---
Commissie beoordeelt het effect van regionale steun en geeft de aanzet
tot een debat over de volgende ronde van het cohesiebeleid
---
Reference: IP/07/721 Date: 30/05/2007
RO
IP/07/721
Brussel, 30 mei 2007
Commissie beoordeelt het effect van regionale steun en geeft de aanzet tot
een debat over de volgende ronde van het cohesiebeleid
Het is bewezen dat het cohesiebeleid een gunstig effect heeft op de
ontwikkeling van de regio's van de Europese Unie. Niettemin zal het zich in
de komende jaren voor een aantal nieuwe uitdagingen gesteld zien. Dat zijn
de conclusies van het jongste verslag van de Europese Commissie over de
economische en sociale cohesie^ , dat vandaag wordt gepubliceerd. Het is
het vierde verslag in de reeks en beschrijft voor het eerst de economische,
sociale en territoriale situatie van de uitgebreide Unie met haar 27
lidstaten en haar 268 regio's. Het verslag bevat een gedetailleerde analyse
van de positie van de regio's, wat bbp, productiviteit en werkgelegenheid
betreft. Er wordt een aantal uitdagingen genoemd waarvoor de lidstaten en
regio's zich in de komende jaren gesteld zullen zien. Voorts wordt een
eerste beoordeling gegeven van het effect van het cohesiebeleid in de
programmeringsperiode 2000-2006 en van de voorbereiding van de nieuwe
periode 2007-2013. Het verslag stelt 10 vragen die het debat over de
toekomst van dit belangrijke beleidsgebied binnen en buiten de Europese
instellingen op gang moeten brengen.
Danuta Hübner, EU-commissaris voor regionaal beleid, presenteert het
verslag als volgt: "Het cohesiebeleid heeft al bewezen dat het zich
aan veranderende omstandigheden kan aanpassen. Het heeft steun
verleend voor broodnodige investeringen in infrastructuur en menselijk
kapitaal en voor de modernisering en diversifiëring van regionale
economieën. Ook heeft het ertoe bijgedragen dat bij de
overheidsinvesteringen van de lidstaten meer wordt gekeken naar de
prioriteiten van de Unie".
Zij voegt hieraan toe: "Het cohesiebeleid heeft tot doel alle
EU-burgers, ongeacht hun woonplaats, kansen te bieden. Hiertoe wordt
getracht de verschillen tussen de regio's te verkleinen, onbenut
potentieel aan te boren en de middelen vooral te concentreren op
groeigenererende investeringen. De EU zal zich de komende tijd voor
vele uitdagingen gesteld zien: een bevolking die rond 2020 zal gaan
slinken en dat in vele regio's al doet, grotere economische druk door
concurrentie op de wereldmarkt, hogere energieprijzen,
klimaatverandering en sociale polarisatie. Europa zal aan deze
uitdagingen het hoofd moeten bieden. Daartoe moeten alle regio's en
alle burgers betrokken worden bij het scheppen van rijkdom, banen en
groei".
Vladimír Spidla, Europees commissaris voor Werkgelegenheid, sociale
zaken en gelijke kansen, verklaart: "Mede dankzij het cohesiebeleid
komen sociale uitsluiting en armoede minder vaak voor en is het
openbaar bestuur verbeterd, met name op subnationaal niveau. Daardoor
heeft dit beleid bijgedragen tot de groei van het bbp en tot een
verkleining van de verschillen binnen de Unie".
Hij voegt hieraan toe: "Het Europees Sociaal Fonds (ESF) zal de
komende zeven jaar meer dan 10 miljard euro uittrekken om mensen te
helpen hun vaardigheden en inzetbaarheid te vergroten. Door de
technologische vooruitgang en mondialisering is het van het grootste
belang dat zij over de vaardigheden beschikken om de veranderingen de
baas te worden -- de werknemers moeten zich kunnen aanpassen". Hij
vervolgt: "Het ESF is een essentieel instrument om de lidstaten te
helpen voor flexizekerheid te zorgen - een combinatie van een actief
arbeidsmarktbeleid, flexibele contractuele regelingen en een leven
lang leren. Ook speelt het een belangrijke rol bij de bevordering en
uitvoering van maatregelen die de combinatie van werk en gezin moeten
vergemakkelijken. Die maatregelen zijn belangrijk bij het streven van
de EU naar een grotere arbeidsparticipatie van vrouwen en mannen".
Commissaris Hübner effent het pad voor een discussie over de toekomst
van dit beleid na de lopende programmeringsperiode die de jaren
2007-2013 bestrijkt. "Wij kunnen echter nog beter presteren en daarom
hebben wij 10 vragen geformuleerd die een, naar ik hoop, breed en
alomvattend debat over de toekomst van dit beleid op gang zullen
brengen. Volgend jaar zal ik verslag over de resultaten van dat debat
uitbrengen".
CONCLUSIES VAN HET VERSLAG
Het verslag bestaat uit vier delen:
1. Economische, sociale en territoriale situatie en trends in de
lidstaten en regio's van de EU-27. De analyse laat zien dat de
inkomens- en arbeidsverschillen in de Europese Unie de afgelopen
tien jaar kleiner zijn geworden. Niettemin gaapt er nog een brede
kloof tussen de minstbedeelden en de rest. Om die te dichten is
een langdurige inspanning vereist.
2. Het effect van het cohesiebeleid. De Europese cohesieprogramma's
hebben er rechtstreeks toe bijgedragen de regionale convergentie
en werkgelegenheid te stimuleren. Zo is de stijging van het bbp in
Griekenland met 2,8% en in Portugal met 2,0% tussen 2000 en 2006
mede te danken aan het cohesiebeleid. Voorts wijzen voorlopige
schattingen erop dat dit beleid in de periode 2007-2013 zal
bijdragen aan een stijging van het bbp van Litouwen, Letland en
Tsjechië met circa 8,5%, van Polen met circa 5,5% en van
Griekenland met ongeveer 3,5%. Mede door het cohesiebeleid is er
ook minder sociale uitsluiting en armoede: het beleid verleent
medefinanciering voor de opleiding van 9 miljoen personen per
jaar, waarvan meer dan de helft vrouwen, waardoor deze toegang
krijgen tot betere banen en meer kunnen verdienen; tussen 2000 en
2005 werden in zes landen bruto meer dan 450 000 banen gecreëerd,
ten bedrage van twee derde van de middelen voor doelstelling 2.
3. Nationaal beleid en cohesie. Daar de begrotingen onder druk komen
te staan van de vergrijzing (pensioenhervormingen, duurdere
onderwijs- en zorgstelsels) en economische hervormingen tot
consolidatie van de overheidsfinanciën leiden, zijn de
overheidsinvesteringen de afgelopen jaren teruggelopen. In 1993
beliepen ze nog circa 2,9% van het bbp. Twaalf jaar later nog maar
2,4%. Tegelijk worden de besluitvorming en het beheer van
overheidsinvesteringen langzaam maar zeker gedecentraliseerd naar
regionaal en plaatselijk niveau. Op die niveaus zijn de
overheidsuitgaven tussen 2000 en 2005 jaarlijks met 3,6% gestegen,
wat sneller is dan de groei van het bbp (1,7%) en de totale
overheidsuitgaven (2,4%).
4. EU-beleid en cohesie. De verschillende EU-beleidsterreinen - O&O
en innovatie, landbouw, concurrentie en staatssteun - kunnen de
doeltreffendheid van het cohesiebeleid vergroten, bijvoorbeeld
door nadrukkelijk rekening te houden met economische, sociale en
territoriale omstandigheden. Uit het verslag blijkt dat dit steeds
vaker gebeurt, maar dat nog meer synergieën mogelijk zijn.
BELANGRIJKE VRAGEN
In het verslag worden de volgende vragen gesteld om een breed debat
over de toekomst van het cohesiebeleid op gang te brengen.
1. Welke lering kan worden getrokken uit de ervaring met de
voorbereiding van de programma's voor de periode 2007/2013? In deze
context en in het licht van de analyse in dit verslag, hoe goed is het
cohesiebeleid berekend op de nieuwe uitdagingen waarvoor de Europese
regio's zich in de komende jaren gesteld zullen zien? Bijvoorbeeld:
1.1. Hoe kunnen de regio's reageren op de herstructureringsdruk die
wordt uitgeoefend door dynamische concurrenten in lowtech- en
mediumtechsectoren?
1.2. Welke rol heeft het cohesiebeleid ten aanzien van demografische
veranderingen, gezien de grote verschillen in geboortecijfers,
sterftecijfers en migratiestromen tussen de regio's?
1.3. In hoeverre is de klimaatverandering een uitdaging voor het
cohesiebeleid?
2. Hoe kan in deze nieuwe context in het kader van het cohesiebeleid
een geïntegreerde en flexibeler benadering voor ontwikkeling/groei en
werkgelegenheid worden ontwikkeld?
2.1. Hoe kan het cohesiebeleid beter bijdragen aan een harmonieuze,
evenwichtige en duurzame ontwikkeling en daarbij tegelijk de
diversiteit van de EU-regio's in acht nemen -- niet alleen de minst
begunstigde gebieden, eilanden en plattelands- en kustgebieden, maar
ook steden, in verval verkerende industrieregio's en andere gebieden
met bijzondere geografische kenmerken?
2.2. Welke gevolgen hebben de in het verslag genoemde uitdagingen voor
de hoofdbestanddelen van sociale cohesie, zoals sociale integratie en
kansen voor allen? Moet worden geprobeerd op deze gevolgen te
anticiperen en ze te neutraliseren?
2.3. Wat zijn de belangrijkste vaardigheden die onze burgers in de
toekomst nodig hebben om aan nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden?
2.4. Wat zijn de cruciale competenties die op regionaal niveau moeten
worden ontwikkeld zodat regio's op de wereldmarkt kunnen concurreren?
3. Wat is met het oog op de antwoorden op bovenstaande vragen de
beoordeling van het systeem voor het beheer van het beleid voor de
periode 2007-2013?
3.1. Wat is de optimale verdeling van verantwoordelijkheid tussen de
communautaire, nationale en regionale niveaus binnen een systeem met
verschillende bestuursniveaus, gelet op de noodzaak de programma's van
het cohesiebeleid op efficiënte wijze te beheren?
3.2. Hoe kan het cohesiebeleid doeltreffender worden gemaakt bij het
steunen van openbare beleidsmaatregelen in lidstaten en regio's? Met
welke uitvoeringsmechanismen kan het resultaatgerichter en
gebruiksvriendelijker worden gemaakt?
3.3. Hoe kunnen we de relatie tussen het cohesiebeleid en andere
nationale en communautaire beleidsmaatregelen verder versterken om
meer en betere synergie en complementariteit te realiseren?
3.4. Wat zijn de nieuwe mogelijkheden voor samenwerking tussen
regio's, zowel binnen als buiten de EU?
Toelichtingen voor de redactie
Het vierde verslag over de economische en sociale cohesie bevat de
basisgegevens en belangrijkste vragen voor een open debat over de
toekomst van het cohesiebeleid na 2013. De officiële start van dit
debat is het vierde cohesieforum op 27 en 28 september in Brussel.
Ingevolge artikel 159 van de geconsolideerde versie van het Verdrag
tot oprichting van de Europese Gemeenschap moet de Europese Commissie
verslag uitbrengen over de economische en sociale samenhang. Artikel
159, tweede alinea, luidt als volgt:
"De Commissie brengt om de drie jaar aan het Europees Parlement, de
Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's
verslag uit over de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking
van de economische en sociale samenhang, alsmede over de wijze waarop
de diverse in dit artikel bedoelde middelen daartoe hebben
bijgedragen. Dit verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van
passende voorstellen".
Nadere informatie over het regionaal beleid vindt u op de volgende
site:
http://ec.europa.eu/regional_policy/index_en.htm
---
Mededeling van de Commissie COM/2007/273.
European Union