Ministerie van Defensie
KAMERVRAGEN EN ANTWOORDEN
27-04-2007
Antwoord op vragen naar aanleiding van de Enquête Uitgezonden
Militairen
Vraagsteller: Eijsink (PvdA)
In bijlage bied ik u de antwoorden aan op de vragen van het lid
Eijsink (PvdA) naar aanleiding van de Enquête Uitgezonden Militairen
(ingezonden 21 maart 2007).
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,
Antwoorden op de vragen van het lid Eijsink (PvdA) aan de minister van
Defensie naar aanleiding van de Enquête Uitgezonden Militairen
(ingezonden 21 maart 2007).
1. Kent u de uitkomsten van de door een tv-programma gehouden enquête
onder uitgezonden militairen? 1)
Ja.
2. Komt het beeld dat ongeveer een kwart van de ondervraagden de
voorbereiding van hun uitzending als slecht heeft ervaren overeen met
uw beeld? Zo ja, want bent u van plan te doen om (de beoordeling van)
de kwaliteit van de voorbereiding te verbeteren? Zo neen, wat is uw
oordeel over de kwaliteit van de voorbereiding? Op grond van welke
overwegingen, dan wel onderzoek, komt u tot dit oordeel?
Militairen worden zo goed en zorgvuldig mogelijk op uitzendingen
voorbereid. Uit de resultaten uit de enquête zou blijken dat ongeveer
een kwart van het personeel ontevreden zou zijn. Driekwart van het
personeel zou tevreden zijn over de voorbereiding of hier neutraal
tegenover staan. Er bestaat momenteel nog onvoldoende inzicht waarom
een kwart van het personeel niet tevreden zou zijn over de
voorbereiding. Een mogelijke oorzaak is dat personeel in
uitzonderlijke situaties soms pas in een laat stadium voor uitzending
wordt aangewezen. Dit geldt met name voor individueel uit te zenden
personeel. Het bureau "Individuele uitzendingen" en de "Procedure
aanwijzing personeel voor individuele uitzendingen" dragen ertoe bij
dat de individuele medewerkers in een zo vroeg mogelijk stadium op de
hoogte worden gebracht van een uitzending en daarop worden
voorbereid.
3. Komt het beeld dat 40% van de ondervraagden meent dat zij
onvoldoende nazorg hebben gehad overeen met uw beeld? Zo ja, wat bent
u van plan te doen om (de beoordeling van) de kwaliteit van de nazorg
te verbeteren? Zo neen, wat is uw oordeel over de kwaliteit van de
nazorg? Op grond van welke overwegingen, dan wel onderzoek, komt u tot
dit oordeel?
Dit beeld komt niet overeen met mijn eigen beeld. De kwaliteit van de
nazorg is doorlopend onderwerp van evaluatie en onderzoek en wordt
waar nodig verbeterd. Met de reorganisatie van de MGGZ wordt beoogd de
nazorg verder te optimaliseren.
4. Komt het beeld dat 37,4% van de ondervraagden meent dat deelname
aan een uitzending de mogelijkheden op de arbeidsmarkt na actieve
dienst niet vergroot overeen met uw beeld? Zo ja, want bent u van plan
te doen om (de beoordeling van) de kansen op de arbeidsmarkt na
actieve dienst te vergroten? Zo neen, wat is uw oordeel over de kansen
op de arbeidsmarkt na actieve dienst? Op grond van welke overwegingen,
dan wel onderzoek, komt u tot dit oordeel?
Dit beeld strookt niet met de cijfers. Bij militair personeel zijn de
mogelijkheden op de arbeidsmarkt na actieve dienst, juist na deelname
aan een uitzending, gunstig. Dit blijkt uit realisatiecijfers van de
bemiddeling van BBT'ers. In het WIA -Hoofdlijnenakkoord heeft Defensie
met de Centrales van Overheidspersoneel een pakket van maatregelen
afgesproken om ervoor te zorgen dat ook ex-militairen met medische
beperkingen na hun diensttijd een baan kunnen vinden.
5. Betekent de uitspraak van de heer Bertholee dat âDefensie laat
onderzoeken of 20-21 jaar een betere leeftijd voor uitzending is dan
18-19 jaarâ, dat er nu pas gevolg wordt gegeven aan de motie-Van
Velzen c.s. die opriep om een onderzoek uit te laten voeren naar de
invloed van leeftijd op de gevoeligheid voor het ontwikkelen van post
traumatisch stress syndroom en andere langdurige en zware psychische
of lichamelijke klachten? 2) Zo ja, waarom heeft dit zo lang op zich
laten wachten en nemen nog steeds jongeren van 18-19-jaar deel aan
uitzendingen?
Zoals in de brief aan de Kamer van 11 november 2005 (nr, 30300 X, nr.
32) is gemeld, zijn naar aanleiding van de motie Van Velzen c.s. aan
de onderzoeken van dr. Engelhard en dr Vermetten vragen toegevoegd
over de mogelijke relatie tussen de leeftijd van militairen en het
ontstaan van PTSS. Dr. Engelhard van de vakgroep Psychologie van de
Universiteit van Utrecht heeft in 2006 een onderzoek afgerond naar het
voorkomen van PTSS onder een groep militairen die naar Irak
uitgezonden is geweest. Dit onderzoek heeft geen aantoonbaar verband
gevonden tussen de factor leeftijd bij uitzending en het ontstaan van
PTSS in het eerste jaar na uitzending, zoals u ook in de
veteranennotitie 2006 (30139, nr.16) is gemeld. Het prospectief
onderzoek van dr. Vermetten van de Dienst Militaire Psychiatrie
(Centraal Militair Hospitaal) kent een lange looptijd en wordt thans
nog uitgevoerd.
1) EénVandaag, 17 maart jl.
2) Motie van het lid Van Velzen, Eijsink, Veenendaal en Herben d.d. 20
juni 2005 (30 139, nr. 8).