Meer landelijke sturing op politie
24 april 2007
De Eerste Kamer heeft ingestemd met een wetsvoorstel dat het de
politieministers (BZK en Justitie) mogelijk maakt op landelijk niveau
meerjarige prioriteiten voor de politie vast te stellen. Dit geldt
voor zowel het terrein van beheer als voor het terrein van
taakuitoefening. Het gaat dan bijvoorbeeld om geweld,
jeugdcriminaliteit en (kwaliteit van de) opsporing.
De nieuwe opzet komt in de plaats van de bestaande regeling die was
gebaseerd op vrijwilligheid en onderhandeling. Nu nog maken de
ministers afspraken over de prestaties van de politie die in
convenanten worden vastgelegd. Dat gebeurt zowel landelijk als per
regio. De huidige manier van werken heeft wel geleid tot betere
resultaten van de politie. Maar tegelijkertijd leidde het ook tot meer
bureaucratie bij het vaststellen van de landelijke prioriteiten en de
daarop gebaseerde regionale doelstellingen. Van dit laatste wilden de
ministers af.
De korpsbeheerders moeten voortaan over de uitvoering van de
vastgestelde concrete doelstellingen voor hun regio verantwoording
afleggen aan de ministers. Als het nodig is, kunnen de ministers
ingrijpen. In het uiterste geval kan een burgemeester als
korpsbeheerder worden vervangen of kan er een waarnemer komen.
De korpsbeheerders zullen bij koninklijk besluit worden benoemd,
geschorst of ontslagen, op voordracht van de Minister van BZK. Nu is
de burgemeester van de centrumgemeente in een politieregio nog
automatisch korpsbeheerder.
Het gezag over de politie wijzigt niet. De burgemeesters houden in hun
gemeente het gezag over de politie waar het gaat om de handhaving van
de openbare orde en de hulpverlening. De officieren van justitie
houden het gezag over de politie waar het gaat om de strafrechtelijke
handhaving van de rechtsorde. Hierdoor blijft lokaal maatwerk
mogelijk.