Inzet: bevriezen verkoop LaSalle
VEB daagt ABN Amro voor Ondernemingskamer
De Vereniging van Effectenbezitters heeft gisteravond een verzoekschrift ingediend bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De VEB verzoekt een onderzoek te gelasten naar het beleid en de gang van zaken bij ABN Amro inzake de bliksemverkoop van haar Amerikaanse activiteiten (LaSalle) aan Bank of America voor een bedrag van 21 miljard dollar. De VEB is van mening dat aan het vereiste - gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid - is voldaan. De zitting bij de Ondernemingskamer zal plaatsvinden op zaterdag 28 april om 9.00 uur.
De bezwaren van de VEB tegen de bliksemverkoop zijn drieledig:
* de VEB acht de verkooptransactie van LaSalle onrechtmatig omdat ABN Amro daarmee bewust de kansen op een (beter) bod van het bankenconsortium frustreert danwel in verregaande mate bemoeilijkt en daarmee haar aandeelhouders de mogelijkheid ontneemt een concurrerend en hoger bod in overweging te nemen;
* de verkooptransactie is een belangrijk besluit als bedoeld in artikel 107a lid 1 (boek 2 BW) zodat ABN Amro dit besluit ter goedkeuring aan de algemene vergadering van aandeelhouders had moeten voorleggen. ABN Amro heeft tijdens de aandeelhoudersvergadering van 26 april bevestigd een dergelijke goedkeuring niet te zullen vragen.
* De overhaaste verkoop van LaSalle komt neer op een beschermingsmaatregel terwijl ABN Amro publiekelijk heeft aangekondigd een open structuur te hanteren en beschermingsconstructies af te schaffen.
In het kader van het enquêteverzoek heeft de VEB de Ondernemingskamer tevens verzocht bij wijze van onmiddellijke voorziening ABN Amro te verbieden uitvoering te geven/medewerking te verlenen aan de overeenkomst met Bank of America.
De VEB is ervan overtuigd dat de verkoop van LaSalle een belangrijk besluit is - conform artikel 107a en principe IV.1 van de Code Tabaksblat.
a) De transactie van 21 miljard dollar, ofwel 15,5 miljard euro, komt overeen met 66 procent van het eigen vermogen van ABN Amro per ultimo 2006. b) De Amerikaanse activiteiten zijn gemeten naar waarde de tweede activiteit van ABN Amro. c) De Amerikaanse activiteiten vormden een integraal onderdeel van de strategie van ABN Amro die gericht was op (het versterken van) de posities in vier thuismarkten.
In antwoord op vragen van de VEB stelde ABN Amro gisteren dat de LaSalle-transactie niet voldoet aan het getalscriterium dat in artikel 107a is opgenomen. Toepassing van het getalscriterium - het nemen of afstoten van deelnemingen voor een bedrag groter dan eenderde van de activa - zou ABN Amro vrijwel onbegrensde mogelijkheden geven om transacties te verrichten zonder goedkeuring van de aandeelhoudersvergadering. ABN Amro bevestigde dat - bij 987 miljard euro activa per ultimo - transacties beneden 329 miljard euro geen aandeelhoudersgoedkeuring behoeven. Dat zou betekenen dat de bank Shell (marktwaarde 160 miljard euro), Unilever (66 miljard euro), ArcelorMittal (55 miljard euro) én Philips (36 miljard euro) zou kunnen overnemen zonder goedkeuring te hoeven vragen aan de aandeelhoudersvergadering.
ABN Amro gaat er aan voorbij dat de wet geen uitputtende opsomming geeft van belangrijke besluiten die aandeelhoudersgoedkeuring behoeven, maar drie gevallen beschrijft waarin die goedkeuring in ieder geval vereist is. Bovendien valt de verkoop van LaSalle ook onder het eerste in de wet genoemde geval (verkoop van de onderneming), aangezien deze verkoop direct verband houdt met het bod van Barclays.
In de discussie over aandeelhoudersgoedkeuring stelde ABN Amro voorts dat bestuur en commissarissen zich gerechtigd achten ook Antonveneta op korte termijn zonder aandeelhoudersgoedkeuring te vervreemden.
De VEB houdt beleggers op de hoogte via de website
Vereniging van Effectenbezitters