College van Beroep voor het bedrijfsleven
Cumulatie van verlaging op de bijstand en bijstand in de vorm van
geldlening onevenredig
De Raad acht een maatregel van 20% gedurende vijf jaar wel in
overeenstemming met het in artikel 14, tweede lid, van de Abw
neergelegde evenredigheidsvereiste. De Raad ziet in de omstandigheden
van dit geval onvoldoende grond om de toe te kennen bijstand
daarenboven -bij wijze van sanctie- te verlenen in de vorm van een
geldlening. Weliswaar verzetten de Abw en de WWB zich er niet tegen
dat in geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor
de bestaansvoorziening een verlaging op de bijstand wordt toegepast en
dat daarnaast de bijstand -gedurende een aan dat tekortschietend besef
te relateren periode- in de vorm van een geldlening wordt toegekend,
maar uit een oogpunt van evenredigheid dient bij een dergelijke
cumulatie van sancties wel voldoende acht te worden geslagen op het
totale effect ervan voor de bijstandsgerechtigde. Met de (zware)
maatregel van verlaging van de bijstand met 20% over een afgesloten
periode van 5 jaar moet de gedraging van betrokkene geacht worden
voldoende te zijn gesanctioneerd. Naar het oordeel van de Raad heeft
het College in dit geval dan ook niet in redelijkheid gebruik kunnen
maken van de bevoegdheid om de bijstand in de vorm van een geldlening
te verlenen.
LJ Nummer:
BA2344
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 24 april 2007