Financiële positie bedrijfstakpensioenfondsen nagenoeg op orde
26.04.2007 / 15:51 / Rubriek: Binnenland / Organisatie: Ver.bedrijfstakpensioenfondsen
Ver.bedrijfstakpensioenfondsen
Financiële positie bedrijfstakpensioenfondsen nagenoeg op orde
In 2007 blijven de pensioenpremies als component van de loonkosten ongeveer op hetzelfde
niveau als in 2006, namelijk op 15% van het salaris. De mate van indexatie is duidelijk
verbeterd ten opzichte van 2006. Daarnaast zijn ook in 2007 enkele fondsen in staat extra
te indexeren om eerder gemiste verhogingen te compenseren. De dekkingsgraad bij de
bedrijfstakpensioenfondsen stijgt door goede rendementen en een stijgende rente. Geen
enkel bedrijfstak-pensioenfonds verkeert meer in onderdekking. Bovendien zijn alle
fondsen geslaagd voor de performancetoets.
Pensioenpremie stabiel, indexatie meer dan vorig jaar
In 2007 geeft het premie- en indexatiebeleid van de pensioenfondsen een stabiel beeld ten
opzichte van 2006. Gemiddeld bedraagt de premie van de pensioenfondsen nu ongeveer 15%
van het salaris. Werknemers nemen hiervan gemiddeld 60% voor hun rekening en werknemers
40%.
Door de malaise op de beurzen en daarna de dalende rente konden veel pensioenfondsen de
opgebouwde rechten en pensioenuitkeringen de laatste jaren niet volledig indexeren. Ook
in 2007 wordt er gemiddeld genomen nog niet volledig geïndexeerd. De indexatie komt
echter een stuk meer in de buurt van de volledige indexatieambitie van de fondsen dan in
voorgaande jaren. Voor gepensioneerden wordt 92% gerealiseerd, tegen 73% in 2006. Voor
werknemers in actieve dienst stijgt de indexatie van 72% van de maximale indexatie in
2006 naar 88% van de maximale indexatie in 2007. Tegenover de niet volledige indexatie
bij de meeste fondsen staat dat vier fondsen in 2007 in staat zijn om extra te indexeren.
Daarmee kan gemiste indexering van de afgelopen jaren worden ingehaald.
Dekkingsgraad flink gestegen door goede rendementen en stijgende rente
De gemiddelde dekkingsgraad van de bedrijfstakpensioenfondsen op basis van
marktwaardewaardering (voetnoot)(waarbij is gewogen op basis van belegd vermogen per
fonds) is in 2006 gestegen van 122% naar 136%. Eind 2006 verkeerde geen enkel VB-lid meer
in onderdekking, wat wil zeggen dat geen enkel fonds een dekkingsgraad had lager dan 105%.
Rendement en portefeuilleverdeling
Het gemiddelde beleggingsrendement in 2006 (gewogen op basis van belegd vermogen per
fonds) ligt op 9,1%. Ongewogen is het gemiddelde rendement 6,2%. Aandelen, vastgoed en
private equity lieten hoge rendementen zien. Grondstoffen, onderdeel van de portefeuille
alternatieve beleggingen, lieten in de meeste gevallen een negatief rendement zien.
Vastrentende waarden maakten slechts een klein positief rendement.
De portefeuille van bedrijfstakpensioenfondsen bestaat nu gemiddeld (gewogen) voor 40% uit
vastrentende waarden, voor 42% uit aandelen, voor 13% uit onroerend goed en voor bijna 6%
uit alternatieve beleggingen (zie ook de toelichting).
Z-score en performancetoets (zie ook de toelichting)
Alle verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen zijn geslaagd voor de performancetoets
2006. De performancetoets 2006 is de gemiddelde z-score over de periode 2002-2006.
Nederland is het enige land in de wereld dat op een dergelijke wijze de relatieve
performance van pensioenfondsen toetst. De z-scores worden gecontroleerd door de
accountant en publicatie is verplicht voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen.
Dit bevordert de transparantie over het gevoerde beleid. Dat de z-scores gemiddeld
positief zijn, bewijst dat de bedrijfstakpensioenfondsen het hun toevertrouwde vermogen
professioneel beleggen, daarbij rekening houdend met risico en kosten. Hierbij kan worden
aangetekend dat schaalgrootte duidelijk voordeel oplevert bij de z-scoretoets. Grote
fondsen doen het beter dan middelgrote en kleine fondsen.
De bij het persberichten behorende overzichten staan op www.vb.nl
contactpersoon:
Gerda Smits
Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen
Zeestraat 65d
2518 AA Den Haag
telefoon (070) 362 80 08
fax (070) 362 80 09
e-mail: info@vb.nl
www.vb.nl
De Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) is opgericht in 1985. Namens de 82 leden
behartigt VB de pensioenbelangen van 4,7 miljoen deelnemers in
bedrijfstakpensioenregelingen, ruim 1,2 miljoen gepensioneerden en 6,8 miljoen gewezen
deelnemers. Nagenoeg alle bedrijfstakpensioenfondsen zijn bij VB aangesloten. De leden
van VB vertegenwoordigen samen meer dan 75% van het aantal deelnemers in collectieve
pensioenregelingen. Het gezamenlijk belegd vermogen van de ledenfondsen bedraagt ruim 400
miljard euro.
44)TOELICHTING EN AANVULLENDE INFORMATIE
Ontwikkelingen in de regelingen
Fondsen die in het overzicht zijn aangeduid met een sterretje hebben verschillende
regelingen, bijvoorbeeld voor mensen geboren voor 1950 en geboren na 1950, of voor
verschillende subsectoren binnen het pensioenfonds. In dit overzicht is de informatie
opgenomen van de grootste deelpopulatie.
In 2006 ondergingen de meeste regelingen sterke aanpassingen, met name om de regelingen
aan te passen aan de nieuwe regelgeving rondom VUT en prepensioen. Zo daalde de franchise
flink en steeg het opbouwpercentage. Ook ging een groot aantal regelingen over van
eindloon naar middelloon. Dergelijke grote veranderingen vinden in 2007 niet plaats.
Het opbouwpercentage blijft in 2007 gemiddeld min of meer gelijk, hoewel nog vier fondsen
het opbouwpercentage flink verhoogden om de fiscale ruimte optimaal te benutten. De
hoogte van de franchise laat in de meeste regelingen een lichte stijging zien van 1,4%,
wat valt te verklaren door een stijging van de AOW-uitkeringen.
Eindloonregelingen komen in 2007 bij de bedrijfstakpensioenfondsen niet meer voor. Twee
fondsen hebben inmiddels een Collectief DC-regeling en een enkel fonds heeft nog een
vastebedragenregeling. Twee fondsen zijn van een vastebedragenregeling overgegaan op
middelloon.
Dekkingsgraad
In het Financieel Toetsingskader (FTK) dat sinds begin 2007 van kracht is, worden de
pensioenverplichtingen berekend op marktwaarde. Bij marktwaardering neemt de fluctuatie
van de dekkingsgraad fors toe door gevoeligheid voor de rentestand. De stijging van de
rente leverde een belangrijke bijdrage aan de stijging van de dekkingsgraad.
Rendement en portefeuilleverdeling
Het vijfjaars gemiddelde rendement lag voor 2006 (gewogen) op 7,5%. Het tienjaars
rendement lag op 8%. Voor het eerst is voor 2006 ook gevraagd naar alternatieve
beleggingen vanwege het toenemende belang van deze beleggingscategorie bij veel
pensioenfondsen. In het verleden werd het grootste deel van de portefeuille alternatieve
beleggingen meegeteld bij de portefeuille zakelijke waarden. Ten opzichte van 2005 daalde
het aandeel vastrentende waarden met één procentpunt en zakelijke waarden
(aandelen + alternatieve beleggingen) steeg met één procentpunt. Onder
alternatieve beleggingen vallen private equity, hedge funds en grondstoffen, maar ook
producten die het renterisico afdekken. Niet alle fondsen dekken in dezelfde mate het
renterisico af. Mede daardoor verschilt het aandeel alternatieve beleggingen in de
portefeuilles van de verschillende fondsen.
Werking van de z-score
Verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen publiceren jaarlijks in april hun zogeheten
z-score. De z-score meet de uitvoeringskwaliteit van de beleggingen door een maatstaf die
aangeeft hoe een fonds heeft gepresteerd ten opzichte van een vooraf geformuleerde
benchmark (de normportefeuille). In de normportefeuille legt het fondsbestuur voorafgaand
aan het jaar vast welke beleggingsmix het fonds zal aanhouden. Als een pensioenfonds
gedurende het jaar aanpassingen doet in de beleggingsmix, dan leidt dat tot verschillen
ten opzichte van de normportefeuille (de benchmark). Daarmee loopt een pensioenfonds een
risico om een slechte z-score te behalen.
Op basis van de jaarlijkse z-score wordt een voortschrijdend gemiddelde over een periode
van vijf jaar berekend: de performancetoets. Wanneer de performancetoets onvoldoende is
(minder dan -1,28), mogen werkgevers het fonds verlaten. Of werkgevers daadwerkelijk
uitstappen, is uiteraard ook afhankelijk van factoren als de uitvoeringskosten, het
langjarig rendement, de premiehoogte, het serviceniveau en de deelnemerstevredenheid.
In 2002 waren de z-scores gemiddeld genomen negatief. Fondsen brachten, gedwongen door de
instortende aandelenbeurzen, gedurende het jaar aanpassingen aan in hun beleggingsmix,
zonder hun normportefeuille aan te kunnen passen. 2006 is het laatste jaar waarin 2002
meetelt voor de performancetoets.
Na 2002 is de regelgeving met betrekking tot de z-score aangepast, waardoor het mogelijk
werd gedurende het jaar de normportefeuille een keer aan te passen wanneer ontwikkelingen
op de financiële markten daar aanleiding toe gaven. Vanwege het in werking treden van
het FTK per 1 januari 2007 zal de z-score- regelgeving in de loop van 2007 nogmaals worden
aangepast. Eén van de doelstellingen die het FTK voorstaat, is dat pensioenfondsen
actiever hun beleggingsbeleid afstemmen op hun verplichtingen. Hierdoor kan tussentijdse
bijsturing nodig zijn. Het aanpassen van de normportefeuille gedurende het jaar wordt
daarom aan minder regels gebonden.