Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL
Vergaderjaar 2006 - 2007
30 988 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs onder meer in verband met enkele
aanpassingen in de inrichtings- en examenvoorschriften met betrekking tot het
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
Nota naar aanleiding van het verslag
Ontvangen
Met belangstelling heeft de regering kennis genomen van de reacties van de fracties op het
wetsvoorstel. In deze nota naar aanleiding van het verslag, mede uitgebracht namens de
minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, zal de regering ingaan op de vragen die
over het onderhavige wetsvoorstel zijn gesteld. Daarbij wordt de indeling van het verslag als
uitgangspunt genomen. Daar waar dat een adequate beantwoording van de vragen ten goede
komt, zijn vragen bijeengenomen en gezamenlijk beantwoord.
1. Inleiding
Het verheugt de regering dat de fractieleden van het CDA, PvdA, SP en de PVV-fractie met
belangstelling kennis hebben genomen van dit wetsvoorstel. De leden van deze fracties
hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
2. Inhoud van het wetsvoorstel
De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat leerlingen in de theoretische of
gemengde leerweg lichamelijke opvoeding 2 (LO2) of Friese taal en cultuur kunnen kiezen als
examenvak. De leden vragen of dit bovenop de andere vakken komt of dat het verplicht is een
van de twee te kiezen.
De keuzevakken LO2 en Friese taal en cultuur komen niet bovenop de andere vakken noch
bestaat de verplichting één van de twee te kiezen. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld LO2
en Friese taal en cultuur toe te voegen aan de vakken waaruit de leerling kan kiezen voor het
vrije deel, mits aangeboden door de school.
Deze leden vragen of het klopt dat leerlingen in Brabant de keuze hebben om LO2 te kiezen
als extra examenvak.
In zijn algemeenheid kunnen extra vakken worden aangeboden en gevolgd. Echter, niet-
reguliere examenvakken of examenvakken die geen deel uitmaken van de eigen leerweg,
kunnen niet worden betrokken bij de vaststelling van de uitslag van het eindexamen, noch
worden vermeld op de cijferlijst. Deze cijfers kunnen alleen worden vermeld in het
8 examendossier.
92
OCW 10
W3808.NAV 1
Momenteel kan op grond van de Beleidsregel LO2 in het vmbo, (Stscrt., 2006, 167) het vak
LO2 in de gemengde en theoretische leerweg van het voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs (vmbo) nu al worden verzorgd. De beleidsregel is van toepassing op het
huidige schooljaar en 2007-2008. Zoals in de beleidsregel is voorzien, dient de school
hiervoor toestemming te vragen aan OCW. Het vrije deel van de gemengde en theoretische
leerweg kan dan ook LO2 als vak omvatten, dat onderdeel kan uitmaken van het eindexamen
van vmbo-scholen voor wat betreft de theoretische en de gemengde leerweg. Met de
inwerkingtreding van dit wetsvoorstel wordt de beleidsregel LO2 in het vmbo overbodig.
Er is geen uitzonderingspositie voor scholen in Brabant.
De leden van de SP-fractie vragen voorts of er een verschil is tussen het vak LO2 en het vak
lichamelijke opvoeding (LO).
Het verschil met LO is dat de leerling die LO2 volgt, zich ook verdiept in leidinggevende taken.
Hij oefent in zelf leidinggeven, organiseren en coachen. De leerling leert de rol van
scheidsrechter, toernooi- of wedstrijdorganisator te vervullen. Bovendien verdiept hij zich
actief in bewegen en sport. Zo worden achtergronden van bewegen en sport behandeld
evenals de relatie tussen bewegen en gezondheid. Daarnaast komt in het vak LO2 ook aan
bod het opzetten van een trainingsprogramma en het zorgen voor de eigen gezondheid en
kennis over EHBSO (eerste hulp bij sportongelukken). In LO2 wordt dieper ingegaan op de
onderwerpen `bewegen & regelen', `bewegen & gezondheid' & `samenleving' en `bewegen'.
De leden van de SP-fractie vragen aansluitend waarom het vak LO2 alleen geldt voor de
leerlingen in de theoretische- en gemengde leerweg en niet voor de leerlingen in de
beroepsgerichte leerwegen.
De ruimte in het vrije deel van de basisberoepsgerichte- en kaderberoepsgerichte leerwegen
wordt geheel door het beroepsgerichte programma in beslag genomen. Het beroepsgerichte
programma in de gemengde leerweg beslaat slechts 320 uur en in de kaderberoepsgerichte
leerweg 960 uur. Voor leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen laat het vrije deel het
kiezen van een algemeen vak naast het beroepsgerichte programma niet toe.
3. vakken op hoger kwalificatieniveau
De leden van de CDA-fractie staan zeer positief ten aanzien van de mogelijkheid om vakken
op een hoger niveau te kunnen afsluiten en zien dit als een uitdaging voor leerlingen om te
excelleren op die vakgebieden waar zij hun talenten hebben. De leden vragen hoe de
geleverde prestaties bij een examen gewaardeerd worden als een examen op het hogere
niveau onvoldoende is. Wordt voor een dergelijke prestatie ook een waardering gegeven op
het lagere niveau, zodat een examen voldoende gewaardeerd kan worden op het niveau
waarop de leerling is ingeschreven?
Indien ervoor gekozen is een vak op een hoger niveau af te sluiten in plaats van het vak uit de
eigen leerweg, wordt het daarvoor behaalde eindcijfer betrokken bij de vaststelling van de
uitslag van het eindexamen van de `eigen' leerweg. Als een cijfer van een vak afgelegd op een
hoger niveau onvoldoende blijkt te zijn, is het niet mogelijk (en wenselijk) dat cijfer `om te
rekenen'. Bij herkansing van een vak, zal deze altijd plaatsvinden in hetzelfde vak op
hetzelfde niveau als waarin het examen reeds is afgelegd. Examen afleggen in een vak op een
8 hoger niveau moet een bewuste keuze zijn van een leerling en geen gok. Het moment waarop
92
OCW 10
W3808.NAV 2
de school het schoolexamencijfer verstrekt aan de Informatie Beheer Groep is bepalend voor
het niveau waarop in een vak centraal examen wordt afgelegd. Als de leerling in de fase van
het schoolexamen bemerkt dat het hogere niveau toch te hoog gegrepen is, dan kan hij op dat
moment alsnog voor hetzelfde vak uit zijn eigen leerweg kiezen, mits de school in cijfers voor
schoolexamenonderdelen van het vak uit de eigen leerweg kan voorzien.
De leden vragen zich voorts af of deze maatregel voldoende is om het benodigde maatwerk te
kunnen leveren.
In overleg met het veld en met de instemming van de vaste kamercommissie voor onderwijs,
cultuur en wetenschap is tijdens het algemeen overleg, d.d. 26 mei 2005, een pakket aan maatregelen
genomen dat in zijn totaliteit meer maatwerk mogelijk maakt. Hierbij moet worden gedacht
aan de hier voorliggende wetswijziging om examen te kunnen doen op een hoger
kwalificatieniveau dan de eigen leerweg. Tevens is ook voorzien in de mogelijkheid voor leerlingen
om vakken uit een hoger kwalificatieniveau die niet voorkomen in de eigen leerweg, als extra vak
deel uit kunnen laten maken van hun leerweg (Stb. 2006, 18). Deze maatregel treedt naar
verwachting in het schooljaar 2008-2009 in werking. Een leerling uit de kaderberoepsgerichte
leerweg kan dan bijvoorbeeld een vak uit de theoretische leerweg (zoals Kunstvakken II) als extra vak
volgen en afsluiten. Daarnaast moet gedacht worden aan de maatregel om in het voorlaatste leerjaar
al één of meer vakken centraal te examineren. In de beroepsgerichte leerwegen is al enige jaren een
zekere mate van maatwerk mogelijk dankzij de systematiek van de centraal schriftelijk praktische
examens (cspe), waarbij het examen niet meer op een landelijk vastgesteld moment worden
afgenomen, maar gedurende een periode van twee maanden op een moment dat door de school wordt
vastgesteld. Daarnaast is in dit verband relevant de pilot voor de basisberoepsgerichte leerweg vmbo
waarbinnen eenzelfde systematiek wordt uitgeprobeerd voor de algemene vakken en de pilot
waarbinnen wordt geëxperimenteerd met meerdere examenmomenten in het laatste leerjaar.
Overigens acht de regering het van groot belang dat de balans tussen een systeem van centraal
examineren en mogelijkheden voor maatwerk, blijft bewaard.
De fractieleden van CDA, PvdA als de SP vragen of het mogelijk is om ook vakken op een
lager niveau dan dat van de `eigen leerweg' te kunnen volgen en af te sluiten.
De leden van de CDA-fractie zouden de voor- en nadelen uitgewerkt willen zien voor
examens, waarbij het ook mogelijk is in een of enkele onderdelen op een lager niveau examen
te doen. Indien dat mogelijk is, vragen de leden van de PvdA-fractie aansluitend of enkele
vakken die zeer bepalend zijn voor de kansen in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt,
kunnen worden uitgesloten.
Dit voorstel van wet biedt de scholen de ruimte om leerlingen op onderdelen van het
examenprogramma te doen excelleren waardoor een leerling meer gemotiveerd zijn
schoolloopbaan doorloopt en bovendien extra kansen creëert bij de aansluiting op het
vervolgonderwijs. Het is dus wel mogelijk examen te doen op een hoger kwalificatieniveau,
maar niet op een lager niveau. Het is een bewuste keuze om de bestaande
onderwijsstructuren te handhaven en juist binnen de bestaande kaders ruimte voor
maatwerk mogelijk te maken. Het civiele effect en de herkenbaarheid voor de doorstroming
zijn hierbij belangrijke argumenten. Net zoals de vorige regering heeft gecommuniceerd met
de Kamer, is de huidige regering van mening dat het niet gewenst is de onderwijsstructuur
aan te passen. Als toegestaan zou worden dat leerlingen ook een vak op een lager
8 kwalificatieniveau kunnen afsluiten dan wordt de bodem onder de huidige structuur
92
OCW 10
W3808.NAV 3
weggeslagen. Voor het vmbo zou dit een teruggang naar de situatie van voor de invoering van
het vmbo betekenen. Aangezien dus de onderwijsstructuur een keuze voor het volgen en
examen doen van vakken op een lager niveau in de weg staat, luidt het antwoord op de vraag
of enkele vakken die bepalend zijn voor de kansen in het vervolgonderwijs en op de
arbeidsmarkt kunnen worden uitgesloten, ontkennend.
De leden van de SP-fractie zien door deze wetswijziging een mogelijkheid om leerlingen uit
het praktijkonderwijs certificaten te laten behalen voor hun praktijklessen. Zij vragen de
regering of deze mogelijkheid wordt meegenomen.
De regering neemt deze mogelijkheid niet in overweging. De nu voorliggende wetswijziging
en aanpassing van het Inrichtingsbesluit W.V.O. en het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-
m.a.v.o.-v.b.o. hebben betrekking op de examinering en diplomering. Deze kunnen dus niet
worden betrokken op het praktijkonderwijs omdat in deze vorm van onderwijs niet wordt
gewerkt met een vast curriculum dat afgesloten wordt met een examinering. In het
praktijkonderwijs kan dan ook geen sprake zijn van het afleggen van een examen in een vak
op een hoger niveau. Het is nu al wel mogelijk dat leerlingen praktijkonderwijs een enkel
examenvak uit één van de leerwegen van het vmbo doen. Een voldoende prestatie kan echter
niet leiden tot een certificaat; een certificaat kan alleen worden uitgereikt als er sprake is
geweest van een schooltraject gericht op het behalen van een diploma en een einduitslag van
een volledig eindexamen kan worden bepaald. Wel kan de leerling praktijkonderwijs zijn
prestatie gehonoreerd zien met een aantekening op het getuigschrift. Overigens zijn
leerlingen praktijkonderwijs bij hun voorbereiding op een functie op de regionale
arbeidsmarkt meer gediend met het behalen van certificaten die arbeidsmarktrelevant zijn.
De leden van de PVV-fractie vragen de regering of zij met haar van mening is dat het volgen
van vakken als Arabische taal en Turkse taal de beheersing van de Nederlandse taal niet ten
goede komt en dat dit dus assimilatie van allochtonen belemmert.
De regering deelt deze mening niet. De examenvakken Ararbische taal en Turkse taal maken
deel uit van de vakken waar een leerling uit kan kiezen. Dit gaat dus niet ten koste van de
eisen met betrekking tot de andere vakken. Het vak Nederlandse taal is overigens een
verplicht examenvak.
4. De regeling van de gecommitteerden
De leden van de CDA-fractie zien de aangepaste regeling voor het aanwijzen van de
gecommitteerden als een welkome vermindering van de lastendruk. De leden SP-fractie
vragen of deze wijziging wel een vooruitgang is voor wat betreft de objectiviteit en
onafhankelijkheid van de tweede corrector bij de examens. De leden van de PVV-fractie
stellen een vraag van gelijke orde.
De voorgenomen maatregel betreffende de tweede correctie betreft een vereenvoudiging van
de benodigde administratieve handelingen en heeft geen betrekking op de wijze waarop de
tweede correctie inhoudelijk vorm gegeven wordt. De maatregel heeft dan ook geen invloed
op het werk van de gecommitteerden, noch wat betreft de objectiviteit en onafhankelijkheid,
noch op de kwaliteit.
8 5. Financiële gevolgen
92
OCW 10
W3808.NAV 4
De leden van de SP-fractie vragen of de mogelijkheid vakken op een hoger niveau te volgen
financiële gevolgen heeft voor andere betrokkenen dan de overheid, zoals de ouders van een
vmbo-leerling die een vak op havo-niveau volgt.
De voorgenomen wetswijziging betreffende de mogelijkheid vakken op een hoger niveau te
volgen heeft noch voor de overheid noch voor andere betrokkenen financiële gevolgen. Het
vak op hoger niveau wordt kosteloos gevolgd in plaats van het vak op het eigen niveau, dus er
zijn geen extra aanwijsbare kosten voor de school of de leerling of de ouders.
6. Overig
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre het nog zin heeft om de gemengde en
theoretische leerweg strikt gescheiden te houden.
Vanuit de leerling gezien dient het onderscheid wel degelijk te worden aangehouden; niet
alle leerlingen zijn in staat alle zes de examenvakken op het niveau van de theoretische
leerweg af te leggen. Veel van die leerlingen kiezen bewust voor een gemengde leerweg
omdat daarbinnen een praktijk- of sectorvak aanwezig is. Vanuit het oogpunt van de
doorstroomrechten van de leerlingen naar het mbo is inderdaad een scheiding niet strikt
noodzakelijk. Bezien wordt - mede op advies van de adviesgroep vmbo - of het
onderscheid voor wat betreft de doorstroom naar de havo kan worden opgeheven.
Veel mavo-scholen (de theoretische leerweg) zijn ook nog niet zover dat een samenwerking
met een vbo hen in staat stelt een beroepsgerichte invulling te realiseren. De keuze wat in de
plaats moet komen voor de gemengde en/of theoretische leerweg zal zeker voor diverse
scholen tot problemen gaan leiden.
De Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
8
92
OCW 10
W3808.NAV 5