De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Ons kenmerk AM/AMI/07/15161
Doorkiesnummer Datum 24 april 2007
Onderwerp Vrij verkeer werknemers
Bij brief van 6 april jl. heb ik u meegedeeld dat ik na overleg in de Ministerraad heb besloten
om per 1 mei a.s. de beperkingen op het werknemersverkeer op te heffen voor de acht Midden-
en Oost-Europese landen die in 2004 zijn toegetreden.1 Gegeven de ontwikkeling van de
Nederlandse arbeidsmarkt is er alle reden voor het nemen van deze beslissing.
Op 19 april jl. heeft daarover een Algemeen Overleg (AO) plaats gevonden met de vaste
commissie voor sociale zaken en werkgelegenheid. Naar aanleiding daarvan heb ik toegezegd
nog kort in te gaan op een tweetal onderwerpen, te weten: de mogelijkheid om gemeenten
tijdig in kennis te stellen van de verblijfsadressen van vreemdelingen, en het bewaken van
ontwikkelingen op het punt van het flankerend beleid. Daarnaast heb ik toegezegd om een
suggestie betreffende de aansprakelijkheid van ondernemers die gebruik maken van
arbeidsvoorwaarden die kennelijk in strijd zijn met de wetgeving, nader te schetsen.
Huisvesting: In mijn brief van 6 april jl. ben ik uitvoerig ingegaan op de
huisvestingsproblematiek in enkele gemeenten. In aanvulling op hetgeen daaromtrent in het
AO reeds is gewisseld nog het volgende. Sinds december 2006 verstrekt het CWI aan
gemeenten die daarom vragen adresgegevens uit aanvragen van een tewerkstellingsvergunning
ten behoeve van de handhaving op het terrein van huisvesting. Aangezien die mogelijkheid
wegvalt bij invoering van het vrij verkeer van werknemers, zullen alternatieve wegen worden
bewandeld om de gemeenten die daar behoefte aan hebben te voorzien van de nodige
gegevens, voorzover de wet dit toelaat. Met de belastingdienst en gemeenten die te kennen
geven daaraan behoefte te hebben, zal bezien worden in hoeverre de aanvraag van een SOFI-
nummer als alternatieve bron van informatie gebruikt kan worden om adresgegevens aan de
gemeente te bieden. Gelet op de bijzondere vraag van de gemeente Den Haag zal ik met de
Belastingdienst een pilot met deze gemeente bevorderen.
Het SOFI-nummer is evenwel niet het enige vehikel om deze gegevens te verkrijgen. Ook kan
worden aangehaakt bij het "interventieteam-convenant", dat is gesloten tussen onder andere de
Belastingdienst, SZW, gemeenten, SIOD en UWV. Dit convenant strekt ertoe om de aanpak
van misstanden in onderlinge samenwerking mogelijk te maken. Op grond van het convenant
kunnen bevoegdheden worden verruimd. Daardoor kan gebruik worden gemaakt van elkaars
1 Voor Cyprus en Malta golden vanaf de toetreding geen beperkingen op het vrij verkeer van werknemers.
Ons kenmerk AM/AMI/07/15161
gegevens en kunnen bestanden worden gekoppeld. Speerpunten zijn onder meer het bestrijden
van arbeidsmarktfraude, fiscale fraude en illegale bewoning.
Nog weer een andere mogelijkheid biedt het project AMFI: aanpak malafide infrastructuur.
Het betreft een lokaal convenant gesloten tussen OM, politie, de gemeente Den Haag, en
andere organisaties. Dit project richt zich onder meer op de bestrijding van huisjesmelkers.
Ook is vanuit de Belastingdienst een project opgestart om de (fiscale) fraude in de
vastgoedsector aan te pakken. Dit project werkt waar mogelijk samen met de interventieteams
en zou informatie kunnen uitwisselen over woonsituaties die het tijdens controles aantreft.
Andere gemeenten met problemen in dit opzicht kunnen zich ook melden. Samen met de
VROM-inspectie zal bekeken worden of de ervaringen uit de pilot Den Haag ook hen zouden
kunnen helpen. Daarbij zij er op gewezen dat inmiddels duidelijk is geworden dat in veel
gemeenten de problematiek van huisvesting geen bijzonder probleem meer vormt, dankzij de
aanpak en zorg van die gemeenten.
Monitoring flankerend beleid: In het AO van 19 april jl. heb ik meegedeeld dat ik het
flankerend beleid op een aantal centrale kenelementen zal monitoren. Vóór 1 november a.s. zal
ik de Tweede Kamer de eerste rapportage hierover doen toekomen. De rapportage zal zich
richten op de handhaving van de Wet op het minimumloon en minimumvakantiebijslag
(WML) en de mate waarin de Arbeidsinspectie (AI) overtredingen van de WML constateert.
Daarnaast zal ik de werking van de sectorale meldpunten van de AI evalueren. Ingegaan zal
worden op het aantal meldingen dat daar is binnen gekomen en op de resultaten van de
onderzoeken van de AI naar aanleiding van deze meldingen.
Van belang is of invoering van het vrij verkeer leidt tot verschuiving in het patroon van legale
/ illegale arbeid door werknemers uit andere landen dan de betrokken Midden- en
Oosteuropese lidstaten. Ik stel mij voor dit te bezien aan de hand van cijfers over de afgegeven
tewerkstellingsvergunningen enerzijds en cijfers over illegale arbeid anderzijds. In het licht
daarvan kan beslist worden over mogelijke wijzigingen in het handhavingsbeleid.
Malafide inleners: In het Algemeen Overleg is van verschillende zijde ingegaan op de zorg
over werkgevers die arbeid inhuren waarbij de regels voor arbeidsvoorwaarden en
arbeidsomstandigheden worden overtreden. In de brief van 6 april jl. en in het AO is langdurig
stil gestaan bij de reeds bestaande mogelijkheden en bij het feit dat een algemene verschuiving
van verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden, een ongewenste en zeer ingrijpende
verandering in de marktorde zou inhouden. In het overleg heb ik evenwel aangegeven dat
nader bezien zou kunnen worden of voor werkgevers die arbeid inlenen tegen voorwaarden
waarbij zij kunnen vermoeden dat deze wordt aangeboden in strijd met het minimumloon en
andere dwingende bepalingen, hetzelfde geldt. Ik doel daarmee op malafide inleners die
kunnen weten dat zij gebruik maken van een situatie die in strijd is met de wet. In dat verband
heb ik de vergelijking gemaakt met iemand die op straat een splinternieuwe fiets koopt voor
slechts enkele euro's en dus kan begrijpen dat deze fiets gestolen is. In het overleg wees ik er
al op dat het strafrecht sinds 1 januari 2005 in de vorm van artikel 273f Wetboek van
---
Ons kenmerk AM/AMI/07/15161
Strafrecht een bepaling kent die het mogelijk maakt om op te treden tegen alle mogelijke
vormen van uitbuiting, waaronder arbeidsuitbuiting. Met de Minister van Justitie wil ik
onderzoeken of voor deze bepaling ook een pendant in het burgerlijk recht gegeven zou
moeten worden, in die zin dat het misbruik van uitbuiting ook aansprakelijkheden jegens
degene die wordt uitgebuit met zich meebrengt. Ik meen echter dat daartoe eerst het resultaat
moet worden afgewacht van het onderzoek naar de effecten van de certificering in de
uitzendbranche dat de toenmalige Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en van Financiën hebben aangekondigd in hun brief van 15 juni 2006. Zoals toegezegd zal de
Tweede Kamer hier begin 2008 over worden geïnformeerd. In dat licht zal mede moeten
worden bezien of alsnog een vergunningstelsel met betrekking tot uitzendbureaus moet
worden ingevoerd.
In dit verband wijs ik er ook op dat de Belastingdienst in het Toezichtsplan 2007 een gerichte
versterking heeft opgenomen van het aansprakelijk stellen van inleners van uitzendbureaus
voor het betalen van belastingen en premies. Daarbij zal het zwaartepunt komen te liggen bij
inleners die gebruik maken van niet-gecertificeerde uitzendbureaus.
In het licht van de eerder genoemde rapportage over de kenelementen van het flankerend
beleid zal tenslotte bezien kunnen worden of het noodzakelijk is om verdergaande maatregelen
te treffen. Verdergaand in die zin, dat in het kader van de WML de malafide inlener zal
worden aangepakt als het niet mogelijk blijkt aan een malafide uitlener een boete en last onder
dwangsom op te leggen om alsnog het juiste minimumloon te voldoen.
Duidelijk zal zijn dat deze problematiek van malafide inleners niet specifiek samenhangt met
het vrij verkeer van werknemers. Het moet worden losgekoppeld van die vraag om te
voorkomen dat bij eventuele invoering van bepalingen terzake, het verwijt wordt gemaakt van
materieel discriminerende wetgeving. Onderzoek als hier bedoeld en het eventueel vertalen
van de uitkomsten daarvan in wetgeving, ware dan ook niet te plaatsen in het kader van de
beslissing over het al dan niet afschaffen van de tewerkstellingsvergunningsplicht voor
werknemers uit de acht Midden- en Oost-Europese lidstaten die in 2004 zijn toegetreden.
Aangezien ook de beide andere punten waar in het overleg nadruk op werd gelegd, uitgaan van
de openstelling van de grenzen en de afschaffing van de tewerkstellingsvergunningsplicht, heb
ik conform mijn eerdere mededeling de stappen in gang gezet om te komen tot een volledig
vrij verkeer met ingang van 1 mei a.s.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. J.P.H. Donner)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid