ook kan het daarbij gaan over grotere inbreng van scholieren en studenten door betere
mogelijkheden om hun wensen en klachten naar voren te brengen.
4. Tot slot
De klachten van de studentenorganisaties versterken onze ambities om de komende jaren stelselmatig
te werken aan de kwaliteit van het onderwijs. In deze brief hebben we aangegeven welke plannen we
naar aanleiding van deze klachten hebben. Klachten alleen kunnen echter niet de aanleiding zijn om
tot beter onderwijs te komen. Een duurzame kwaliteitsverbetering vraagt een krachtig commitment
van allen die bij kunnen dragen aan goed onderwijs. Onze inzet zullen we presenteren in het
Beleidsprogramma, dat in juni wordt gepresenteerd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart