Geleidelijk minder zout in ons eten
Toespraak, 26 april 2007
"De voedingsindustrie moet geleidelijk minder zout in het eten
stoppen." Dat zei de DG Volksgezondheid, Hans de Goeij, namens
minister Klink tijdens het symposium Opzouten. Nederlanders eten
ongeveer 9 gram zout per dag. Het meeste zout zit 'verstopt' in ons
eten. De minister wil de zoutconsumptie de komende jaren zichtbaar
verminderen.
Dames en heren,
Laat ik, om te beginnen, onderschrijven wat Klaske de Jonge zojuist
vaststelde, dat de consument zijn of haar zoutconsumptie zeker niet
volledig in eigen hand heeft. Of beter: zich er nauwelijks van bewust
is.
Ik heb thuis even in de keukenkastjes gekeken en willekeurig maar eens
drie artikelen gecontroleerd op de hoeveelheid zout die er inzit.
De ketchup, 1,3 gram natrium per 100 gram.
Een koekje met chocolade: zout, staat er op het pak, hoeveel is
onduidelijk.
En een potje doperwten levert per portie ruim 1 gram aan zout op.
Nu ik me daarvan bewuster ben, verbaast me dit hoge gehalte wel.
De Consumentenbond heeft mij ook gevraagd of ze mijn zoutconsumptie
voor een gemiddelde dag mochten uitrekenen. Ik kan u zeggen dat ik een
matige eter ben, met soms wat drop tussendoor, maar ik consumeer
kennelijk toch iets meer dan 6 gram zout per dag. Dat had ik niet
verwacht, en dan is het zout op bijvoorbeeld de groenten nog niet
meegeteld.
Kortom, we consumeren waarschijnlijk allemaal veel meer zout dan die 1
gram die we per dag om gezondheidsredenen nodig hebben, en ook veel
meer dan de zes gram die in de Richtlijnen goede voeding van de
Gezondheidsraad staat.
Hoeveel we precies consumeren, is niet duidelijk.
Recente gegevens van de gemiddelde zout inname in Nederland zijn er
nog niet. Op dit moment onderzoekt het RIVM dit. De verwachting is dat
de gemiddelde Nederlander zeker 10 gram zout per dag tot zich neemt.
En sommige mensen nog meer. Terwijl te hoge zoutinname kan leiden tot
een hoge bloeddruk en dat kan uiteindelijk levens kosten.
Het is daarom noodzakelijk om ons ook op dit gebied in te zetten en zo
gezondheidswinst te behalen. Ik sta daarom volledig achter het streven
van de Consumentenbond om de zoutconsumptie naar beneden te brengen.
Ik ben dan ook blij met dit initiatief van de bond en dat nu voor het
eerst alle betrokken partijen bijeen zijn om hierover te praten.
Om tot een mogelijke oplossing te komen voor het zoutprobleem noemt de
Consumentenbond drie mogelijkheden. Ik wil op alle drie even ingaan.
Allereerst het verbeteren van de etikettering.
Informatie op het etiket kan de consument inderdaad helpen een bewuste
keuze te maken. Inmiddels werkt de Europese Unie aan een nieuwe
richtlijn voor etikettering. Ik verwacht dat in ieder geval besloten
wordt dat op het etiket zout komt te staan en niet langer natrium.
Maar ik geloof niet dat dat veel oplevert. En ik geloof ook niet dat
het zit in het verplicht etiketteren van de hoeveelheid zout.
Waarschijnlijk kijkt slechts een kleine groep mensen hiernaar. Dat
zijn de hoogopgeleide vrouwen en mannen die al vaak heel bewust hun
boodschappenmand vullen en het etiket goed lezen.
Ik vind het dan ook veel belangrijker dat consumenten in één oogopslag
een gezondere keuze kunnen maken. Een logo, zoals het `Ik kies bewust'
logo of een klaver kan daar bij helpen. Een logo dat pas ergens
opgeplakt mag worden als het product voldoet aan een aantal eisen; een
laag zoutgehalte is daar dan één van.
Een tweede manier om de zoutconsumptie te verlagen, is goede
voorlichting.
Dat zal inderdaad moeten gebeuren, maar er moet heel goed nagedacht
worden over de vorm die we daar aan gaan geven. Tot nu toe blijken
voorlichtingscampagnes over goede voeding niet altijd tot
gedragsverandering te leiden. Bovendien zullen veel mensen minder zout
onmiddellijk associëren met flauw. Zout is zo bepalend voor onze smaak
dat daar slecht tegen valt te vechten in de vorm van tv-spotjes of
affiches.
Dat brengt me bij de derde en de meest voor de hand liggende
mogelijkheid: minder zout in onze voeding.
Dat betekent dat we een beroep op de voedingsindustrie moeten doen om
de hoeveelheid zout geleidelijk aan te verminderen. Uit ervaringen in
het buitenland, in het bijzonder Engeland en Frankrijk, blijkt dat de
weg van de geleidelijkheid het meeste resultaat oplevert.
Momenteel ben ik bezig met de voedingsnota, die in het najaar zal
verschijnen. Daarin zal ik zeker ook aandacht besteden aan het
verminderen van de zoutconsumptie. Uitgangspunt voor de nota is de
richtlijn van de Gezondheidsraad. Dat betekent een maximaal gemiddelde
zoutconsumptie van zes gram per dag.
In de nota zal ik aangeven hoe ik wil bijdragen aan het begrenzen van
de zoutconsumptie, maar ik heb nog niks definitief besloten. De
discussie vandaag is dan ook zeer welkom en zal zeker bij het bepalen
van de strategie worden meegenomen.
Wél staat al vast, dat ik een beroep zal doen op de voedingsindustrie.
Een werkgroep of een convenant, al of niet aangestuurd door de
overheid, zie ik als het beste middel om hiermee aan de slag te gaan.
Ik heb er alle vertrouwen in dat de verantwoordelijke bedrijven mee
gaan werken aan de geleidelijke verlaging van de zoutconsumptie. Ik
heb inmiddels gehoord dat de Federatie Nederlandse
Levensmiddelenindustrie al een werkgroep heeft opgericht om te
onderzoeken hoe dit probleem kan worden aangepakt. Ik ben zeer
benieuwd naar de resultaten.
Eerder al heeft de industrie zelf afspraken gemaakt over het
verminderen van transvetzuren in producten en ik kan u zeggen dat
daaruit duidelijk blijkt dat ze hun verantwoordelijkheid nemen en
resultaat behalen. De eerste stap is overigens al gezet, want één van
de criteria van het Ik Kies Bewust logo is het zoutgehalte.
Ik noem hier met opzet nog geen exacte cijfers, omdat ik eerst wil
weten hoeveel zout we nu precies consumeren. Daarvoor heb ik, zoals
gezegd, het RIVM opdracht gegeven een zogenaamd statusonderzoek te
verrichten. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de hoeveelheid zout
die mensen consumeren op basis van de productgegevens, maar ook naar
de hoeveelheid zout die mensen zelf aan het eten toevoegen. De zout op
het gekookte eitje. Het onderzoek van het RIVM kan dienen als een
nulmeting en op basis hiervan kunnen we voor de komende jaren een
stappenplan maken. En we kunnen controleren of er daadwerkelijk een
daling in de zoutconsumptie optreedt.
Ik wil ernaar streven dat we aan het eind van deze regeerperiode, in
2010, duidelijk een vermindering kunnen zien op het productieniveau en
het consumptieniveau. Op productniveau moeten evaluaties in 2009 al
verbetering kunnen aantonen.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over de jodering van zout. U weet dat
we vanwege de volksgezondheid jodium toevoegen aan het zout in brood.
Het is niet de bedoeling dat - als er minder zout in brood verwerkt
wordt - mensen minder jodium krijgen. Ik ben daar al over in gesprek
met de bakkers en zal daar ook in de afspraken met de industrie
rekening mee houden.
Dames en heren, ik sluit af.
Dit kabinet hecht veel waarde aan preventie.
Daarom is er veel aandacht voor gezond leven; voldoende bewegen en
goede voeding. Zoals ik al zei, zal ik daar in mijn voedingsnota
uitgebreid op terugkomen. En het mag duidelijk zijn dat het
verminderen van de zoutconsumptie daarvan onderdeel uitmaakt. Ik wil
me daarvoor inzetten en ik reken op uw medewerking daarbij.
En mijn laatste woorden wil ik tot Klaske de Jonge richten.
Klaske, je bent jarenlang het boegbeeld geweest van de Consumentenbond
en dat heb je uitstekend gedaan. Dat blijkt ook uit dit symposium. En
bijvoorbeeld uit jouw bijdrage in de discussie over het logo gezonde
voeding en het convenant overgewicht, waaraan de Consumentenbond sinds
eind 2006 ook deelneemt.
Ik wil je bedanken voor je inzet, die soms voor de minister van
Volksgezondheid aanvoelde als een luis in de pels, maar die altijd
opbouwend en zeer waardevol was.
Ik wens je veel succes in je nieuwe baan en vergeet ook daar niet jouw
slogan om de gezonde voeding als de gemakkelijkste keuze aan te
prijzen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport