Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief 2060712040 Doorkiesnummer Ons kenmerk AV/IR/2007/14030 Datum 27 april 2007 Onderwerp Kamervragen van het lid Van Gent

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Van Gent (GroenLinks) over het minimumloon voor 13- en 14-jarigen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. J.P.H. Donner)

Ons kenmerk AV/IR/2007/14030


1
Herinnert u zich vragen over de rechtszaak van FNV en CNV jongeren tegen de Staat over het minimumjeugdloon voor 13- en 14-jarigen?

Ja.


2
Kunt u bevestigen dat het vonnis van het Gerechtshof, waarin werd gesteld dat 13- en 14- jarigen beschermd dienen te worden door een wettelijk minimumjeugdloon, in cassatie is vernietigd?

De procedure betrof de vraag of het niet uitbreiden van het Besluit houdende vaststelling van een minimumloonregeling (hierna: Besluit minimumjeugdloonregeling) met een minimumloon voor jongeren van 13- en 14-jaar een ongerechtvaardigd onderscheid naar leeftijd oplevert. Het gerechtshof heeft in het arrest geoordeeld dat voor het maken van onderscheid in leeftijd tussen 15-jarigen en 13- en 14-jarigen geen objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat. De Hoge Raad heeft dit arrest vernietigd en overwogen dat een redelijke en objectieve rechtvaardiging bestaat voor het onderscheid tussen de groep 13- en 14-jarigen en de groep 15-jarigen voor het niet vaststellen van een minimumloon voor de eerste groep.


3
Is het waar dat uw argumentatie bij de Hoge Raad tégen een wettelijke bescherming van 13- en 14-jarigen tegen uitbuiting onder meer inhield dat van een wettelijk minimumjeugdloon voor deze jongeren een prikkel uitgaat om zich aan te bieden op de arbeidsmarkt en dat dit ten koste zou kunnen gaan van school en andere activiteiten.

Uitbuiting was geen onderwerp van geschil in de procedure. Het ging om ongerechtvaardigd leeftijdsonderscheid in het Besluit minimumjeugdloonregeling. Voor de Staat was het voornaamste argument tegen een apart minimumjeugdloon voor 13- en 14-jarigen dat het volgen van onderwijs voor deze groep prioriteit heeft. Voorkomen moet worden dat de indruk ontstaat dat het normaal is dat 13- en 14-jarigen arbeid verrichten en volwaardig aan het arbeidsproces zouden kunnen deelnemen. Voor deze jongeren ligt daarom het accent op het volgen van onderwijs en bescherming tegen een te veeleisende inschakeling in het arbeidsproces.


4
Herinnert u zich uw persbericht `Regels voor werk van jongeren eenvoudiger' van 3 april 2007, waarin u aankondigt de Arbeidstijdenwet te willen versoepelen om het zo voor jongeren van 13 en 14 jaar gemakkelijker te maken aan het werk te gaan.


---

Ons kenmerk AV/IR/2007/14030

Ja.

5
Hoe rijmt u deze voorgenomen wijziging van de Arbeidstijdenwet met de argumentatie bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het niet invoeren van een minimumjeugdloon voor 13- en 14-jarigen, terwijl dat wel is gebeurd voor 15-jarigen, geen verboden leeftijdsdiscriminatie oplevert. Voor het maken van een onderscheid tussen deze leeftijdscategorieën op het punt van een minimumjeugdloon bestaat een redelijke en objectieve rechtvaardiging. Voor 13- en 14- jarigen geldt een uitzondering op het verbod van kinderarbeid. Het gaat dan om niet- zelfstandige hulparbeid en om bijzondere werkzaamheden van incidentele aard. De opsomming van de werkzaamheden voor 13- en 14-jarigen is limitatief. 13- en 14-jarigen mogen minder werkzaamheden verrichten dan 15-jarigen. Dit verschil is bij de herziening van de Nadere regeling kinderarbeid in stand gebleven. De wijzigingen waar het persbericht op duidt, zien in het bijzonder op een vereenvoudiging van de regels. Zo mogen 13- en 14-jarigen op zaterdag één uur meer werken en mogen deze jongeren om 7 uur 's ochtends beginnen i.p.v. om 8 uur.

Prioriteit ligt voor jongeren van 13 en 14 jaar bij het volgen van onderwijs. In geen geval mogen de veiligheid, gezondheid en ontwikkeling van jongeren gevaar lopen en ook de schoolprestaties mogen er niet onder lijden. Het is en blijft niet de bedoeling dat 13- en 14- jarigen structureel werken. In dat licht bezien, zie ik geen discrepantie met de argumentatie die tijdens de procedure inzake ongerechtvaardigd leeftijdsonderscheid bij de vaststelling van een minimumloon voor 13- en 14-jarigen is aangevoerd.

6
Deelt u niet alsnog de mening dat indien 13- en 14-jarigen betaald werk mogen verrichten en u de regels hiervoor zelfs versoepelt, ook het minimumloon voor deze jongeren wettelijk verankerd dient te worden? Zo neen, waarom niet?

Nee. Zoals hiervoor aangegeven bestaan nog steeds inhoudelijke verschillen tussen de werkzaamheden die jongeren van 13- en 14-jaar mogen verrichten en werkzaamheden die jongeren vanaf 15 jaar mogen verrichten. Daarom geldt het arrest van de Hoge Raad en de daarin opgenomen argumentatie waarom de Staat der Nederlanden geen minimumjeugdloon voor 13- en 14-jarigen behoeft in te voeren onverkort.

---