Rouvoet: meer gevallen van kindermishandeling eerder signaleren

Woensdag 25 april 2007, nummer 18

Rouvoet: meer gevallen van kindermishandeling eerder signaleren

Twee onderzoeken naar de aard en de omvang van kindermishandeling tonen aan dat kindermishandeling omvangrijker is dan in Nederland altijd werd aangenomen. Minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin vindt het een goede zaak dat er nu Nederlandse cijfers bekend zijn geworden. 'We kennen nu de omvang van het probleem en kunnen ons van daaruit richten op een effectieve aanpak. Deze bevindingen kunnen niet zonder gevolg blijven', schrijft hij vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.

De onderzoeken zijn verricht door de Universiteit van Leiden en de Vrije Universiteit van Amsterdam in opdracht van de ministeries van VWS en Justitie en worden aangeboden op de dag dat de nieuwe wettelijke bepaling in het Burgerlijk Wetboek in werking treedt, die kinderen moet beschermen tegen geestelijk en lichamelijk geweld.

Uit het onderzoek onder professionals verricht door de Leidse Universiteit blijkt dat in 2005 107.200 kinderen tussen de 0 en 17 jaar slachtoffer waren van kindermishandeling. Onderzoek door de Vrije Universiteit van Amsterdam onder scholieren tussen de 12 en 16 jaar leidt tot een schatting van 160.700 kinderen die slachtoffer zijn (geweest). Eerdere schattingen op basis van Amerikaans onderzoek liepen uiteen van 50.000 tot 80.000 gevallen per jaar.

Ook over de aard van de kindermishandeling - fysieke, seksuele mishandeling, fysieke en emotionele verwaarlozing - leveren de onderzoeken veel informatie op. Uit risico-analyses blijkt bovendien dat het risico op kindermishandeling zeven keer groter is in gezinnen met zeer laag opgeleide ouders, vijf keer groter in gezinnen waar ouders werkloos zijn en 3,5 keer groter in allochtone gezinnen, indien het opleidingsnivo laag is. Grote gezinnen met drie of meer kinderen en alleenstaand ouderschap verdubbelen het risico.

De uitkomsten uit de onderzoeken geven, zo stelt Rouvoet, aanleiding tot een stevige set maatregelen. 'Er is immers ondanks de toename van het aantal meldingen bij de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling, nog steeds maar een beperkt aantal van de kindermishandelingszaken bij de relevante organisaties bekend.' Rouvoet acht het gezien de onderzoekscijfers aannemelijk dat de schatting van de Leidse onderzoekers van 107.200 kinderen een ondergrens is.

Zijn Plan van aanpak zal in ieder geval de volgende actiepunten omvatten via de lijnen van ondersteuning van gezinnen, hulpverlening en ingrijpen:


- opvoedingondersteuning beschikbaar voor alle ouders


- gerichte hulpverlening aan bepaalde ouders


- pro-actieve steun voor risicogezinnen


- tijdige en adequate signalering door professionals en burgers


- indien nodig geïndiceerde jeugdzorg (ambulant, pleegzorg of in een instelling)


- als het moet gedwongen hulp: civiel (bijvoorbeeld ots en/of uithuisplaatsing) en/of stafrechtelijk (vervolging van de dader)

In de uitwerking van het plan gaat het onder meer om de volgende concrete acties:

De nieuwe wettelijke bepaling in het Burgerlijk Wetboek die kinderen moet beschermen tegen geestelijk en lichamelijk geweld en vandaag van kracht wordt, zal breed bekend gemaakt worden bij het publiek en beroepskrachten.

Het voorkomen van kindermishandeling wil Rouvoet stimuleren door het breed beschikbaar maken van opvoedingsondersteuning, deskundigheidsbevordering gericht op adequate signalering en het bespreekbaar maken van kindermishandeling met ouders. De Centra voor Jeugd en Gezin spelen daarbij een belangrijke rol. De in de rapporten genoemde risicofactoren maken volgens Rouvoet inzichtelijk voor welke gezinnen extra ondersteuning noodzakelijk is.

De resultaten van de proef met en sluitende aanpak van kindermishandeling door Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK) - verbetering vroegsignalering, beschikkbaarheid snelle hulp, ondersteuning bij opvoeding en verhogen van deskundigheid - zullen voor de zomer aan alle gemeenten en regio's beschikbaar worden gesteld.

De meldcode kindermishandeling voor het onderwijs, de jeugdgezondheidszorg en de kinderopvang, verdient volgens Rouvoet bredere toepassing.

Ook wil Rouvoet in overleg met de betrokken instanties, de wettelijke norm voor de doorlooptijd van het onderzoek door het AMK - nu maximaal dertiien weken - bekorten.

Als er ter bescherming van een kind moet worden ingegrepen in het gezin omdat het anders gevaar loopt, moeten AMK, andere onderdelen van bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en de kinderrechters goed op elkaar ingespeeld zijn. Het programma Beter Beschermd dat daarin voorziet wil Rouvoet voortzetten.

Er is en wordt volgens de minister al veel ondernomen om kindermishandeling te voorkomen, tijdig in te grijpen en de samenwerking tussen de verschillende instanties te verbeteren. Uit de onderzoeken blijkt volgens de minister echter dat we er nog lang niet zijn.

'De beide rapporten vormen een stimulans om, in samenwerking met de betreffende instanties, hoge prioriteit toe te kennen aan de preventie en de bestrijding van het grote kwaad van de kindermishandeling', aldus Rouvoet.

De rapporten en de bijlagen kunt u vinden op de website: www.jeugdengezin.nl


-0-0-0-

Noot voor redacties (