Partij voor de Dieren
24-04-2007
Kamervragen over besloten karakter bijeenkomst proefdierbeleid
Den Haag, 24 april 2007 - De Partij voor de Dieren heeft Kamervragen
gesteld aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de
presentatie van zijn beleidsvoornemens over dierproeven en
biotechnologie op vrijdag 27 april a.s. De plannen voor het nieuwe
proefdierbeleid van de minister zullen gedeeld worden met
verschillende belangenverenigingen en maatschappelijke organisaties.
Ook andere `belanghebbenden' zijn uitgenodigd. Een verzoek van
kamerlid Esther Ouwehand om de presentatie bij te wonen is echter
afgewezen door het ministerie. De PvdD wil opheldering over die
afwijzing. De weigering om volksvertegenwoordigers toe te laten tot de
presentatie van nieuwe beleidsvoornemens illustreert de aanhoudende
geslotenheid rondom dierproeven.
Juist die geslotenheid is onderwerp van grote maatschappelijke
kritiek. Een onafhankelijke evaluatie van de Wet op de dierproeven
wees uit dat de wetgeving die proefdieren moet beschermen op de meest
essentiële punten niet functioneert en aan een ingrijpende herziening
toe is. Op de aanbeveling meer inzicht te verschaffen over de
onderzoeksdoelen en de afwegingen ten aanzien van proefdiergebruik,
kwam veel verzet vanuit de hoek van wetenschappers, farmaceuten en
belangenverenigingen. De minister concludeerde daarop dat er `geen
draagvlak' zou bestaan voor de uitkomsten van de evaluatie, en besloot
een aantal discussiebijeenkomsten in het veld te organiseren in plaats
van de Wet op de dierproeven aan te passen. Geen van de politieke
partijen die op dat moment zitting hadden in de Kamer, heeft de moeite
genomen de minister over die koers te bevragen.
Opmerkelijk is dat in het kader van wereldproefdierendag vandaag
campagne gevoerd wordt door de dierproefsector om meer begrip te
vragen voor dierproeven. Kennelijk moet ook dit gewenste begrip zonder
openheid tot stand gebracht worden. Vrijdag werd in de Volkskrant een
lans gebroken voor dierproeven, zaterdag in NRC en vandaag in TROUW.
De Partij voor de Dieren is van mening dat alleen openheid rond
dierproeven kan leiden tot verbetering van beleid en een vruchtbare
maatschappelijke discussie.
Het verzet tegen een open debat over nut en noodzaak van dierproeven
uitte zich de afgelopen dagen in een mediaoffensief van de Stichting
Informatie Dierproeven (SID). Uitgerekend rond Wereldproefdierendag,
in 1979 ingesteld door de Verenigde Naties om stil te staan bij de
miljarden dieren die wereldwijd hun leven (hebben) moeten slijten in
laboratoria, zijn in landelijke kranten artikelen verschenen die
pleiten voor meer begrip voor dierproeven. Vrijdag in de Volkskrant,
zaterdag in NRC, vandaag in TROUW.
De SID doet zich voor als objectief informatieverstrekker over
dierproeven, maar is een belangenbehartiger van medische fondsen,
farmaceuten, wetenschappers en patiëntenverenigingen, de clubs die
meer openheid over dierproeven afwijzen. In plaats van het publiek
open te informeren over de precieze doelen van experimenten op dieren
en de afwegingen over diergebruik, vragen zij het publiek blind te
vertrouwen op hun stelling dat proefdieronderzoek noodzakelijk zou
zijn en ten alle tijden hoge maatschappelijke doelen zou dienen. Uit
opiniepeilingen blijkt dat ruim 67% van de Nederlanders grote moeite
heeft met dierproeven. Deze bezwaren worden niet serieus genomen en
het is vooral de sector zélf die de publieke discussie over het nut
van dierproeven niet aandurft. Deze geslotenheid vormt alleen maar een
bevestiging dat het immense leed dat veroorzaakt wordt door
dierproeven simpelweg niet te verantwoorden valt.
Kamervragen:
Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van VWS over
openheid over bottom-up proces n.a.v. evaluatie Wet op de Dierproeven
d.d. 24 april 2007
1. Is het waar dat Kamerleden niet uitgenodigd én niet welkom zijn
bij de bijeenkomst op het ministerie van VWS op vrijdag 27 april
2007 waar uw beleidsvoornemens over dierproeven en biotechnologie
bij dieren gepresenteerd zullen worden, naar aanleiding van het
`bottom up' proces in het kader van de evaluaties van
respectievelijk de Wet op de dierproeven en het Besluit
biotechnologie bij dieren? Zo ja, kunt u aangeven waarom voor deze
bijeenkomst nadrukkelijk andere belanghebbenden dan deelnemers aan
het `bottom up' proces zijn uitgenodigd, maar de aanwezigheid van
Kamerleden niet wordt toegestaan? Waarom worden Kamerleden in dit
geval niet in de gelegenheid gesteld om de discussie door
belanghebbenden uit het veld te volgen?
2. Hoe beoordeelt u de groeiende maatschappelijke behoefte naar meer
openheid rond dierproeven (zoals die onder meer blijkt uit
publicaties in NRC Handelsblad d.d. 21-04 , de Volkskrant d.d.
21-04 , en Trouw d.d. 24-04 ) en hoe ziet u die in relatie tot
het beleid om parlementariërs te weren bij presentatie van en
discussie over de uitkomsten van het `bottom up' proces rond de
evaluatie Wet op de Dierproeven?
3. Bent u bereid meer openheid te betrachten bij toekomstige
processen rond beleidsontwikkeling en -evaluatie m.b.t. een
relatief besloten onderwerp als dierproeven, gelet op de
maatschappelijke discussie rond het thema? Zo ja, op welke wijze?
Zo neen, waarom niet?
4. Bent u met ons van mening dat leden van de
volksvertegenwoordiging in alle fases van het `bottom up' proces
i.c. kennis zouden moeten kunnen nemen van de voortgang en de
totstandkoming van conclusies en bevindingen? Zo neen, waarom
niet?