Datum: 26 april 2007
Inlichtingen verkrijgbaar bij: Casper van Ewijk (tel: 070-3383400), of
Dick Morks (tel: 070-3383410)
Meer informatie over het te voeren debat en over alle position papers
is verkrijgbaar bij Margreet Punt van Netspar (tel: 013-4662685 of
06-51399804)
Verdere verbetering van pensioencontracten en Financieel Toetsingskader
wenselijk
Verdere verbetering van pensioencontracten en van het Financieel
Toetsingskader (FTK) is wenselijk. Dit is de hoofdboodschap van de
position paper 'Efficiëntie en continuïteit in pensioenen: het FTK
nader bezien' die Coen Teulings en Casper van Ewijk, respectievelijk
directeur en onderdirecteur van het Centraal Planbureau (CPB), op
verzoek van Netspar hebben geschreven. De paper wordt donderdag 26
april gepresenteerd op een door Netspar georganiseerde bijeenkomst in
het Geldmuseum in Utrecht.
In de vijf jaar sinds de beurskrach het pensioenstelsel op de proef
heeft gesteld, heeft zich een stille revolutie voltrokken. Eindloon is
in pensioencontracten vervangen door middelloon, de indexering is
voorwaardelijk geworden, waarderingsmethoden en risicomanagement zijn
verbeterd, en het nieuwe Financieel Toetsingskader (FTK) is ingevoerd
en in 2006 in de Pensioenwet vastgelegd. Het stelsel is daardoor veel
robuuster geworden. De auteurs laten echter zien dat het stelsel op
een aantal punten nog verder verbetering behoeft. Met oog op de
naderende vergrijzing verdient het aanbeveling om deze punten de
komende jaren aan te pakken.
De volgende vier problemen worden in de paper aan de orde gesteld:
1. Pensioencontracten zijn nog steeds onvolledig, in die zin dat niet
goed is omschreven hoe premies en pensioenaanspraken worden
aangepast bij tegenvallers en meevallers in de resultaten van het
pensioenfonds. Daardoor is voor deelnemers niet duidelijk welke
risico's er aan het pensioen zijn verbonden. Dit is mede het
gevolg van het FTK, dat heldere, 'onvoorwaardelijke'
pensioenafspraken ontmoedigt door hieraan zwaardere eisen te
verbinden in de vorm van extra aan te houden reserves. De meeste
pensioenfondsen hebben er daarom voor gekozen om hun beleid ten
aanzien van indexatie aan inflatie en/of loonstijging niet
expliciet vast te leggen. Indexatie valt daardoor onder de
'zachte', voorwaardelijke toezeggingen, waarvoor minder zware
financiële vereisten gelden.
2. Mede door deze vormgeving van het FTK kennen de meeste pensioenen
minimumgaranties alleen in nominale bedragen. Deelnemers willen
echter geen nominale garanties maar helderheid omtrent hun reële
pensioenen. Het gaat immers om de koopkracht van de pensioenen.
Door het onderscheid tussen 'harde' nominale aanspraken en
'zachte' voorwaardelijke indexatie, is bovendien het
aanpassingsvermogen van pensioenfondsen ingeperkt, omdat de
effectiviteit van het indexatie-instrument afhankelijk is van de
hoogte van de inflatie. In tijden van lage inflatie of zelfs
deflatie speelt indexatie maar een beperkte rol, en kunnen
pensioenaanspraken dus in geval van nood nauwelijks worden
beperkt.
3. Een goed pensioencontract is onafhankelijk van de inflatie en
verdeelt meevallers en tegenvallers over zowel werkenden (door
aanpassing van de premie) als gepensioneerden (door aanpassing van
het pensioen). Als uitgangspunt kan daarbij een systeem dienen dat
een gelijke procentuele aanpassing van de consumptie van alle
deelnemers bewerkstelligt, ongeacht hun leeftijd, en ongeacht de
vraag of ze gepensioneerd zijn of dat ze nog werken. Het huidige
systeem van een uniforme premie - de doorsneepremie - realiseert
een gelijke verdeling van mee- en tegenvallers voor werkenden. Dit
principe zou ook doorgetrokken moeten worden naar gepensioneerden.
Dat vereist aanpassing van de huidige indexeringssystematiek. Ook
pensioenen worden dan directer dan nu het geval is afhankelijk van
de resultaten van het pensioenfonds. Dat is extra van belang met
het oog op de toekomst wanneer het aandeel van gepensioneerden
verder toeneemt, en het draagvlak van werkenden om de schokken van
het pensioenfonds op te vangen relatief krimpt.
4. Het huidige toetsingskader legt veel nadruk op de bescherming van
de rechten van de gepensioneerden. Het toezicht op de continuïteit
van pensioenfondsen is ook vooral hierop gericht. Een belangrijk
risico voor de continuïteit van pensioenfondsen is echter dat
nieuwe deelnemers het niet meer aantrekkelijk vinden om tot het
fonds toe te treden. Dit kan gebeuren wanneer door tegenvallers de
reserves te zeer slinken, waardoor de lasten feitelijk op de
nieuwe deelnemers worden afgeschoven. Een solide systeem vereist
daarom dat pensioenfondsen niet teveel lasten doorschuiven naar
toekomstige deelnemers. Alleen bij voldoende vermogensdekking kan
het systeem van risicodeling tussen generaties in stand worden
gehouden. Een dergelijk stelsel van solidariteit tussen generaties
kan voordelig zijn, omdat het risico's over een langere
tijdshorizon en dus over meer mensen spreidt. Omgekeerd kunnen ook
te hoge reserves tot problemen leiden, omdat huidige generaties
hun uitkering zullen willen verhogen of een premiekorting zullen
bedingen.
De auteurs werken deze ideeën uit in een simpel model voor het premie-
en uitkeringsbeleid van pensioenfondsen. In dit model variëren
pensioenpremies en pensioenuitkeringen in gelijk mate de fluctuaties
in de dekking van pensioenfondsen, waardoor schoksgewijze
veranderingen in het beschikbaar inkomen van deelnemers achterwege
blijven, en waardoor de dekking zich altijd weer aanpast in de
richting van het evenwichtsniveau.
De position paper 'Efficiëntie en continuïteit in pensioenen: het FTK
nader bezien' is (gratis) beschikbaar als PDF-bestand.
Centraal Planbureau