Groenboek drugs
Kamerstuk, 25 april 2007
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP-CB-U-2756967
25 april 2007
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een
aantal vragen en opmerkingen voorgelegd naar aanleiding van de
kabinetsreactie op het Groenboek over de rol van het maatschappelijk
middenveld in het drugsbeleid van de Europese Unie (22 1123, nr. 486).
De leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD en de PVV staan
kritisch tegenover de instelling van een drugsforum voor het
maatschappelijk middenveld. Met name vanuit het oogpunt van
subsidiariteit en de notie dat drugsproblemen veelal lokaal bepaald
zijn, zien de leden geen meerwaarde van een drugsforum op Europees
niveau. Ook vragen zij zich af of er vanuit het maatschappelijk
middenveld behoefte is aan een dergelijk forum. Voorts bestaat de
vrees dat een dergelijk drugsforum afbreuk zou kunnen doen aan het
feit dat het drugsbeleid een nationale bevoegdheid is.
Voor een goede beoordeling van het Groenboek is het zinvol wat dieper
in te gaan op de achtergronden van dit initiatief van de Europese
Commissie. Het Europese Parlement heeft in reactie op de
EU-drugsstrategie (2005-2012) aangedrongen op meer betrokkenheid van
het maatschappelijke middenveld. Vervolgens is in de uitwerking van de
EU-drugsstrategie, het EU-drugsactieplan (2005-2008), het voornemen
opgenomen om een Groenboek op te stellen over de manier waarop het
maatschappelijk middenveld kan worden betrokken. In januari 2006 heeft
de Commissie een conferentie gehouden voor het maatschappelijk
middenveld om de behoefte aan betrokkenheid te peilen. Een Groenboek
is een discussiestuk waarin een nieuw initiatief van de Commissie
wordt geschetst. Mede op basis van de reacties van lidstaten en
maatschappelijke organisaties zal de Commissie komen met een verdere
uitwerking van het initiatief. Die uitwerking zal nog uitgebreid
worden besproken in de betreffende Raadswerkgroep (Horizontale
Drugsgroep).
De meerwaarde van een drugsforum is vooral gelegen in de uitwisseling
van kennis en ervaringen. Het maatschappelijk middenveld dat zich
richt op de drugsproblematiek is op Europees niveau al goed
georganiseerd, soms met financiële ondersteuning vanuit Brussel.
Dergelijke organisaties zijn veelal werkzaam op het terrein van
preventie, zorg, behandeling, belangenbehartiging en onderzoek. Soms
betreft het zeer specialistische verbanden, zoals the European
association of libraries and information services on alcohol and other
drugs.
Er is dus geen noodzaak voor organisaties om zich vanwege het
drugsforum op Europees niveau te gaan organiseren. Ik ben het met de
VVD-fractie eens dat maatschappelijke organisaties zeer goed in staat
zijn om zonder Europese of nationale overheidsbemoeienis contact te
leggen met zusterorganisaties over de grens. Dat sluit echter niet uit
dat internationale netwerken op drugsgebied voor de uitvoering van
specifieke projecten door Brussel worden gesubsidieerd.
Op grond van de signalen die ik tot op heden heb ontvangen en de
reacties tijdens de conferentie in januari vorig jaar, concludeer ik
dat er bij de internationale organisaties die het maatschappelijk
middenveld vertegenwoordigen, voldoende interesse bestaat om in een
drugsforum te participeren.
Ik deel niet de vrees dat een drugsforum nadelige effecten voor het
nationale, Nederlandse drugsbeleid zou kunnen hebben. Het drugsforum
wordt, zo blijkt uit het Groenboek, als een platform voor informeel
overleg gezien en het heeft geen enkele beslissingsbevoegdheid. Ik
sluit niet uit dat de werkzaamheden van het forum juist zullen
bijdragen aan het besef dat er grote nationale, regionale en lokale
verschillen in de drugsproblematiek in de EU bestaan en dat een
uniform, overkoepelend Europees beleid niet het antwoord op die
problematiek kan zijn. Het drugsforum kan ook het perspectief van het
maatschappelijk middenveld laten doorklinken in de uitvoering van het
huidige EU-drugsactieplan en de totstandkoming van het volgende
actieplan. Er zal met het forum geen sprake zijn van een
Europeanisering van het nationale drugsbeleid, maar veeleer van een
beïnvloeding van Europese activiteiten door het maatschappelijk
middenveld. Hierbij moet ook in het oog worden gehouden dat de EU een
groot aantal projecten financiert op het terrein van preventie,
behandeling, onderzoek en monitoring. Ik verwacht dat het forum vooral
op deze terreinen zal adviseren. Het ligt niet in de rede, zoals de
CDA-fractie wenst, dat het forum zich in directe zin met
drugsbestrijding zal bezighouden. Bestrijding van aanbod, handel en
teelt is bij uitstek een overheidstaak.
Het maatschappelijk middenveld zoals in het Groenboek gedefinieerd,
heeft hierin geen directe rol te vervullen.
Gezien de opmerkingen van verschillende fracties over het doel en
functioneren van een drugsforum, zal ik de vervolgactiviteiten van de
Commissie in de betreffende Raadswerkgroep kritisch volgen. Hierbij
zal ik mij vooral richten op het voorkomen van ongewenste
neveneffecten op het nationale drugsbeleid. Daarnaast zal ik de
meerwaarde van het drugsforum nauwgezet monitoren. Voorts zal ik
bevorderen dat het drugsforum een evenwichtige samenstelling zal
krijgen en dat de reikwijdte van de te bespreken onderwerpen goed zal
zijn ingekaderd.
De leden van de CDA- en de PVV-fractie hebben nog specifiek de rol van
het Europese Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving (EMCDDA)
aan de orde gesteld.
Het mandaat van het EMCDDA is beperkt tot het verzamelen en
verspreiden van betrouwbare en vergelijkbare gegevens over de
drugsproblematiek en de beleidsmatige reacties in de EU. Het EMCDDA
heeft echter geen rol in het vertegenwoordigen van het maatschappelijk
middenveld op Europees niveau. De toegevoegde waarde van het forum is
gelegen in de dialoog tussen het maatschappelijk middenveld en de EU.
De CDA-fractie vraagt of het voor het EMCDDA mogelijk is om de
leeftijd waarop drugsproblemen bij jonge kinderen worden gesignaleerd
te vervroegen. Ik zal het EMCDDA vragen of er aanleiding is dergelijke
wijzigingen door te voeren. Voorts zal ik het EMCDDA ter overweging
meegeven specifiek te kijken naar drugsgebruik en -verslaving onder
jonge kinderen, bijvoorbeeld in de vorm van een achtergrondstudie.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport