Senternovem
24-05-2007 | Overheid gaat verder met duurzaamheidscriteria voor biomassa
Op 27 april heeft de projectgroep `Duurzame productie biomassa' haar
eindrapport aangeboden aan de ministers Jacqueline Cramer van VROM en
Bert Koenders van Ontwikkelingssamenwerking. Het rapport bevat
criteria en indicatoren om te waarborgen dat de productie van biomassa
niet ten koste gaat van bijvoorbeeld biodiversiteit of
voedselproductie. De betrokken ministers nemen de aanbevelingen op
hoofdlijnen over.
Palmplantage Het gebruik van biomassa in de energievoorziening is snel
in opkomst. Dat geldt niet alleen voor Nederland, maar voor de hele
Westerse wereld.
Kansen en bedreigingen
Op zich kan het gebruik van biomassa een positieve bijdrage leveren in
de strijd tegen broeikasgasemissies. Het biedt ook kansen voor extra
economische activiteit in ontwikkelingslanden. Maar de grootschalige
aanplant van energiegewassen kan eveneens tot allerlei problemen
leiden. Denk aan de kap van tropisch regenwoud, aantasting van de
voedselproductie en schending van eigendomsrechten. Om dergelijke
problemen te voorkomen, is vorig jaar de projectgroep Duurzame
productie biomassa opgericht, als onderdeel van de EnergieTransitie.
Deze groep, met vertegenwoordigers van bedrijven, maatschappelijke
organisaties, universiteiten en overheden, heeft criteria geformuleerd
waaraan biomassa moet voldoen om voor het predikaat duurzaam in
aanmerking te komen. Op 27 april jl. presenteerde de projectgroep haar
eindrapport.
Toetsingskader
Volgens de projectgroep zijn er bij de productie van biomassa zes
relevante duurzaamheidsthema's te onderscheiden: broeikasgasemissies,
concurrentie met voedsel en andere lokale toepassingen,
biodiversiteit, milieu, welvaart en welzijn. Voor broeikasgasemissies,
bijvoorbeeld, heeft de projectgroep kwantitatieve emissie-eisen
geformuleerd (zie kader). Voor welzijn, om een ander voorbeeld te
noemen, is het criterium voor duurzaamheid meer kwalitatief van aard:
de productie van biomassa moet minimaal voldoen aan internationale
principes die zijn vastgelegd door de International Labour
Organisation, in de UN Universal Declaration of Human Rights en in
andere verdragen. Het totale toetsingskader voor duurzaamheid van
biomassa is, naar de mening van de projectgroep, voldoende uitgewerkt
om in de komende maanden te worden getest.
Twee niveaus
Een opvallend element van het toetsingskader is dat de opgestelde
criteria op twee niveaus moeten worden bepaald: dat van bedrijven dat
van de overheid. Op bedrijfsniveau kunnen de effecten worden
vastgesteld van het gebruik van biomassa op bijvoorbeeld de
emissiereductie van broeikasgassen, de bodemkwaliteit, de
biodiversiteit en de lokale samenleving. Dergelijke effecten zouden
moeten worden opgenomen in een, nog te ontwikkelen, systeem van
certificering. Op overheidsniveau gaat het om effecten als verdringing
van de productie van voedselgewassen of indirecte effecten zoals
stijging van grond- en voedselprijzen. Om hierop zicht te krijgen, zou
de Nederlandse overheid kunnen beginnen met monitoring. Uiteindelijk
zou ze, bij voorkeur in EU-verband, ontwikkelingslanden actief moeten
aanspreken op verantwoord landgebruik.
Reacties uit het veld
De reacties op het rapport van de projectgroep `Duurzame productie
biomassa' zijn verdeeld. Het productschap Margarine, Vetten en Oliën
(MVO) onderschrijft de gehanteerde uitgangspunten en pleit voor
verdere uitwerking, afgestemd op internationaal niveau. De
uitvoerbaarheid in de praktijk moet daarbij voorop staan. Diverse
milieu- en ontwikkelingsorganisaties, waaronder Milieudefensie, Natuur
en Milieu en Oxfam Novib, zijn terughoudender. Volgens hen zijn de
criteria een stap in de goede richting, maar bieden ze nog steeds
onvoldoende garanties voor duurzaamheid. Zij vinden onder meer dat de
beschreven criteria bijvoorbeeld de kap van oerbossen niet voorkomen.
Daarnaast is er, volgens de milieuorganisaties, geen bevredigende
oplossing gevonden voor concurrentie met voedselproductie en houtkap.
De organisaties pleiten voor een sterkere rol van de overheid,
bijvoorbeeld bij het stellen van duurzaamheidseisen bij het
verstrekken van milieusubsidies op biomassa.
Graan als biomassa Doorgaan op de ingeslagen weg
De ministers Jacqueline Cramer en Bert Koenders, van respectievelijk
VROM en Ontwikkelingssamenwerking, zijn beiden positief over de
aanbevelingen van de projectgroep. Zij willen doorgaan op de
aangegeven weg. Cramer was overigens zelf, voorafgaand aan haar
benoeming tot minister, voorzitter van de projectgroep. Zij wil nu op
korte termijn afspraken gaan maken met bedrijven over het vervolg van
het traject. In het begin van 2008 wil ze een wettelijke verplichting
invoeren voor bedrijven om te rapporteren over de duurzaamheid van de
biomassa die ze gebruiken. Weliswaar is het vaak moeilijk te
achterhalen wat de herkomst is, maar Cramer verwacht dat bedrijven
door een rapportageverplichting toch hun best gaan doen deze te
achterhalen, omdat de publieke opinie zich ander tegen hen kan keren.
De minister wil zich verder inzetten voor de introductie van een
certificeringsysteem voor duurzame biomassa. Dit moet internationaal
gebeuren, aldus Cramer, omdat duurzaamheidscriteria niet mogen leiden
tot nieuwe handelsbarrières. Minister Koenders, tot slot, gaf aan dat
hij de dialoog met ontwikkelingslanden wil aangaan, om ervoor te
zorgen dat de ontwikkeling van biomassaproductie leidt tot nieuwe,
betere economische perspectieven op nationaal én lokaal niveau.
Koenders wil verder de kennis en ervaring van het bedrijfsleven
inzetten om in betrokken landen de marktontwikkeling voor kleine
producenten te stimuleren.
Duurzaamheidscriteria voor biomassa
Broeikasgasemissies
Gerekend over de hele keten, moet het gebruik van biomassa netto
minder emissie van broeikasgassen opleveren dan gemiddeld bij fossiele
brandstof. Voor elektriciteitsproductie moet de emissiereductie nu ten
minste 50-70 procent bedragen, voor toepassing in
transportbrandstoffen minimaal 30 procent. Deze percentages moeten
door innovatie in de toekomst verder oplopen. De aanleg van nieuw
areaal voor de aanplant van biomassa voor energie mag op langere
termijn niet leiden tot het vrijkomen van grote hoeveelheden koolstof
die daar waren opgeslagen (in bodem of vegetatie).
Concurrentie met voedsel of andere lokale toepassingen
De productie van biomassa voor energie mag de voedselvoorziening en
andere lokale toepassingen (zoals voor medicijnen of bouwmaterialen)
niet in gevaar brengen.
Biodiversiteit
Biomassaproductie zal geen beschermde of kwetsbare biodiversiteit
mogen aantasten en zal waar mogelijk de biodiversiteit versterken.
Milieu
Bij de productie en verwerking van biomassa moet de kwaliteit van
bodem, oppervlakte- en grondwater en lucht behouden blijven of zelfs
worden verhoogd.
Welvaart
De productie van biomassa moet bijdragen aan de lokale welvaart.
Welzijn
De productie van biomassa moet bijdragen aan het welzijn van de
werknemers en de lokale bevolking.
Download hier het Eindrapport Toetsingskader voor duurzame
biomassa(pdf, 1,0 MB), de Aanbiedingsbrief Tweede Kamer(Word), het
standpunt van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO)en het
standpunt van de samenwerkende milieu- en ontwikkelingsorganisaties.