Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
16 mei 2007 HO/BL/2007/18823
Onderwerp
Onderzoek inspectie onderwijstijd in het hoger
onderwijs
Hierbij bied ik u de resultaten aan van het inspectieonderzoek naar onderwijstijd in het hoger
onderwijs. Dit onderzoek geeft antwoord op de twee door mij gestelde vragen:
1) wat is de geprogrammeerde onderwijstijd gemiddeld per week per studiejaar in het bekostigde
hoger onderwijs?
2) Wat is de gerealiseerde onderwijstijd gemiddeld per week per studiejaar in het bekostigde
onderwijs?
Centraal daarbij staat het begrip contacttijd. Voor dit onderzoek gedefinieerd als: "de tijd voor
onderwijsactiviteiten waarbij de docent fysiek aanwezig is".
De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in een aantal klachten van studenten die mij de afgelopen
maanden hebben bereikt dat er iets mis zou zijn met de intensiteit van het hoger onderwijs. Naar mijn
stellige overtuiging verdienen dergelijke signalen serieuze aandacht te krijgen maar dient bovenal het
debat daarover gebaseerd te zijn op feiten. Dit inspectieonderzoek levert een goede bijdrage aan beide
uitgangspunten.
Ook is de inspectie gevraagd om de aanzienlijke hoeveelheid door studenten en leerlingenorganisaties
verzamelde klachten in voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs te
analyseren. Vooruitlopend op de uitkomsten stuur ik nu dit onderzoek over onderwijstijd in het hoger
onderwijs toe.
In zeer korte tijd hebben zo'n 700 opleidingen uit zowel het hoger beroepsonderwijs als het
wetenschappelijk onderwijs de vragen van de inspectie beantwoord. Ik ben de mensen binnen de
instellingen die hieraan een bijdrage hebben geleverd erkentelijk voor hun snelle medewerking. Dit
temeer, omdat ik ervan overtuigd ben dat de informatie uit dit onderzoek een belangrijke bijdrage
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
E
blad 2/3
levert aan het formuleren van een ambitieuze gezamenlijke agenda voor het hoger onderwijs in
Nederland.
Dit rapport levert dan ook een belangrijke aanvulling op ten opzichte van de al bekende gegevens uit
bijvoorbeeld de studentenmonitor. De studentenmonitor, waarin regelmatig vele studenten bevraagd
worden over het onderwijs dat zij genieten, geeft wel antwoord op de vraag hoe de studenten de
contacttijd ervaren maar dat is niet hetzelfde als de tijd die opleidingen aan de studenten aanbieden.
Wat nog ontbrak was een analyse waarbij de aangeboden contacttijd afgezet kon worden tegen de door
de studenten ervaren contacttijd. Dat is nu gebeurd. Overigens lijkt het door studenten bestede aantal
uren aan onderwijstijd de afgelopen jaren licht gestegen. In 2005 was dit 30,5 uur in het
wetenschappelijk onderwijs en 32,6 uur in het hbo1. Uit het recente inspectieonderzoek blijkt dit voor
het eerste jaar nu te liggen op 33 uur voor het wetenschappelijk onderwijs en 35 uur voor het hbo.
Voor een aantal van de resultaten uit het onderzoek zal ik kort mijn reactie beschrijven. De uitwerking
van deze intenties zal worden meegenomen in de ontwikkeling van het 100-dagenplan van het kabinet.
A) Gemiddeld genomen staat er 13 uur contacttijd per week geprogrammeerd in het eerste jaar
voor zowel hoger beroepsonderwijs als voor wetenschappelijk onderwijs. Uit het onderzoek
komt duidelijk naar voren dat het aandeel stages en zelfwerkzaamheid in de onderwijstijd per
studiejaar toeneemt. Het onderzoek maakt ook duidelijk dat er een grote spreiding is in de
geprogrammeerde contacttijd. Dit geldt zowel voor het hbo als voor het wetenschappelijk
onderwijs. Deze spreiding is zichtbaar tussen sectoren maar ook tussen studiejaren en maakt
het instellen van een wettelijke norm zoals deze op dit moment geldt voor onder andere het
voortgezet en middelbare beroepsonderwijs onwenselijk. Een dergelijke norm zal namelijk
nooit recht kunnen doen aan de gewenste diversiteit in het onderwijsaanbod in het hoger
onderwijs.
B) Bij ongeveer 1/3 van de opleidingen ligt het aantal contacturen in het eerste jaar onder de 10
uur per week. Dit is weinig. Bovendien geeft een kwart tot een derde van de studenten in het
hbo aan dat zij meer dan 10% lesuitval ervaren. Dit is veel. Ik zie dit resultaat dan ook als een
onderstreping van de noodzaak om samen met de onderwijsinstellingen een aanpak te
ontwikkelen om op dit punt betere prestaties te leveren. De intensiteit van het onderwijs in
met name de eerste twee jaar van een opleiding is niet alleen van groot belang voor de
kwaliteit van het hoger onderwijs maar ook essentieel om jonge mensen te motiveren en
enthousiasmeren voor hun studieloopbaan.
1 Bron: Studentenmonitor 2005 pagina 70.
blad 3/3
Ik heb de resultaten van dit onderzoek besproken met HBO-raad en VSNU en hun gevraagd wat de
onderwijsinstellingen van de resultaten vinden. Ik vind het een goede zaak dat studenten zich
intensiever inzetten om hun studie met goed gevolg af te sluiten. Ik constateer tevens dat de
instellingen in het hoger onderwijs zich ook nu al inzetten om het studiesucces te vergroten. De
noodzaak om de komende jaren in het bacheloronderwijs, zowel in het hbo als in het wetenschappelijk
onderwijs de kwaliteit te verbeteren en de intensiteit te vergroten wordt breed gedeeld. Op basis van
het door mij geconstateerde committment zal ik de komende maanden afspraken maken met het hoger
onderwijs en vastleggen in een strategische agenda. Deze agenda gaat gepaard met een extra
investering in het hoger onderwijs zoals in het Coalitie-akkoord is vermeld. Deze agenda zal in
september gepubliceerd worden.
Een afschrift van deze brief wordt ook gezonden aan de voorzitters van de HBO-raad en VSNU.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk