Algemene Vereniging Van Beroepsjournalisten in België
God/hot in de media
Er is in de Vlaamse media nog belangstelling voor religie en in
tegenstelling tot wat wel eens wordt gedacht, is de berichtgeving
neutraal of zelfs positief te noemen. In de periode 2003-2006 ging 2,4
% van de items in het VRT-televisienieuws over religieuze
aangelegenheden. Bij VTM was dat 2,2%. Ter vergelijking: wetenschap
scoorde 0,5% en cultuur 5%. Dat blijkt uit een onderzoek van de
Leuvense politicoloog Marc Hooghe, dat hij op 26 en 27 april heeft
voorgesteld op een internationale conferentie van UCSIA in Antwerpen.
Onder de noemer Believin the Media heeft UCSIA (Universitair Centrum
Sint-Ignatius Antwerpen) gepoogd een beeld te geven van de als
moeizaam ervaren verhouding tussen Kerk en media. Uitgangspunt van de
conferentie leek dat media en religie op gespannen voet staan met
elkaar.
KTRO-directeur Ernest Henau, tevens emeritus professor theologie aan
de KULeuven, stelde in zijn inleiding dat de Kerk de media nodig
heeft, maar dat ze teleurgesteld is in de media, waar vooral seks en
geweld nu zon prominente plaats krijgen. De Kerk is niet afwezig in de
media, maar is er vaak in gereduceerd tot een item over geweld en
onverdraagzaamheid, stelde hij.
Volgens Henau vereist het mysterie van het geloof een respectvolle
benadering, terwijl journalistiek onderzoekend en genadeloos is. Met
andere woorden: die twee staan lijnrecht tegenover elkaar. De Kerk wil
harmonie en verzoening, de pers zoekt oppositie, meningsverschillen
die ze kan uitvergroten, zo heette het.
De Kerk heeft de media nodig om haar boodschap uit te dragen, maar die
boodschap past niet meer in een markt van vraag en aanbod, waar
kijkcijfers alles bepalen, betreurde Henau. Programmamakers mogen zich
niet alleen afvragen wat het publiek wil, maar ook wat het publiek zou
kunnen smaken maar wat het nog niet kent, besloot de leider van de
KTRO.
Er kan niet worden ontkend dat Kerk en media een andere verhouding
hebben dan pakweg vijftig jaar geleden. Daar had de Leuvense
politicoloog Marc Hooghe diverse verklaringen voor. Door het
ineenstorten van de klassieke zuilen elk met hun eigen media heeft de
Kerk nu veel minder mogelijkheden om via die weg haar boodschap onder
een groot publiek te verspreiden. Bovendien staan radio en televisie
die meer bepalend zijn voor imagos dan de printmedia nu onder een veel
grotere commerciële druk dan vroeger. En journalisten zijn als het
goed is nu veeleer afstandelijke waarnemers/verslaggevers dan
politieke actoren, zoals dat tot voor enkele decennia het geval was.
Hooghe vestigde voorts de aandacht op het socio-demografisch profiel
van de hedendaagse journalist: jong, vooral man, hoge educatie
(meestal sociale wetenschappen), met liberale waarden. Daar tegenover
staat het profiel van de kerkleiders: oud, uitsluitend man, hoge
educatie (in specifieke instituten) en met een veeleer conservatief
waardepatroon.
Die kerkleiders hebben het ook nog eens moeilijk moeilijker in elk
geval dan de tenoren van politieke partijen om toegang tot de media te
krijgen omdat ze er niet over een informeel netwerk beschikken. Onder
de journalisten en hoofdredacteuren hebben zij geen mensen met wie ze
ooit samen hebben gestudeerd, wat politici vaak wél hebben. En
daarnaast zijn er in de Kerk geen open verkiezingsprocedures, waardoor
alleen bij de keuze van een nieuwe paus de media enige aandacht en
commentaar geven.
Maar uit het onderzoek naar de berichtgeving over religie in de
Vlaamse kranten en op VRT en VTM blijkt het allemaal wel mee te
vallen, volgens Hooghe. Maar net als op andere domeinen speelt ook
hier de persoonlijkheid van de leider een grote rol. De persoon is
belangrijker geworden dan de inhoud. Zo is er weinig of geen aandacht
in de media voor theologische discussies of interkerkelijke
veranderingen.
Maar, zo betoogde Hooghe, dat geldt ook voor politiek en ideologie. De
inhoud doet er minder toe dan een meningsverschil tussen persoon A en
persoon B. En als de Kerk over sterke persoonlijkheden beschikt, zoals
paus Johannes-Paulus II, dan zie je dat ze wel geregeld de media
halen. De huidige paus, Benedictus XVI, blijkt wat afstandelijker te
zijn, wat zich vertaalt in een geringere aanwezigheid in de media.
In België doet kardinaal Godfried Danneels het vrij aardig, meent
Hooghe. Hij komt regelmatig in de media. Maar hij heeft zich moeten
aanpassen aan de overgang van het oude systeem van sérieux alleen het
doorsturen van de boodschap naar een systeem van media die
personaliteiten nodig hebben, die willen graven in het persoonlijke
leven van de geïnterviewde, die verwachten dat mensen ook in
entertainmentprogrammas willen zitten. De wetten van de televisie, zeg
maar.
In het onderzoek dat Hooghe uitvoerde met assistentie van Tim Reeskens
is niet alleen kwantitatief bekeken hoeveel aandacht religieuze zaken
in de media krijgen, maar ook hoe erover wordt bericht. Voor de meeste
godsdiensten was dat neutraal tot veeleer positief. De katholieke
gezindte kwam wel eens negatief in het nieuws als het ging over
conflicten tussen priesters, de positie van de vrouw in de Kerk of
over het celibaat. Maar in tegenstelling tot hun Amerikaanse collegas
vergroten Belgische journalisten bepaalde seksschandalen niet uit.
De enige religie die minder positief de media haalt, is de islam, die
vaak als problematisch wordt geportretteerd, in een negatief kader.
Kenmerkend is bijvoorbeeld een uitspraak als De ramadan is gestart en
er hebben zich geen problemen voorgedaan. Alsof problemen er gewoon
bijhoren. De protestantse en vrijzinnige gezindte zijn, volgens
Hooghe, zo goed als afwezig in de Belgische pers, terwijl de joodse
gelovigen vooral in een context van sociale instituten worden
geportretteerd.
Zijn conclusie: er is nog mediabelangstelling voor religie, maar er
bestaat wel een wantrouwen tegenover religieuze instituties. De
persoonlijkheid van kerkleiders wordt weliswaar almaar belangrijker,
maar de media berichten vooral op een neutrale en zelfs positieve
manier over religie. Je merkt dat de houding tegenover religie nu
minder negatief is dan 20-25 jaar geleden.
Dat wordt gedeeltelijk bevestigd in het onderzoek van Martina
Temmerman, coördinator van de masteropleiding journalistiek aan de
Brusselse Earsmushogeschool en docente aan de Universiteit Antwerpen,
naar de berichtgeving over de Wereldjongerendagen in Keulen, in 2005.
Samen met Marit Trioen, die een doctoraat voorbereidt over
journalistieke waarden in de Vlaamse pers, heeft Temmerman
geanalyseerd in welke bewoordingen over de Wereldjongerendagen in de
Vlaamse kranten werd bericht.
In de 105 onderzochte artikelen tijdens de week rond de
Wereldjongerendagen werd meestal een vrij neutrale taal gebruikt,
waaruit niet onmiddellijk een appreciatie viel af te leiden. Maar er
waren ook termen als 'pelgrimage', 'festival', 'Woodstock voor
religieuzen', 'pope-week' en 'pope-festival.
Conclusie: de Vlaamse media hebben zich vrij goed aan de feiten
gehouden, maar de Vlaamse deelnemers aan de Wereldjongerendagen zijn
nogal stereotiep weergegeven en de focus is wel erg naar de
aanwezigheid van paus Benedictus XVI gegaan.
Onder de diverse buitenlandse gastsprekers op de UCSIA-conferentie
viel vooral de Amerikaan David Scott op, een assistent-professor aan
de universiteit van South Carolina, met de energie van en enige
gelijkenis met Tom Cruise. Hij had onderzoek gedaan naar de perceptie
van de Amerikaanse animatieserie South Park door studenten van diverse
geloofsovertuigingen.
South Park is erg populair in de VS, wat opmerkelijk is, want de serie
kan bezwaarlijk subtiel worden genoemd. Op een soms grove en gedurfde
maar wel heel humoristische manier wordt de draak gestoken met
religieuze overtuigingen, het is een combinatie van sterke parodie en
grove stereotyperingen. In een land waar ruim 90% van de bevolking
zich gelovig noemt en religie een sterk aanwezig item is bij
verkiezingen.
Uit het onderzoek van Scott is gebleken dat South Park-kijkers
zichzelf als kritische kijkers beschouwen, die door de blasfemie heen
kunnen kijken. Hen stoort de humor niet, maar ze vrezen wel dat een
vriend of vriendin zich kan ergeren aan het hekelen van een bepaalde
gezindte waartoe hij of zij behoort. Ze zijn vooral bereid tot het
accepteren van de South Park-humor als het over andere geloven gaat
(Mormonen, Scientology, en dergelijke). Kritiek op het eigen geloof
wordt vaak erg snel vergeten.
Of, een beetje zoals In de Gloria in Vlaanderen: we kunnen er om
lachen zolang we de indruk hebben dat het niet over ons gaat, maar
over de intellectueel minder bedeelde medemens.
Ivan Declercq