Aan de Staatssecretaris van het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
de heer ing. A. Aboutaleb
Postbus 90801
2509 LV DEN HAAG
Onderwerp Datum Uw kenmerk Ons kenmerk
Uitvoeringstoets Besluit 30 mei 2007 UB/K/2007/127 IB07-052
eenmalige uitvraag (Beu)
Mijnheer de staatssecretaris,
Bij brief van 16 april 2007 verzocht u het Inlichtingenbureau om het Ontwerpbesluit tot intrekking
van het besluit Inlichtingenbureau gemeenten (BIG) en wijziging van het besluit SUWI op
uitvoerbaarheid te toetsen.
Bij dezen voldoe ik gaarne aan uw verzoek. Een aantal beleidskeuzes heeft specifiek betrekking op
positie en werkwijze van het Inlichtingenbureau. Met name op die punten wordt hieronder nader
ingegaan. De inhoud van deze brief is overigens afgestemd met de VNG en het College
bescherming persoonsgegevens. Beide organisaties lieten weten zich op hoofdlijnen in de inhoud
te kunnen vinden. Het Inlichtingenbureau geeft hieronder eerst zo goed mogelijk antwoord op uw
vragen. Vervolgens wordt een aantal aandachtspunten genoemd bij de voorgestelde artikelen en de
toelichting daarop. Tot slot gaat het Inlichtingenbureau in op de wijze waarop invulling wordt
gegeven aan de toegezegde verruiming van het juridisch kader van het Inlichtingenbureau.
Beantwoording van de vragen
Vraag 1:
Het Inlichtingenbureau acht het ontwerpbesluit in beginsel uitvoerbaar met inachtneming van een
aantal opmerkingen over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de betrokken organisaties in
het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Het nog ontbreken van de aangekondigde bijlagen maakt het overigens moeilijk de uitvoerbaarheid
te beoordelen. Voor de algemene vraag naar de uitvoerbaarheid zijn uiteraard ook de verdere
bevindingen van deze U-toets van belang.
Vraag 2:
De financiële aspecten zijn met name afhankelijk van de inspanningen die van het
Inlichtingenbureau worden gevraagd in het kader van het beheer van het IB-gegevensregister en de
afstemming van dit register met het SGR. Het betreft met name extra inzet juridische expertise en
inzet informatiearchitect.
Vraag 3:
Inwerkingtreding is mede afhankelijk van nader te maken afspraken met betrekking tot opzet en
inrichting van het IB-gegevensregister. De voorgenomen wijziging, waarbij wordt voorgesteld de
rol van het Inlichtingenbureau te wijzigen van verantwoordelijke naar bewerker, heeft
consequenties voor de opzet en inrichting van een aantal afspraken. Meer fundamenteel leidt dit tot
de vraag wie dan wel verantwoordelijke is voor de som der gemeentelijke delen?
Vraag 4:
Nu de bijlagen nog ontbreken en ook nog definitieve keuzes in Wbp-verband noodzakelijk lijken
kan op dit moment nog niet concreet worden ingegaan op de consequenties voor de
informatiehuishouding in de keten en meer specifieke de gegevensroutering en verwerking via het
Inlichtingenbureau.
Vraag 5:
Voor veel aspecten van ICT-technische en/of functionele aard is al nadere regelgeving
aangekondigd. Het Inlichtingenbureau gaat ervan uit, met name bij de opzet en inrichting van het
IB-gegevensregister nauw betrokken te worden en zal op de overige onderdelen desgevraagd te
zijner tijd gaarne een nadere uitvoeringstoets doen.
In aanvulling op het bovenstaande signaleert het Inlichtingenbureau nog de volgende
aandachtspunten:
Artikel 5.21
Is er een verantwoordelijke in de zin van de Wbp voor de in dit artikel bedoelde centrale
elektronische voorziening? N.b.: Iedere partij is verantwoordelijke voor zijn eigen deel van de
elektronische voorzieningen. De vraag is wie verantwoordelijk is voor de som der delen.
Artikel 5.23
In het tweede lid wordt de bevoegdheid (en/of verplichting?) gegeven aan het Inlichtingenbureau
en "een rechtspersoon die de gemeenten vertegenwoordigt" om namens die gemeenten als partij op
te treden. Wordt inderdaad aan het CP-ICT als rechtspersoon gedacht? Hoe ziet u in dit verband de
afstemming tussen IB en CP-ICT? Kunnen beide organisaties ieder voor zich of alleen samen de
gemeenten vertegenwoordigen?
Is het voor gemeenten overigens acceptabel en juridisch toegestaan, gelet op de gemeentelijke
autonomie, om deze ongevraagde maar wel verplichte vertegenwoordiging te introduceren? Dient
bij deze verplichte vertegenwoordiging terughoudend te worden omgegaan met onverplichte (maar
wel toegestane) gegevensverstrekking uit achterliggende gemeentelijke databases? Of dient juist
zoveel mogelijk hergebruik en lastenverlichting te worden nagestreefd? Of is dit geheel
overgelaten aan de vertegenwoordiger(s) en/of de vertegenwoordigde gemeenten?
Artikel 5.24
Om welke reden wordt ervoor gekozen de expliciete beslissing van de wetgever om het
Inlichtingenbureau als verantwoordelijke aan te wijzen te herzien? De consequenties van deze
keuze lijken nog onvoldoende in kaart gebracht. Als het Inlichtingenbureau bewerker is en niet
meer verantwoordelijke, wat het Inlichtingenbureau nu nog expliciet wel is, op wie gaat die
verantwoordelijkheid dan over? (Zie ook hierboven bij artikel 5.21).
Overigens bestaat reeds een (voorganger van) het IB-Gegevensregister in de vorm van bijlage XVI
bij de Regeling SUWI. Met betrekking tot het IB gegevensregister verneem ik graag uw visie op
de taakverdeling tussen ministerie en Inlichtingenbureau en eventuele andere betrokken
organisaties. Vragen daarbij zijn onder andere: Wat omvat het dagelijks beheer van dit register dat
bij het Inlichtingenbureau zelf wordt belegd? Hoe vaak wordt een nieuwe versie vastgesteld? Hoe
wordt het IB-Gegevensregister afgestemd met het SGR? Voor een vlotte voortgang van gewenste
verdieping en verbreding van de dienstverlening is minimaal ieder kwartaal een aangepaste versie
van het IB-register nodig. Het aangekondigde flexibeler kader voor de dienstverlening van het
Inlichtingenbureau, zou er echter juist toe moeten leiden dat niet meer voor (vrijwel) elke nieuwe
uitwisseling apart een AMvB of ministeriele regeling hoeft te worden aangepast.
Een alternatief voorstel voor een IB-gegevensregister dat niet tevens een ministeriële regeling is,
treft u hieronder aan.
Verruimen juridisch kader Inlichtingenbureau
Bij brief van 8 februari 2007 bevestigde de toenmalige staatssecretaris dat met het
Inlichtingenbureau is afgesproken de bredere inzet van het IB ook buiten het kader van werk en
inkomen juridisch mogelijk te maken. Volgens de staatssecretaris dient de juridische en
organisatorische borging van de inzet van IB voor andere beleidsvelden plaats te vinden door de
aanstaande/toekomstige beleidsmatige `opdrachtgever' daarvan, uiteraard in samenspraak met IB.
De voorgestelde aanpassing van het wettelijk kader (opgenomen in het Wetsvoorstel eenmalige
gegevensuitvraag werk en inkomen) heeft als doel, aldus nog steeds de toenmalige staatssecretaris,
om beperkingen daarvoor in de SZW-regelgeving op te heffen.
In de toelichting (paragraaf 4.3) wordt inderdaad aangegeven dat het IB gerechtigd is andere taken
ten behoeve van gemeenten uit te voeren dan die voortvloeien uit de wet Suwi. Die taken zouden
moeten worden beschreven in het jaarplan. "Met dit besluit worden voorwaarden voor de
uitoefening van die andere taken vastgelegd", aldus de toelichting. Het IB kon die voorwaarden
echter in het voorliggende conceptbesluit niet ontdekken. Zekerheidshalve verzoek ik u te
bevestigen dat inderdaad de taken die het IB in het jaarplan opneemt zonder nadere toestemming
van SZW kunnen worden uitgevoerd. Over eventuele tussentijdse nieuwe dienstverlening zullen
wij u uiteraard in de kwartaalverslagen informeren. Is overigens niet toch een nadere juridische
grondslag noodzakelijk voor dienstverlening van het Inlichtingenbureau ten behoeve van
gemeenten maar buiten het gebied van werk en inkomen? Het huidige BIG geeft bijvoorbeeld de
mogelijkheid om met schriftelijke toestemming van de minister maximaal twee jaar uit te wisselen
vooruitlopend op nadere afspraken en/of regelgeving. Is een vergelijkbare constructie niet
noodzakelijk geacht omdat nu het enkele opnemen in de P&C-cyclus volstaat?
Het IB vraagt zich af of het voorgestelde IB-gegevensregister de dienstverlening van het IB niet
zodanig beperkt dat in de praktijk alleen de door de minister gewenste en in de regeling
opgenomen uitwisselingen zijn toegestaan. Een mogelijke oplossing kan worden gevonden in een
regeling op hoofdlijnen onder de verplichting voor IB om zelf een uitwisselingsregister bij te
houden en de SZW periodiek over de aanpassingen van dit register te informeren.
Het Inlichtingenbureau hoopt dat in de nadere uitwerking de ruimte wordt gecreëerd voor het
Inlichtingenbureau om de dienstverlening vlot en flexibel aan te passen aan de wensen van de
gemeentelijke gebruikers.
Ik hoop u met bovenstaande toelichting van dienst te zijn geweest. De gevraagde aanpassingen
zullen mijns inziens leiden tot meer duidelijkheid over de structuur en verhoudingen tussen
partijen, maar vooral maken ze een meer uitgebreide en flexibele dienstverlening van het
Inlichtingenbureau aan gemeenten mogelijk.
Met vriendelijke groet,
Drs. O.M. Kinkhorst
directeur
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid