Kamerbrief inzake het bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan
China
29-05-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Van 15 tot 17 mei 2007 heb ik een bezoek gebracht aan China. Met deze
brief wil ik u graag op de hoogte brengen van de belangrijkste
resultaten van dit bezoek.
Doelstelling van mijn bezoek, dat mede plaatsvond in het kader van 35
jaar diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en China, was de
bestaande samenwerkingsrelatie met China naar een hoger niveau te
tillen. Tijdens mijn bezoek sprak ik met mijn recent aangetreden
collega minister Yang Jiechi en met de voorzitter van het Chinese
Nationaal Volkscongres Wu Bangguo. Ook opende ik het
Nederlands-Chinees seminar over voedsel en voeding en voerde ik een
gesprek met mensenrechtenexperts.
In het gesprek met minister Yang kwamen de bilaterale relaties,
Taiwan, de mensenrechtensituatie, de relatie EU-China en de situatie
in Sudan aan de orde.
Zowel minister Yang als ikzelf onderstreepten de positieve
ontwikkeling van de bilaterale relaties. Wij benadrukten hoe breed de
bilaterale samenwerking zich de afgelopen jaren ontwikkeld had en
waren het eens over de wenselijkheid van een resultaatgerichte
intensivering van de samenwerking. Dit sluit goed aan bij de
beleidslijnen zoals uiteengezet in de beleidsnotitie China die in juni
2006 aan uw Kamer is aangeboden. Wij hebben voorts aangegeven dat
naast economische samenwerking ook samenwerking bij de bestrijding van
corruptie en georganiseerde criminaliteit van belang is. In een
gezamenlijke verklaring inzake de versterking van de bilaterale
samenwerking die wij aan het eind van ons gesprek hebben ondertekend,
wordt met name de samenwerking op het gebied van buitenlandse politiek
verder vorm gegeven. Zo zullen Nederland en China jaarlijks
ministeriële en hoogambtelijke consultaties voeren. De tekst van deze
verklaring heb ik ter informatie bijgevoegd.
Met minister Yang heb ik een intensieve gedachtewisseling gevoerd over
Taiwan. Minister Yang stelde dat de uitspraken en daden van de
zogenaamde regering van Taiwan provocerend waren en de status quo rond
de Straat van Taiwan in gevaar brachten. Hij wees daarbij onder andere
op het streven van de Taiwanese autoriteiten de grondwet te wijzigen.
Volgens hem zou er een periode van serieus gevaar voor ons kunnen
liggen met de Taiwanese parlementsverkiezingen en
presidentsverkiezingen in het vooruitzicht. China's streven was erop
gericht om via dialoog te komen tot vreedzame hereniging van Taiwan
met China. Hij gaf aan dat China evenwel nooit zou tolereren dat
Taiwan in wat voor vorm dan ook van China zou worden afgescheiden.
Yang sprak de hoop uit dat Nederland een positieve rol in de EU zal
blijven spelen wat betreft het één-China beleid. In mijn reactie heb
ik aangegeven dat Nederland bij zijn éé n-China beleid blijft. Ik heb
gezegd de zorg over de toegenomen spanning te delen en heb juist
daarom het belang van een vreedzame oplossing door middel van
constructieve dialoog met Taiwan benadrukt. Ik heb aangegeven dat in
dat verband nieuwe vertrouwenwekkende maatregelen van beide zijden
wenselijk zijn.
Ik heb vervolgens uitgebreid aandacht gevraagd voor de
mensenrechtensituatie in China. Daarbij signaleerde ik dat China op
sommige punten voortgang had geboekt, met name waar het gaat om de
verbeteringen van de rechtsstaat. Deze verbeteringen worden door
Nederland ook actief ondersteund via het Sino-Dutch legal cooperation
programme. Tegelijkertijd heb ik mijn zorgen uitgesproken over de
verslechterde positie van mensenrechtenactivisten, alsmede de
ontwikkelingen met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting, de
vrijheid van godsdienst en de situatie in Tibet. Ik heb aangegeven dat
tijdens de Olympische Spelen volgend jaar de ogen van de wereld ook op
de mensenrechtensituatie in China gericht zouden zijn. In dit verband
heb ik ook de hoop uitgesproken dat China het Internationale Verdrag
inzake Burgerlijke en Politieke Rechten spoedig zal ratificeren en
aangeboden desgevraagd assistentie te verlenen. Ik heb aangekondigd
dat de Nederlandse ambassade in Peking een aantal individuele gevallen
in een later stadium onder de aandacht van het Chinese ministerie van
Buitenlandse Zaken zou brengen. Ik heb tenslotte benadrukt dat
Nederland grote waarde hecht aan de bilaterale
mensenrechtenconsultaties. Het feit dat deze consultaties zijn
vastgelegd in de gezamenlijke verklaring is naar mijn mening een
duidelijk winstpunt. Minister Yang heeft op de door mij specifiek
aangestipte mensenrechtenterreinen geen inhoudelijke reactie gegeven,
omdat naar zijn mening China´s positie terzake bekend was. Hij
onderkende wel de universaliteit van de rechten van de mens en wees op
de grondwettelijke verankering daarvan in China. Tegelijkertijd gaf
hij aan dat het van belang is naar de nationale context te kijken. Hij
stelde dat het belangrijk is informatie op mensenrechtengebied uit te
wisselen en respect voor elkaar te hebben, omdat geen enkel land
perfect is. Wat betreft de ratificatie van het Internationale Verdrag
inzake Burgerlijke en Politieke Rechten gaf hij aan dat dit
zorgvuldige voorbereiding behoeft. Pas wanneer de voortgang van
juridische hervormingen dit toeliet werd ratificatie mogelijk.
Minister Yang omschreef de mensenrechtenconsultaties met Nederland als
een goed mechanisme van bilateraal overleg, wat later door Wu Bangguo
werd bevestigd.
De relaties tussen de EU en China zijn kort aan de orde gekomen,
waarbij de focus lag op de in onderhandeling zijnde partnerschaps- en
samenwerkingsovereenkomst. Ik heb daarbij benadrukt dat deze
overeenkomst een integraal en breed document zou moeten zijn. Wat
betreft het EU-wapenembargo en de toekenning van markteconomiestatus
aan China, die slechts marginaal zijn besproken, kwamen geen nieuwe
gezichtspunten naar voren.
Ik heb met minister Yang vrij uitgebreid gesproken over de situatie in
Afrika en in het bijzonder Sudan. Ik heb daarbij aangegeven dat Afrika
een gemengd beeld toonde, waarbij in sommige landen vooruitgang
duidelijk zichtbaar is, maar waar andere landen zoals Sudan en
Zimbabwe steeds verder richting falende staten gaan. Ik heb het belang
onderstreept van een gezamenlijke aanpak van fragiele staten en
verwezen naar de laatste OESO/DAC High Level Meeting. Ik heb mij
uitermate bezorgd getoond over de kritieke situatie in Sudan en met
name (maar niet alleen) Darfur. Ik heb het belang onderstreept van de
vraag was hoe, naast ondersteuning van de plannen van de Speciale
Gezant van de Verenigde Naties Eliasson, de druk op de Sudanese
autoriteiten verder opgevoerd kon worden. Ik heb mijn collega naar de
Chinese inzet, inclusief mogelijke sancties, gevraagd. Minister Yang
gaf aan dat Afrika een belangrijk continent voor China is. Recent is
de voormalig Chinese ambassadeur in Zuid Afrika aangewezen als
speciaal vertegenwoordiger voor Afrika. Dit jaar heeft al een aantal
bezoeken van Chinese hoogwaardigheidsbekleders, inclusief president Hu
Jintao, aan Afrika plaatsgevonden. Minister Yang gaf aan dat China een
strategisch partnerschap met Afrika heeft, dat gebaseerd is op
wederzijds respect en een win-win situatie. Sommige westerse landen
hadden kritiek op het Chinese Afrikabeleid, maar volgens Yang waren
alle Afrikaanse landen positief over de Chinese inzet in Afrika. China
was bereid mee te werken aan de vreedzame oplossing van het conflict
in Darfur, waaraan op een gebalanceerde manier invulling moest worden
gegeven. Tijdens de China-Afrika Top in november 2006 had China al
aangekondigd 200 militairen naar Darfur te sturen die humanitaire hulp
zouden gaan verlenen. Ook andere landen zouden meer humanitaire hulp
aan Darfur moeten verlenen. Minister Yang stelde dat sancties niet
voor een oplossing zouden zorgen, omdat het het wantrouwen zou
vergroten en de crisis zou verergeren. Tenslotte gaf minister Yang aan
bereid te zijn vervolgbijeenkomsten te overwegen op een gezamenlijk
wetenschappelijk seminar dat het Duitse EU-voorzitterschap heeft
georganiseerd over Afrikabeleid.
Tijdens mijn gesprek met de voorzitter van het Chinese Nationaal
Volkscongres Wu Bangguo, dat het karakter van een beleefdheidsbezoek
had, heb ik aangegeven t evreden te zijn over de ontwikkeling van de
bilaterale relaties, hetgeen door Wu werd beaamd. Wu sprak de wens uit
meer samenwerking met het Nederlandse parlement te hebben en hoopte
een goede relatie en uitwisseling met Nederlandse parlementariërs op
te kunnen zetten.
Ik heb tenslotte informele gesprekken gevoerd met mensenrechtenexperts
op het gebied van burgerlijke en politieke rechten, respectievelijk
economisch, sociale en culturele rechten. Wat betreft de burgerlijke
en politieke rechten schetsten zij een gemengd beeld. Op het gebied
van de ontwikkeling van de rechtsstaat waren positieve ontwikkelingen
zichtbaar, terwijl de vrijheid van meningsuiting en van vereniging in
het gedrang kwamen. Ten aanzien van de economisch sociale en culturele
rechten noemden de experts de vrije arbeidsmarkt en toename van
welvaart positief, maar de transitie van China had voor nieuwe
problemen gezorgd, zoals het feit dat de zorg en het medisch systeem
voor de armere delen van de bevolking onbereikbaar waren geworden.
Andere zorgpunten waren arbeidsrechten (inclusief vakbondsvrijheid) en
de positie van migrantenwerkers. De experts benadrukten het belang van
internationaal engagement met China ter versterking van de
mensenrechten, inclusief samenwerkingsprogramma's.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken