Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

De voorzitter van de Sociaal Economische Raad de heer A.H.G. Rinnooy Kan
Postbus 90405
2509 LK DEN HAAG

Contactpersoon Doorkiesnummer
- - Datum Bijlage(n) 29 mei 2007 - Ons kenmerk Uw kenmerk DGP/MDV/U.07.01339 - Onderwerp
Kabinetsreactie SER-advies Mobiliteitsmanagement

Geachte heer Rinnooy Kan,

Met veel waardering en enthousiasme heb ik kennis genomen van uw advies 06/09 "Mobiliteitsmanagement". U heeft met dit advies invulling gegeven aan mijn advies- aanvraag uit maart 2006, waarin ik u, namens het kabinet, gevraagd heb om in te gaan op de mogelijkheden van mobiliteitsmanagement en in het bijzonder de rol, die werkgevers, werknemers en maatschappelijke organisaties daarbij kunnen en willen vervullen. Met dit schrijven wil ik, namens het kabinet reageren, op het advies. Ik heb het advies ook met decentrale overheden besproken in het Nationaal Mobiliteitsbe- raad.

Mobiliteitsmanagement kan een belangrijke bijdrage leveren bij het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van regio's. En dat is nodig - zoals u zelf aangeeft - gelet op het feit dat de bereikbaarheid van steden, regio's en bedrijven de afgelopen jaren minder is geworden. Terecht constateert uw raad in het advies dat naast deze effecten op maatschappelijk niveau, mobiliteitsmanagement ook een positieve uitstra- ling kan hebben op bedrijfsniveau en op het niveau van de individuele werknemer. En dat samenwerking tussen de verschillende partijen op regionaal en lokaal niveau een belangrijk middel is om die uitstraling te effectueren.

Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 - 351 6171 Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 - 351 7895

bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)

DGP/MDV/U.07.01339

Het verheugt mij daarom zeer dat door uw raad de noodzaak onderschreven wordt om mobiliteitsmanagement gezamenlijk op te pakken en dat overheid én sociale part- ners daarbij een eigen verantwoordelijkheid hebben. Ik beschouw het als een grote en belangrijke stap voorwaarts dat werkgevers en werknemers hun bereidheid uitspreken om acties op te pakken, die de positieve uitstraling van mobiliteitsmanagement effec- tueren. En deze constatering ligt ook in lijn met de Nota Mobiliteit. In mijn beleving biedt dit daarom verschillende aanknopingspunten om te komen tot een inzet van mobiliteitsmanagement, die breed gedragen wordt en die door die gezamenlijke inzet leidt tot niet alleen een betere bereikbaarheid en leefbaarheid, maar ook tot positieve effecten voor bedrijven en individuele werknemers. In deze reactie op uw advies zal ik namens het kabinet daar nader op ingaan.

Minder vrijblijvend mobiliteitsmanagement

De uitdaging voor overheid en sociale partners voor de komende periode is om met elkaar invulling te geven aan deze gevoelde urgentie tot acties en maatregelen te ko- men. In dat verband acht ik een tweetal principes van essentieel belang, die beide door uw raad zijn onderkend, te weten een zakelijke benadering en minder vrijblij- vendheid.

Een zakelijke benadering impliceert duidelijke afspraken over ambities en acties. Een minder verblijvende aanpak houdt in om elkaar ook daadwerkelijk aan te spreken op elkaars verantwoordelijkheden. U constateert terecht dat een dergelijke benadering een cultuuromslag en veranderingsproces vraagt en dat enige tijd nodig is om een juist evenwicht te vinden tussen de verantwoordelijkheden en rollen van overheden en on- dernemingen. Een aantal acties, die ik naar aanleiding van uw advies in gang wil zet- ten en waar ik verderop in deze brief op terug zal komen, zijn ook daarop gericht.

Een cultuuromslag naar een zakelijke en minder vrijblijvende benadering zal naar mijn mening vooral echter tot stand zal komen door met elkaar nu aan te slag te gaan met concrete projecten en te leren van de opgedane ervaringen. Ook omdat inmiddels voorbeelden van gebiedsgerichte samenwerking goede successen hebben laten zien. Ik hoop dan ook dat sociale partners binnenkort met voorstellen komen ter uitwerking van het SER-advies, zoals is aangekondigd.

De adviezen van de SER hebben nauwe raakvlakken met de in ontwikkeling zijnde Ministeriële Regeling Mobiliteitsmanagement als onderdeel van het nieuwe Activitei- tenbesluit van de Wet Milieubeheer. De kern van deze nieuwe regeling is dat bedrij- ven zelf een keuze kunnen maken uit een set van maatregelen ter invulling van in de regeling aan bedrijven gestelde eisen. Met nadruk wil ik stellen dat het de voorkeur van het Kabinet heeft om met concrete voorstellen van het bedrijfsleven en met het uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid (bijvoorbeeld in de vorm van een convenant) invulling te geven aan niet vrijblijvend mobiliteitsmanagement en om zo met elkaar te werken aan een betere bereikbaarheid van regio's en bedrijven. Wan- neer het bedrijfsleven op korte termijn met adequate voorstellen hiertoe komt, kan een Ministeriële Regeling achterwege blijven.

---

DGP/MDV/U.07.01339

Om voortvarend en adequaat invulling te geven aan de cultuuromslag nodig ik de sociale partners, decentrale overheden en de top van het bedrijfsleven uit een Taskforce Mobiliteitsmanagement op te richten. Deze Taskforce moet de brug vormen tussen de boven- en onderlaag, die u in uw advies expliciet aanstipt, oftewel: de brug tussen conditionerende maatregelen op kaderniveau en de gebiedsgerichte regionale en lokale activiteiten van overheden en sociale partners. Ik zie de Taskforce als een belangrijke schakel om als rijksoverheid invulling te kunnen geven aan een algemeen kader met een stimulerende werking op mobiliteitsmanagement.

Rol Rijk

Terecht constateert u in het advies dat de rol van het Rijk en in het bijzonder van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat tweeledig is, namelijk een conditionerende en stimulerende rol en daarnaast een rol als werkgever. Ik wil graag op beide punten in- gaan, te beginnen met de rol als werkgever.

Rol als werkgever
De Nota Mobiliteit zet in op een bewuste mobiliteitskeuze van de reiziger en op meer verantwoordelijkheid bij werkgevers voor het treffen van maatregelen voor mobili- teitsmanagement. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft met het project Vervoermanagement al een eerste stap gezet in de richting van een beter en efficiënter mobiliteitsmanagement binnen de sector Rijk. Verschillende initia- tieven zijn afgelopen periode gerealiseerd. Vanaf 1-1-2004 worden de kosten van het openbaar vervoer voor het reizen tussen woning en het werk, ongeacht de afstand volledig vergoed, ontvangen veel korte afstandsfietsers inmiddels ook een tegemoet- koming in de dagelijkse reiskosten, zijn de mogelijkheid van het werken in deeltijd en het gebruik van flexibele werktijden in de arbeidsvoorwaarden opgenomen en is ten- slotte een zogenaamde Raamregeling Telewerken vastgesteld.

Binnen dit kader wil het Ministerie van Verkeer en Waterstaat als werkgever zelf het goede voorbeeld geven en dit in voorkomende gevallen uitdragen. Door mijn voor- gangster is dit ook in mei 2006 aan de Tweede Kamer beloofd. Binnen het departe- ment wordt aan medewerkers de mogelijkheid geboden om flexibel te werken en te reizen. Zo ontvangen medewerkers een OV-abonnement voor woon-werkverkeer en hebben zij de mogelijkheid om te schuiven met werktijden en zo de spits te mijden. Daarnaast wordt ingezet op maatregelen zoals televergaderen, videoconferencing en incidenteel thuiswerken (onder meer met webacces). Ook worden binnenkort flex- plekken (flex.punten) geïntroduceerd waar medewerkers gebruik van kunnen maken als zij een afspraak hebben op andere locatie van het Ministerie van Verkeer en Wa- terstaat.

De resultaten van deze maatregelen zullen waar mogelijk en voor zover relevant wor- den uitgerold naar andere departementen.


---

DGP/MDV/U.07.01339

Conditionerende en stimulerende rol
In uw advies ziet u een systeemverantwoordelijkheid voor de rijksoverheid bij de ver- dere ontwikkeling van mobiliteitsmanagement. Daarbij noemt u niet alleen het zorgen voor (rijksbreed) beleid, waardoor een algemeen kader ontstaat met een stimulerende werking op mobiliteitsmanagement, maar tevens het ervoor zorg dragen dat regionale en lokale afspraken in vruchtbare aarde vallen en het ontwikkelen van incentives voor werkgevers en werknemers. Ik onderken deze verantwoordelijkheid in het licht van de eerdere constatering dat alle partners hun eigen verantwoordelijkheid dienen op te pakken. De één kan niet zonder de ander.

De in te stellen Taskforce Mobiliteitsmanagement zie ik als een belangrijk netwerk, waar rijksbeleid en regionale of lokale initiatieven elkaar vinden. Ik wil dit netwerk be- nutten om invulling te geven aan de verantwoordelijkheid van het Rijk en om geza- menlijk kansen en bedreigingen op te pakken. Overigens beschouw ik kennisontwik- keling en verspreiding, inclusief monitoring en evaluatie, als een belangrijke taak van deze Taskforce. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van reeds bestaande kanalen hiervoor, zoals KpVV en VM2.

Om bij werkgevers de kennis over mobiliteitsmaatregelen in het woon-werkverkeer en het zakelijk verkeer te vergroten is op 19 april 2007 een website geopend van VM2, de Vereniging Mobiliteitsmanagement. De website bevat een aantal cases van werk- gevers die effectieve maatregelen hebben getroffen, geeft informatie over een aantal praktische aspecten en verschaft inzicht in de gevolgen van de getroffen maatregelen. De website is gefinancierd door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Arbeidsvoorwaarden

In uw advies stipt u expliciet de mogelijkheden van arbeidsvoorwaarden voor mobili- teitsmanagement aan. U noemt een aantal specifieke maatregelen op dit gebied, te weten mobiliteitsbudgetten, arbeidstijden, reiskostenvergoeding, flexibeler werken en telewerken.

Ik ben blij met uw steun voor deze maatregelen, juist ook omdat voor alle partijen voordelen hieraan vastzitten. Het levert een bijdrage aan doelstellingen op het gebied van bereikbaarheid, sociale innovatie en de arbeidsparticipatie van vrouwen. Voor werkgevers leiden deze maatregelen tot meer efficiency en mogelijk kostenbesparin- gen. Voor werknemers levert dit voordelen op in termen van betere mogelijkheden om arbeids- en zorgtaken op elkaar af te stemmen en om bewuste mobiliteitskeuzen te maken en bijvoorbeeld de spits te mijden. Bij dit laatste punt is het aardig te wijzen op een recent door TNS NIPO uitgevoerde enquête (in opdracht van RTL nieuws) onder werkende spitsrijders in de auto. 67% van de ondervraagden gaf aan mee te willen werken aan gespreide werktijden als dit het fileprobleem oplost.

In eerste instantie zie ik hier een belangrijk rol voor werkgevers en werknemers in hun onderhandelingen over CAO's en arbeidsvoorwaarden. Inmiddels is reeds afgesproken dat VNO-NCW hiertoe het initiatief zal nemen in samenwerking met de vakbonden.
---

DGP/MDV/U.07.01339

Wel zal ik in overleg met mijn collega's van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verkennen hoe we voor deze onderwerpen een algemeen stimulerend kader kunnen scheppen. Vanzelfsprekend zullen ook de sociale partners hierbij betrokken worden.

Ik hoop dat ik u hiermee op hoofdlijnen heb aangegeven hoe het kabinet zal omgaan met uw adviezen. Rest mij nog via u alle betrokken raads- en commissieleden te be- danken voor het constructieve meedenken en het bieden van inspiratie.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Camiel Eurlings


---