(GroenLinks) over een nieuw commercieel kankerinstituut in Amsterdam
Antwoorden kamervragen van Vendrik (GroenLinks) over een nieuw commercieel
kankerinstituut in Amsterdam
Kamerstuk, 1 mei 2007
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2761289
1 mei 2007
Antwoorden van minister Klink op de vragen van het Kamerlid Vendrik
(GroenLinks) over een nieuw commercieel kankerinstituut in Amsterdam
(2060710940).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het artikel `Kankerzorgconcurrentie'? 1)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft het International Comprehensive Cancer Institute al een
vergunningsaanvraag gedaan?
Zo ja, wat is de stand van zaken?
Antwoord 2
Het International Comprehensive Cancer Institute heeft nog geen
toelating op basis van de WTZi aangevraagd.
Vraag 3
Hoe kijkt u aan tegen 375 extra bedden in Amsterdam, terwijl het
Antonie van Leeuwenhoek Ziekenhuis werd gevraagd het aantal bedden te
verminderen?
Antwoord 3
Ik heb geen aanvraag voor een toelating ontvangen, dus weet niet of de
initiatiefnemers daadwerkelijk aan dit aantal denken. In het algemeen
geldt dat het aantal bedden niet meer van overheidswege wordt
gestuurd. Ik ga er vanuit dat een nieuwe partij voor het betreden van
de markt onderzoekt of de plannen haalbaar zijn. De bereidheid van
verzekeraars om te contracteren is hierbij van vitaal belang.
Vraag 4
Deelt u de zorgen dat een commerciële aanbieder de krenten uit de pap
gaat pikken? Wat gaat u doen om dat te voorkomen?
Antwoord 4
Ik ben van mening dat nieuwe aanbieders op de markt een gunstige
werking kunnen hebben op het verbeteren van de zorg. Het toetreden van
een nieuwe instelling kan de keuze-vrijheid van de patiënt in de regio
doen toenemen, waardoor betere kwaliteit, meer doelmatigheid en
efficiëntie kan worden bereikt.
Vraag 5
Deelt u de zorgen dat een extra kankerinstituut in de regio Amsterdam
leidt tot een sterke personeelsconcurrentie, waardoor het voor alle
ziekenhuizen moeilijk wordt snelle en optimale zorg te leveren en de
personeelskosten zullen oplopen? Wat gaat u doen om dat te voorkomen?
Antwoord 5
Een nieuwe aanbieder op de markt kan de vraag naar personeel
beïnvloeden. Het streven is altijd om voldoende zorgverleners
beschikbaar te hebben om aan de zorgvraag te kunnen voldoen. Op dit
moment bereiken mij geen signalen van tekorten, waardoor ziekenhuizen
moeite zouden kunnen krijgen met het leveren van snelle en optimale
zorg na toetreding van een nieuwe aanbieder. Bovendien is het zo dat
het nog wel even duurt voordat het International Comprehensive Cancer
Institute daadwerkelijk operationeel zou worden. Bestaande
ziekenhuizen in de regio kunnen er aldus rekening mee houden, maar ook
geïnteresseerden uit de rest van Nederland kunnen hun plannen daarop
afstemmen.
Vraag 6
Deelt u de zorg dat sterke concurrentie een prikkel vormt tot het
zoveel mogelijk verrichten van dure declarabele handelingen? Wat gaat
u doen om dat te voorkomen?
Antwoord 6
De bereidheid van de verzekeraar om deze dure declarabele handelingen
in te kopen is hierin bepalend. Hiermee wordt de prikkel impliciet
erkend, met verzekeraars als buffer. Ik reken de afspraken hierover
tot een aangelegenheid tussen aanbieder en verzekeraar. Verder moeten
aanbieders interessant zijn en blijven voor patiënten. Ik geloof dat
concurrentie ertoe leidt dat zorgaanbieders zich zullen willen
manifesteren als kwalitatief goede, betaalbare en servicegerichte
instellingen.
Vraag 7
Bent u bereid er zorg voor te dragen dat er goede
samenwerkingsafspraken komen met de andere ziekenhuizen die zorg aan
kankerpatiënten bieden? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 7
Een nieuwe instelling die zich op zorg voor kankerpatiënten richt, zal
moeten voldoen aan de wet- en regelgeving die ook voor andere
aanbieders geldt. Wanneer samenwerking vereist is op basis van wet- en
regelgeving, dan dient deze nieuwe instelling zich hier ook aan te
houden. Ik vind het in het algemeen goed als instellingen samenwerken,
maar zie dit vooral als een verantwoordelijkheid en initiatief van de
instellingen zelf.
1) NRC Handelsblad, 24 maart 2007
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport