Begeleiding helpt nabestaanden zelfmoord
Counseling na suïcide heeft geen effect op rouw, maar helpt wel
schuldgevoel te voorkomen
25 april 2007 Programmas gericht op rouwverwerking voor nabestaanden
van mensen die suïcide hebben gepleegd, leiden niet tot een
vermindering van zogeheten gecompliceerde rouw of depressie. Wel
helpen ze om schuldgevoelens bij directe familieleden en partners van
de overledene te voorkomen. Dat is de uitkomst van een onderzoek van
psychiatrisch verpleegkundige Marieke de Groot van het UMCG dat deze
week op de website van de British Medical Journal wordt gepubliceerd.
Familieleden van mensen die zelfmoord hebben gepleegd, kunnen te maken
krijgen met zeer gecompliceerde rouwreacties. In eerdere onderzoeken
is aangetoond dat cognitieve gedragstherapie nuttig kan zijn bij de
behandeling van gecompliceerde rouw. Tot vijftien procent van de
nabestaanden krijgt te maken met gecompliceerde rouw. Dit uit zich
onder andere in gevoelens van nutteloosheid, onthechting, obsessief
verlangen naar de overledene, ongeloof en bitterheid in verband met
het overlijden. Ook langdurige psychiatrische problemen en suïcidale
gedachten kunnen tot de symptomen behoren.
Marieke de Groot onderzocht de effectiviteit van een programma op het
gebied van rouwverwerking. Doel van het programma is gecompliceerde
rouw bij nabestaanden te voorkomen.
Begeleiding
In haar onderzoek volgde De Groot 122 familieleden en partners van 70
mensen die tussen 1 september 1999 en 1 januari 2002 suïcide hadden
gepleegd. Negenendertig families (68 deelnemers) kregen vier sessies
met een speciaal opgeleide psychiatrisch verpleegkundige/counsellor,
terwijl 31 families (54 deelnemers) de normale zorg kregen. De
begeleidingssessies vonden drie tot zes maanden na de suïcide plaats.
De begeleiding bestond onder meer uit informatie over suïcidaal gedrag
en de relatie tot psychiatrische stoornissen, de moeilijkheden om
psychiatrische stoornissen goed te herkennen en erkenning voor hoe
moeilijk het is om als familie om te gaan met iemand die psychiatrisch
ziek is. Verder was er aandacht voor rouwreacties die kenmerkend zijn
voor rouw na een verlies door suïcide.
Onderzoek
De Groot heeft twee en dertien maanden na de gebeurtenis de symptomen
van gecompliceerde rouw gemeten bij de nabestaanden. Ook ging zij na
in hoeverre de nabestaanden depressief waren, suïcidegedachten of
-neigingen hadden of zich schuldig voelden aan de zelfmoord. Er bleek
een trend: familieleden die de begeleiding hadden gevolgd, vonden in
mindere mate dat ze schuld hadden aan de suïcide dan de familieleden
die geen zorg vanuit het onderzoek kregen. Verder bleken familieleden
in de behandelde groep minder vaak klinische verschijnselen van
gecompliceerde rouw te hebben. Dit leidde niet tot een verminderd
risico van gecompliceerde rouw, minder depressieve symptomen of een
afname van suïcidegedachten- en neigingen.
Volgens De Groot heeft de informatie uit het begeleidingsprogramma, de
nabestaanden geholpen zich te realiseren dat suïcide zeer moeilijk te
voorspellen is en dat de familieleden niets verkeerd hebben gedaan als
ze de suïcide niet hebben kunnen voorkomen. Ze concludeert dan ook dat
dit programma kan helpen om de last voor de nabestaanden die een
suïcide met zich meebrengt enigszins te verminderen.
Contactpersoon: Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Bureau
Voorlichting van het UMCG, bereikbaar op telefoonnummer (050) 361 22
00.
Academisch Ziekenhuis Groningen