Antwoorden op kamervragen Voorlopige Rekening 2006 nr. 30 966
Vraag 1
Wat is de omvang van de meevaller bij het geïntegreerd middelenbeheer bij de Voorlopige Rekening?
Kan de regering aangeven welke sociale fondsen, baten-lastendiensten en andere deelnemers aan
het geïntegreerd middelenbeheer meer middelen hebben aangehouden in de schatkist dan verwacht
en wat hiervoor de redenen zijn? Waarom kon deze meevaller nog niet worden voorzien bij
Najaarsnota 2006?
Antwoord 1
Er is geen sprake van een meevaller in de zin van een hoger resultaat. Er is sprake van een
meevallende ontwikkeling bij het geïntegreerd middelenbeheer doordat de sociale fondsen, baten-
lastendiensten en andere deelnemers aan het geïntegreerd middelenbeheer meer middelen hebben
aangehouden in de schatkist dan verwacht. Deze meevallende ontwikkeling bedraagt 1,1 miljard euro
en bestaat op hoofdlijnen uit de volgende onderdelen: op de rekening courant is sprake van een 0,5
mld hogere inleg door de RWT's en agentschappen en een 0,4 miljard minder dan voorspelde
onttrekking door de sociale fondsen; er zijn 0,1 mld minder leningen verstrekt en er is 0,1 mld meer
afgelost op uitstaande leningen dan bij Najaarsnota was verwacht. Voornoemde bijstelling is niet
relevant voor het uitgavenkader.
Op individueel niveau kan niet precies worden aangeven welke sociale fondsen, baten-lastendiensten
en andere deelnemers aan het geïntegreerd middelenbeheer meer middelen hebben aangehouden in
de schatkist dan verwacht omdat de prognoses voor deze groepen niet individueel per deelnemer zijn
gemaakt.
Het daadwerkelijke voordeel voor het Rijk van het geïntegreerd middelenbeheer is afhankelijk van
meerdere factoren. Enerzijds hangt het af van de rentestanden. Als het verschil tussen de korte
termijn-rente en de lange termijn-rente kleiner wordt, dan zal het voordeel dalen voor het Rijk. Pas aan
het einde van het jaar is duidelijk hoezeer de korte en de lange rente gedurende het jaar werkelijk van
elkaar verschillen. Als rekenrentes worden gebruikt:
1) de daggeldrentes;
2) de middellange rente op staatsleningen (van 3-5 jaar);
3) en de lange rente op staatsleningen (10 jaar).
Daarnaast hangt het uiteindelijke resultaat af van hoeveel de RWT's hebben geleend en hoeveel
liquide middelen ze hebben aangehouden in de rekening-courant. Het aanhouden van de middelen in
de rekening-courant kan fluctueren, is afhankelijk van de bedrijfsvoering van een instelling over het
gehele jaar en is bij het opstellen van de Najaarsnota derhalve moeilijk te schatten. Het voordeel voor
het Rijk is een samenspel van met name deze twee elementen. Het daadwerkelijke voordeel voor het
Rijk van het geïntegreerd middelenbeheer kwam in 2006 uit op 24 mln, dit is 29 mln minder dan
geraamd.
Vraag 2
Kan, zowel absoluut als relatief t.o.v. het begrotingstotaal, een overzicht worden gegeven van de
onderuitputting per begroting tot en met de Voorlopige rekening? Hoe groot zijn de maximale
eindejaarsmarges voor 2006 per begroting?
Antwoord 2
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de onderuitputting per begroting (kader `Rijksbegroting in
enge zin') tot en met de Voorlopige Rekening, zowel absoluut als relatief, evenals de omvang van de
maximale eindejaarsmarges. De bedragen zijn in miljoenen euro's.
Begroting Begrotings Onderuitputting* OUP als % Max. EJM
totaal begrotingstotaal
Staten-Generaal 111 -5 -4,7 1
HCvS 87 -3 -3,4 1
AZ 40 -2 -5,6 0
Koninkrijksrelaties 157 -3 -1,7 9
Buitenlandse Zaken (HGIS) 10.585 -186 -1,8 -182
Justitie 4.395 -37 -0,8 54
BZK (incl. 4.991 -75 -1,5 -79
arbeidsvoorwaarden)
OCW 26.540 -73 -0,3 -255
Financiën (IXA en IXB) 2.259 -35 -1,5 -30
Defensie 7.406 21 0,3 -136
VROM 3.005 11 0,4 -34
V&W 6.992 -39 -0,6 -23
EZ -2.508 8 -0,3 -15
LNV 1.657 -37 -2,2 -21
SZW 23.771 -18 -0,1 -3
VWS 12.637 -66 -0,5 -34
Totaal 102.125 -538 -0,5 -746
* - = onderuitputting, + = overschrijding
De mutaties uit de Voorlopige Rekening worden uiteindelijk verwerkt in de Slotwetten per
departement. Deze worden, samen met de departementale jaarverslagen, op woensdag 16 mei aan
de Tweede Kamer aangeboden. In de departementale jaarverslagen worden de belangrijkste mutaties
per begroting toegelicht, waaronder ook de onderuitputting.
Bij Najaarsnota was deze onderuitputting nog niet bekend, vandaar dat deze toen niet gemeld is.
Vraag 3
Op welke begrotingen was sprake van mutaties in de niet-belastingontvangsten bij de Voorlopige
Rekening? Wat waren de oorzaken van deze mutaties? Zijn de niet-belastingontvangsten waarmee de
taakstelling niet-belastingontvangsten in 2006 is ingevuld incidenteel of structureel van aard?
Antwoord 3
Er was op alle begrotingen sprake van mutaties in de niet-belastingontvangsten bij Voorlopige
Rekening. De oorzaken van de mutaties zijn zeer divers, en worden per departement toegelicht in de
departementale jaarverslagen, die op woensdag 16 mei naar de Tweede Kamer worden verzonden.
De niet-belastingontvangsten taakstelling wordt gevoed met per saldo meevallende ontvangsten.
Deze zijn incidenteel van aard.
Vraag 4
Kan worden aangegeven waarom de uitzonderlijk hoge groei van de omzetbelasting eerder in het jaar
niet heeft doorgezet aan het einde van het jaar? Welke oorzaken liggen ten grondslag aan de hogere
opbrengsten van de inkomensheffing, de vennootschapbelasting, de dividendbelasting en de
successierechten?
Antwoord 4
Over het jaar 2006 als geheel is de ontwikkeling van de omzetbelasting uitzonderlijk hoog geweest
met een endogene groei van 8,8%. De totale opbrengst van de omzetbelasting is een saldo van
ontvangsten en terugbetalingen. In 2006 waren de ontvangsten doorlopend hoog, maar vanaf midden
2006 zijn de terugbetalingen procentueel iets sterker toegenomen dan de ontvangsten. Hierdoor werd
de ontwikkeling van de omzetbelasting aan het einde van het jaar iets minder gunstig dan in de eerste
helft van 2006.
De Voorlopige Rekening 2006 presenteert de voorlopige realisaties van de inkomsten over 2006 ten
opzichte van de op dat moment meest recente raming van de inkomsten over 2006 (Najaarsnota
2006). De realisaties in de laatste maanden van 2006 zijn wat betreft de inkomensheffing,
vennootschapsbelasting, dividendbelasting en successierechten hoger uitgekomen dan bij
Najaarsnota was voorzien.
Ook over geheel 2006 bezien zijn de opbrengsten loon- en inkomensheffing, successierechten de
omzetbelasting, hoger uitgekomen dan oorspronkelijk verwacht bij Miljoenennota 2006. Belangrijke
oorzaken hiervan zijn onderliggende economische factoren. Zo is de groei van het BBP hoger
uitgekomen dan verwacht bij Miljoenennota 2006. Dit geldt eveneens voor de ontwikkeling van de
particuliere consumptie, de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de contractloonontwikkeling.
Voor een verklaring van de hogere opbrengsten bij de vennootschapsbelasting wordt verwezen naar
het antwoord op vraag 22. Een uitgebreide toelichting op de bijstellingen van de verschillende
belastingsoorten is terug te vinden in het Financieel Jaarverslag van het Rijk.
Vraag 5
Wat zijn de hoofdoorzaken van de gunstige (horizontale) ontwikkeling van het EMU-saldo van de
centrale overheid in 2006? Waardoor wordt het grote verschil tussen de raming van het EMU-saldo
2006 in de Miljoenennota 2006 en de Voorlopige Rekening 2006 veroorzaakt?
Antwoord 5
Het EMU-saldo van de centrale overheid verbetert in de raming van de Voorlopige Rekening van 0,1%
BBP in 2005 tot 0,8% BBP in 2006. De belangrijkste oorzaken van deze verbetering zijn hogere
gasbaten en het gunstige economische beeld, dat zich weerspiegelt in de groei van de
belastinginkomsten en afnemende uitgaven aan sociale zekerheid en rente. Hiertegenover staat een
lastenverlichting en hogere FES-uitgaven dan in 2005.
Om verwarring te voorkomen: het EMU-saldo van de gehele collectieve sector (dus inclusief sociale
fondsen en lokale overheden) verbetert van -0,3% BBP in 2005 tot 0,5% in 2006. De horizontale
verbetering van dit saldo wordt gedragen door dezelfde oorzaken als bij de centrale overheid, omdat
de saldi van de lokale overheden en de sociale fondsen in 2006 ongeveer even groot zijn als in 2005.
Ten tijde van de Miljoenennota 2006 werd het EMU-saldo nog geschat op een tekort van 1,8% BBP.
Nadien hebben zich forse meevallers voorgedaan bij de belasting- en premie-inkomsten (ruim 1%
BBP) en de gasbaten (bijna 1% BBP). Het overschot dat in de Voorlopige Rekening werd geschat op
0,5%BBP is in het Financieel Jaarverslag nog iets verder opwaarts bijgesteld tot 0,6% BBP.
Vraag 6
Is in andere EU-landen in 2006 ook sprake van een afname van de EMU-schuld, zowel relatief t.o.v.
het BBP als in absolute termen? Hoe verhoudt de schuldontwikkeling in Nederland zich tot de
schuldontwikkeling in andere EU-landen?
Antwoord 6
De daling van de Nederlandse EMU-schuld ligt met 4%-punt BBP ruim boven het gemiddelde van de
EURO-zone (daling met 1,5%-punt BBP) en EU-27 (daling met 1,2%-punt BBP). De Nederlandse
EMU-schuld is ook in nominale bedragen afgenomen van 2006 ten opzichte van 2006. Ook in
Bulgarije, Denemarken, Ierland, Spanje, Roemenië, Slowakije en Zweden was er eveneens sprake
van een schulddaling in nominale bedragen.
Mutatie van de EMU-schuld van 2006 ten opzichte van 2005
(in % BBP)
Bulgarije -6,4
Denemarken -6,1
Malta -5,9
Zweden -5,3
België -4,1
Nederland -4,0
Cyprus -3,9
Slowakije -3,8
Roemenië -3,4
Spanje -3,3
Griekenland -2,9
Ierland -2,5
Frankrijk -2,3
Finland -2,3
Letland -2,0
Eurozone -1,5
Oostenrijk -1,3
EU-27 -1,2
Slovenië -0,6
Litouwen -0,4
Estland -0,3
Tsjechië 0,0
Duitsland 0,0
Italië +0,6
Luxemburg +0,7
Polen +0,7
Portugal +1,1
Verenigd Koninkrijk +1,3
Hongarije +4,3
Vraag 7
In de vragenset die wij van de Tweede Kamer ontvingen zijn bij de nummers 7 en 19 géén vragen
gesteld.
Antwoord 7
Zie opmerking bij vraag
Vraag 8
Wat is de oorzaak van de onderuitputting van het FES? Wat is er gedaan om die onderuitputting te
voorkomen?
Antwoord 8
De onderuitputting in het Fes ten opzichte van Najaarsnota bedraagt 0,2% van het BBP. Een deel van
de onderuitputting bestaat uit reserveringen binnen het Fes die in 2006 niet zijn opgevraagd en
doorschuiven naar 2007. Het andere deel bestaat uit projecten waarvan de middelen reeds zijn
overgeboekt naar departementale begrotingen maar in 2006 niet zijn uitgegeven. Aangezien het Fes
een verdeelfonds is, schuiven deze middelen door naar latere jaren en komen ze later tot besteding.
Er zijn geen specifieke maatregelen getroffen om de onderuitputting in het Fes tegen te gaan. De
uitgaven in het Fes hebben betrekking op investeringen. Deze uitgaven zijn niet altijd gemakkelijk
precies te richten op een vast tijdstip. Om te voorkomen dat de beschikbare middelen komen te
vervallen is gekozen voor een fondsconstructie waardoor de uitgaven naar latere jaren kunnen
doorschuiven.
Vraag 9
Kan een overzicht worden gegeven van de onderuitputting per begroting bij de Voorlopige Rekening
onder het kader `Rijksbegroting in enge zin'? Kan aangegeven worden waardoor de onderuitputting op
de diverse begrotingen wordt veroorzaakt? Kan worden aangegeven waarom deze onderuitputting
nog niet bij de Najaarsnota 2006 aan de Kamer is gemeld?
Antwoord 9
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 10
Kan worden aangegeven waar op de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid sprake is van onderuitputting bij de Voorlopige Rekening? Waardoor wordt de
onderuitputting veroorzaakt? Kan de tegenvaller in de uitvoering van de premiegefinancierde sociale
zekerheidsuitgaven worden uitgesplitst over de verschillende regelingen? Betreft het hier prijs- of
volumemutaties?
Antwoord 10
De begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hoofdstuk XV) is op te delen
in een deel begrotingsgefinancierde uitgaven en een deel premiegefinancierde uitgaven.
Onder de begrotingsgefinancierde sociale zekerheid vallen o.a. de regelingen WWB (bijstand),
Wajong, AKW (kinderbijslag), WSW (wet sociale werkvoorziening). De onderuitputting op de
begrotingsgefinancierde sociale zekerheid is in totaal 137 miljoen, de grootste beslaan de volgende
posten: Stimuleringsregeling ID banen (15 miljoen), ramingsbijstelling kinderopvang ( 16 miljoen),
AKW (14 miljoen), toeslagenwet uitvoering (11 miljoen) en handhaving (13 miljoen).
Het premiegefinancierde deel betreft een weergave van de uitgaven van het UWV en de SVB en heeft
vooral een informatief karakter. De tegenvaller in de uitvoering van de premiegefinancierde sociale
zekerheid (totaal 255 mln.) kan hoofdzakelijk verklaard worden door een tegenvaller in de Vangnet
ZW/ WAZO (237 mln.). Bij het opstellen van het jaarverslag UWV is inmiddels gebleken dat deze
tegenvaller op verkeerde informatie is gebaseerd. Bij Financieel Jaarverslag wordt deze boeking
gecorrigeerd. De overige mutaties betreffen het saldo van een tegenvaller in de WW van 61 mln.
(veroorzaakt door een minder forse daling van de werkloosheid dan eerder geraamd), een meevaller
in de WAO van 73 mln. en een tegenvaller in de AOW van 42 mln. Het effect van de
herbeoordelingsoperatie WAO is groter dan eerder geraamd. De tegenvaller in de AOW wordt
verklaard door een hogere gemiddelde leeftijd van de AOW-gerechtigden.
Vraag 11
Wat is de reden voor de tegenvaller in de EU-afdrachten?
Antwoord 11
Een terugbetaling aan Nederland door de EU die voorzien was voor 2006, vindt op kasbasis plaats in
2007. Nederland ontvangt geld terug door meevallende uitgaven van de EU in 2006. De vertraging
naar 2007 wordt veroorzaakt door latere behandeling van de aanvullende Europese begroting in het
Europees Parlement. Bij de bepaling van het EMU-saldo wordt de terugbetaling overigens wel
toegerekend aan 2006.
Vraag 12
Waarom zijn i.t.t. voorgaande jaren in de Voorlopige Rekening 2006 geen -voorlopige - realisatiecijfers
voor de zorguitgaven opgenomen? Kan de regering in de Voorlopige Rekening 2007 weer - voorlopige
- realisatiecijfers voor de zorguitgaven opnemen?
Antwoord 12
De cijfers voor de zorg waren tijdens het opstellen van de Voorlopige Rekening met meer onzekerheid
omgeven dan in de voorgaande jaren, omdat 2006 het jaar is dat het zorgstelsel ingrijpend is
aangepast. Indien volgend jaar tijdig cijfers beschikbaar zijn die als voldoende zeker worden
beschouwd, zullen die in de Voorlopige Rekening van dat jaar opgenomen worden.
Vraag 13
Zijn er over 2006 nog tegenvallers te verwachten in het uitgavenkader Zorg?
Antwoord 13
In het Jaarverslag 2006 van VWS zult u geïnformeerd worden over de meest recente (voorlopige)
realisatiecijfers.
Vraag 14
Is een verklaring voor de meevaller in de WAO dat de WAO-herbeoordelingsoperatie strenger is
geweest dan beoogd? Zo niet, welke verklaring kan dan voor deze meevaller worden gegeven?
Antwoord 14
Zie antwoord op vraag 10.
Vraag 15
Welke regelingen vallen onder de begrotingsgefinancierde sociale zekerheid? Kan de onderuitputting
worden onderverdeeld per regeling?
Antwoord 15
Zie antwoord op vraag 10.
Vraag 16
Kan de regering de tegenvaller in de AOW nader toelichten?
Antwoord 16
Zie antwoord op vraag 10.
Vraag 17
Hoeveel is er als gevolg van de verkopen van staatsdeelnemingen in het FES gevloeid?
Antwoord 17
Het Fes wordt onder andere gevoed met de rentevrijval van de opbrengst van het vervreemden van
staatsdeelnemingen, verminderd met dividendderving. In 2006 hebben de verkopen van
staatsdeelnemingen (met name KPN en TNT) geleid tot een voeding van het Fes van 23,1 mln. in
2006. In totaal bedraagt de voeding van het Fes uit rentevrijval 561,1 mln. in 2006.
Vraag 18
Kan de regering de lagere belasting- en premie-inkomsten verklaren?
Antwoord 18
De belasting- en premie-inkomsten over 2006 komen bij de Voorlopige Rekening 0,4 miljard (0,2%)
lager uit dan was voorzien bij Najaarsnota. Dit betreft een saldo van meevallende en tegenvallende
ontvangsten, zoals te zien in Bijlage 2 van de Voorlopige Rekening 2006. Voor een nadere toelichting
daarop wordt verwezen naar de antwoorden op vragen 4, 22 en 31.
Vraag 19
In de vragenset die wij van de Tweede Kamer ontvingen zijn bij de nummers 7 en 19 géén vragen
gesteld.
Antwoord 19
Zie opmerking bij vraag
Vraag 20
Kan, zowel absoluut als relatief t.o.v. het begrotingstotaal, een overzicht worden gegeven van de
onderuitputting per begroting tot en met Voorlopige Rekening? Hoe groot zijn de maximale
eindejaarsmarges voor 2006 per begroting?
Antwoord 20
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 21
Waarom is er sprake van een tegenvaller in de WW, gelet op de onderuitputting van het uitgavenkader
bij Voorlopige Rekening welk lager is dan geraamd bij de Najaarsnota, hetgeen onder meer is
veroorzaakt door een tegenvallende ontwikkeling in de uitvoering van de sociale zekerheid -
tegenvaller in de WW- maar wel een daling in de werkloosheidscijfers, rekening houdend met het
gegeven dat de werkloosheid in de wintermaanden altijd hoger is, waarmee dus rekening gehouden
kon worden bij het opstellen van de Najaarsnota? Hoe hoog bedroeg de tegenvaller, die samenhing
met hogere dan geraamde WW-uitgaven? Is de raming in dit geval een doortrekken van de trend
geweest in plaats van een raming op grond van verwachte ontwikkelingen?
Antwoord 21
In de Najaarsnota is de uitvoeringsinformatie van het UWV verwerkt op basis van de zogeheten
Oktobernota. Het volume en financiële ramingen WW 2006 zijn hierin gebaseerd op realisaties van het
UWV tot en met juni 2006, aangevuld met ramingen voor de rest van het jaar op basis van de MEV
van het CPB en de seizoensontwikkeling uit voorgaande jaren. De WW liet destijds een kleine
tegenvaller (circa 80 miljoen) zien ten opzichte van de stand van de Miljoenennota 2007.
In de Januarinota van het UWV zijn het volume en financiële ramingen 2006 gebaseerd op de
realisaties tot en met oktober 2006, aangevuld met ramingen voor het laatste kwartaal. De minder
forse daling van de werkloosheid heeft geleid tot (opnieuw) een minder forse daling van de
uitkeringslasten WW dan bij Najaarsnota werd verwacht (circa 60 miljoen).
Ten slotte, voor de prognose van de WWB in het uitvoeringsjaar gaat het CPB uit van de
seizoensgecorrigeerde WBB-cijfers van het CBS. In dit cijfer zijn dus seizoensinvloeden verwijderd.
De opwaartse bijstelling houdt dus geen verband met de werkloosheid in de wintermaanden.
Vraag 22
Wat is de oorzaak van de meevaller in de Vennootschapsbelasting? Wat is het effect van de Vpb-
verlaging uit Werken aan Winst hierop geweest?
Antwoord 22
Over geheel 2006 genomen zijn de Vpb-ontvangsten hoger uitgekomen dan geraamd. Voor een deel
betreft dit extra kasontvangsten vanwege versnelde betalingen door bedrijven. Daarnaast is
verondersteld dat in 2006 het effect van het "sparen bij de belastingdienst" in 2005 (circa 1,2 miljard)
als gevolg van verhoging van de heffingsrente per 1 januari 2005, in 2006 zou omslaan in een
tegenvaller wanneer bedrijven dit geld weer zouden ontsparen omdat de verhoging van de
heffingsrente per 1 januari 2006 weer ongedaan is gemaakt. Uit de ontwikkeling van de
vennootschapsbelasting over 2006 kan worden geconcludeerd dat het ontsparingseffect zich in
mindere mate heeft voorgedaan dan verwacht.
Het pakket Werken aan Winst is per 1 januari 2007 van kracht geworden, en heeft derhalve geen
effect gehad op de ontvangsten over 2006.
Vraag 23
Zullen de problemen en vertragingen die op dit moment bij de Belastingdienst spelen, gevolg hebben
voor het EMU-saldo 2007? Zo ja, welk gevolg?
Antwoord 23
Vanuit de uitvoering van de Belastingdienst is er naar huidige verwachting geen effect op de
belasting- en premieontvangsten 2007 en dus geen effect op het EMU-saldo 2007.
Vraag 24
Waarom zijn juist de cijfers voor Zorg altijd zo laat beschikbaar? Wat is er nodig om sneller zicht te
krijgen op de uitgavenontwikkeling in de Zorg, zodat bij dreigende overschrijdingen eerder kan worden
ingegrepen?
Antwoord 24
De cijfers in de zorg komen tot stand door een getrapte wijze van aanlevering. De gegevens van de
zorgaanbieders worden verzameld door de NZa en van de zorgverzekeraars door het CVZ. Tezamen
met de benodigde inzet van het College voor Zorgverzekeringen, de Nederlandse Zorgautoriteit,
verzekeraars en het veld, zal rekening houdend met de getrapte wijze van informatieverstrekking de
komende jaren daar waar mogelijk worden gewerkt aan het versnellen van de afrekensystematiek.
Vraag 25
Wat is het structurele EMU-saldo (volgens de CPB-methode)?
Antwoord 25
Het structurele saldo 2006 stand VR2006 (volgens de methode CPB) bedroeg 0,4 % BBP.
Vraag 26
Kan de regering aangeven of er verband is tussen de BTW, Vpb en IB/LB inkomsten? Is het niet
vreemd dat de inkomsten uit kostprijsverhogende / indirecte belastingen achterblijven bij de ramingen
terwijl bij de directe belastingen de ramingen worden overschreden?
Antwoord 26
Over geheel 2006 bezien hebben zowel de inkomsten uit de indirecte belastingen (met name BTW)
als de inkomsten uit de directe belastingen (met name Vpb en IB/LB) de ramingen zoals voorzien bij
Miljoenennota 2006 overschreden.
Wat betreft het verband tussen BTW-, Vpb-, en IB/LB-inkomsten geldt dat deze belastingcategorieën
elk een eigen grondslag kennen c.q. afhangen van verschillende economische variabelen. Verschillen
tussen de ontwikkeling van verschillende belastingsoorten kunnen ontstaan doordat de ontwikkeling
van de onderliggende economische variabelen uiteenloopt. Voor de ene belastingcategorie kan zo
een meevaller ontstaan als de daaronder liggende economische variabele zich gunstiger ontwikkelt.
Tegelijkertijd kan voor een andere categorie een tegenvaller ontstaan als de daaronder liggende
economische variabele zich minder gunstig ontwikkelt. Weliswaar bestaat er in algemene zin een
verband tussen economische variabelen, bijvoorbeeld tussen de ontwikkeling van de particuliere
consumptie (bepalend voor de omzetbelasting) en de loonontwikkeling (bepalend voor loon- en
inkomensheffing). Dit verband is echter niet geheel constant, in sommige jaren stijgt de consumptie
harder dan de lonen, en vice versa. Het is daarom dan ook goed mogelijk dat inkomsten uit indirecte
belastingen op enig moment achterblijven bij de raming terwijl op dat zelfde moment de inkomsten uit
directe belastingen de raming overschrijden.
Vraag 27
Ten opzichte van de Najaarsnota is met name de omzetbelasting teruggevallen, terwijl de overige
belastingen die samenhangen met de economische ontwikkeling zijn toegenomen. Wat is hiervan de
oorzaak?
Antwoord 27
Zie antwoord op vraag 4 en 31
Vraag 28
De onderuitputting van het FES is lager dan geraamd, door de lagere olieprijzen, ondanks dat de
regering er eerder al op is gewezen dat de olieprijzen waarmee geraamd werd hoog zijn, is de raming
ook hier meer een doortrekken van de trend geweest? Vindt de regering het daarom wenselijk de
ramingen voor de toekomst aan te passen?
Antwoord 28
Onderuitputting in het FES heeft betrekking op de uitgaven van het FES, welke niet afhankelijk zijn
van de olieprijzen. De schommelingen in de olieprijs in 2006 hebben wel effect gehad op de
inkomsten van het FES. De ramingen zijn in iedere budgettaire nota gebaseerd op de dan
beschikbare meest recente macro-economische voorspelling van het CPB. Het CPB benadrukt de
onzekerheid rond de olieprijzen regelmatig in onzekerheidsvarianten. De regering is met het CPB van
mening dat de hoogte van de olieprijzen bijzonder lastig te voorspellen is met grote fluctuaties en
ramingsafwijkingen tot gevolg en heeft daarom het voornemen om een vaste voeding voor het FES te
creëren.
Vraag 29
Is in andere EU-landen in 2006 ook sprake van een afname van de EMU-schuld, zowel relatief t.o.v.
het BBP als in absolute termen? Hoe verhoudt de schuldontwikkeling in Nederland zich tot de
schuldontwikkeling in andere EU-landen?
Antwoord 29
Zie antwoord op vraag 6.
Vraag 30
Wat zijn de hoofdoorzaken van de gunstige (horizontale) ontwikkeling van het EMU-saldo van de
centrale overheid in 2006? Waardoor wordt het grote verschil tussen de raming van het EMU-saldo
2006 in de Miljoenennota 2006 en de Voorlopige Rekening 2006 veroorzaakt?
Antwoord 30
Zie antwoord op vraag 5
Vraag 31
Heeft de regering een verklaring voor de op de raming achterblijvende inkomsten uit de
kostprijsverhogende belastingen?
Antwoord 31
Als de voorlopige realisaties worden vergeleken met de oorspronkelijke ramingen (Miljoenennota
2006) geldt voor zowel de kostprijsverhogende belastingen als de directe belastingen dat de
realisaties de ramingen hebben overschreden. De Voorlopige Rekening 2006 presenteert de
voorlopige realisaties van de inkomsten over 2006 ten opzichte van de op dat moment meest recente
raming van de inkomsten over 2006 (Najaarsnota 2006). De realisaties in de laatste maanden van
2006 en in eerste maand van 2007 zijn wat betreft de kostprijsverhogende belastingen achtergebleven
bij wat bij Najaarsnota nog werd verondersteld te ontvangen. Het achterblijven van de voorlopige
realisatie van de kostprijsverhogende belastingen ten opzichte van de Najaarsnotaraming betreft met
name een tegenvallende ontwikkeling bij de omzetbelasting. Reden hiervoor is dat de terugbetalingen
in de omzetbelasting in de tweede helft van 2006 iets sterker zijn toegenomen dan was voorzien bij de
Najaarsnotaraming.
---- --
Ministerie van Financiën