Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
24 april 2007 PO/ZO/2007/ 16266
Onderwerp
Groei van de buitenschoolse opvang en
wachtlijsten
Inleiding
Het gebruik van de buitenschoolse opvang groeit sterk. Dat is positief, want goed voor het verhogen
van de arbeidsparticipatie omdat meer ouders arbeid en zorg kunnen combineren. De keerzijde
daarvan is echter het ontstaan van wachtlijsten. Ook in gesprekken die ik de afgelopen periode heb
gevoerd met organisaties in het onderwijs en de kinderopvang heb ik signalen over wachtlijsten in de
buitenschoolse opvang ontvangen. De wachtlijsten worden veroorzaakt door de aanhoudende groei van
het gebruik van buitenschoolse opvang.
Scholen zijn vanaf 1 augustus 2007 verantwoordelijk voor de aansluiting met buitenschoolse opvang.
Ook dit zal naar verwachting leiden tot een toename van het gebruik van buitenschoolse opvang. Het
ontstaan van wachtlijsten is voor mij aanleiding verantwoordelijke partijen (kinderopvangorganisaties,
scholen en gemeenten) extra steun in de rug te geven.
Via deze brief informeer ik u eerst over de stand van zaken van de implementatie van de
verantwoordelijkheid voor scholen. Daarna schets ik de oorzaken van de wachtlijsten en mogelijke
oplossingen die partijen onderling kunnen realiseren om de wachtlijsten weg te werken. Vervolgens
geef ik aan wat ik van plan ben te doen om de verantwoordelijke partijen verder te ondersteunen en tot
slot ga ik in op de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de kwaliteit van de
buitenschoolse opvang.
Stand van zaken implementatie verantwoordelijkheid voor scholen
Vanaf 1 augustus 2007 zijn basisscholen verplicht om op verzoek van ouders ervoor te zorgen dat de
aansluiting met buitenschoolse opvang is geregeld. Sinds 1 januari van dit jaar zijn scholen bezig zich
hierop voor te bereiden. Voor de voorbereiding is eenmalig 50 miljoen aan de basisscholen
beschikbaar gesteld. Elke school heeft daarvan 6.000,- ontvangen, ongeacht de grootte van de
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/4
school, en daarnaast een bedrag van 5,36 per leerling. Hiermee kan op iedere basisschool een
onderwijsondersteunend medewerker een jaar lang ongeveer 5 uur per week de coördinerende
werkzaamheden voor het organiseren van de buitenschoolse opvang uitvoeren.
Om alle schoolbesturen en basisscholen voor te lichten over hun nieuwe taak, hebben de
onderwijsorganisaties gezamenlijk de website www.schoolenopvang.nl ontwikkeld. Deze website is
onderdeel van het implementatietraject dat de onderwijsorganisaties uitvoeren. Voor dit traject
hebben de organisaties ruim 280.000,- ontvangen.
De Werkgroep Onderwijs en kinderopvang (WOK) bestaande uit Werkgevers-, werknemers- en
ouderorganisaties uit de onderwijs- en de kinderopvangsector draagt bij aan de implementatie van
deze wetswijziging met het creëren van draagvlak, uitwisseling van informatie en inventarisatie van
good practices. Hiervoor wordt door het ministerie van OCW in 2006 en 2007 subsidie verleend voor in
totaal ongeveer 95.000,-.
Om te zien hoe basisscholen en schoolbesturen zich voorbereiden op hun nieuwe taak, laat het
ministerie van OCW hiernaar een onderzoek uitvoeren. Het onderzoek moet onder meer duidelijk
maken of alle basisscholen per 1 augustus klaar zijn met hun voorbereidingen, hoe basisscholen de
aansluiting vormgeven en hoe scholen ouders hierover informeren. Eind maart zijn de eerste
resultaten van dit onderzoek bekend geworden. Daaruit blijkt dat meer dan de helft van de scholen al
aansluiting met buitenschoolse opvang heeft geregeld. De andere scholen geven voor het overgrote
deel aan dat ze nog bezig zijn met de voorbereidingen en dat ze verwachten dat de aansluiting op 1
augustus is gerealiseerd. Scholen blijken hun nieuwe taak dus serieus en actief op te vatten en uit te
werken. Daarbij ontstaan goede samenwerkingsrelaties tussen scholen en
kinderopvangondernemingen. Scholen en schoolbesturen geven bovendien aan dat ze overwegend
tevreden zijn over de informatievoorziening. In juli 2007 wordt het onderzoek afgerond met een
uitgebreide rapportage die aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.
Wachtlijsten
Het toenemende gebruik van buitenschoolse opvang is een gevolg van de gunstige economische
ontwikkelingen, betere betaalbaarheid door de verplichte werkgeversbijdrage, omdat het nu voor
werkende ouders een stuk eenvoudiger is om een bijdrage in de kosten te krijgen en een grotere
acceptatie van kinderopvang. De wachtlijsten ontstaan vooral omdat uitbreiding van de capaciteit tijd
kost. Locaties moeten gevonden worden, de ruimtes aangepast en verbouwd. Naast dit tijdelijke
probleem is het ook moeilijk om geschikte uitbreidingslocaties voor buitenschoolse opvang te vinden.
Dit is sterk regionaal bepaald. Het probleem bestaat vooral in de grote steden.
De kosten voor de huisvesting voor buitenschoolse opvang lopen via de Wet kinderopvang. Deze zijn
verwerkt in de uurprijs van kinderopvang. De overheid betaalt via de kinderopvangtoeslag aan ouders,
afhankelijk van hun inkomen, daaraan een (groot) gedeelte mee. Dit voldoet. Dit blijkt ook uit de sterke
groei van de BSO-capaciteit in de afgelopen jaren. Het totale investeringsvolume voor uitbreiding van
buitenschoolse opvang beloopt de komende jaren enkele honderden miljoenen. Ondernemers in de
kinderopvang kunnen kapitaal aantrekken bij externe partijen. Daarbij kunnen de ondernemers
gebruik maken van het Waarborgfonds kinderopvang. Dit fonds biedt aanvullend ondersteuning,
blad 3/4
waardoor de kapitaalmarkt beter toegankelijk wordt voor ondernemers die willen uitbreiden.
Daarnaast heeft het Pensioenfonds van de Spoorwegen (SPF vastgoed) speciaal voor de
kinderopvangsector onlangs een vastgoedfonds opgericht met middelen van institutionele beleggers.
Dit fonds realiseert en beheert kinderopvangaccommodaties. Het fonds is eigenaar, de
kinderopvangorganisatie huurder. In deze opzet hoeft de kinderopvangondernemer niet alleen zelf de
investeringen te doen.
Mogelijke oplossingen van de partijen onderling
Over het algemeen zijn de verantwoordelijke partijen coöperatief en oplossingsgericht.
Kinderopvangondernemers zoeken naar structurele en tijdelijke oplossingen om de capaciteit uit te
breiden. Een voorbeeld hiervan is het initiatief van BOinK en het Waarborgfondskinderopvang om een
mobiele BSO-box te ontwikkelen. Dit is een aparte ruimte op het schoolplein, waarbij er vanuit wordt
gegaan dat gebruik kan worden gemaakt van de sanitaire voorziening en het schoolplein van de school.
Daarnaast zijn er voorbeelden waarbij een differentiatie naar leeftijd op locaties is doorgevoerd. De
buitenschoolse opvang voor de jongere basisschoolleerlingen is dan op de schaarse locaties in of bij
school gehuisvest en de opvang voor de wat oudere basisschoolleerlingen op, minder schaarse, locaties
aan de rand van de stad (sportterreinen). Scholen proberen bovendien afspraken te maken met
verschillende aanbieders, zodat zoveel mogelijk kinderen naar de buitenschoolse opvang kunnen.
Tevens zie ik dat gemeenten in hun bestemmingsplannen proberen rekening te houden met uitbreiding
van locaties voor buitenschoolse opvang. Voor wat betreft de ruimtes in scholen hanteren sommige
schoolbesturen voor kinderopvangaanbieders een wat langere huurtermijn (langer dan 1 jaar). Het
resultaat hiervan kan zijn dat ondernemers het risico aandurven om te investeren in locaties voor
buitenschoolse opvang in scholen.
Te ondernemen acties
Buiten de activiteiten van de verantwoordelijke partijen ben ik van plan de verantwoordelijke partijen
(kinderopvangorganisaties, scholen en gemeenten) extra te ondersteunen.
Daarom heb ik de volgende acties ondernomen.
· Over de uitbreidingslocaties zal ik op korte termijn in overleg gaan met de wethouders van de vier
grote steden en de VNG om praktische oplossingen te vinden bij:
o Het vinden van uitbreidinglocaties;
o Het bespoedigen van het goedkeuren van bouwvergunningen;
o Het vergemakkelijken van het verhuren door scholen van ruimtes aan
kinderopvangondernemingen voor langer dan 1 jaar.
· Intensivering van de voorlichting: in mei zullen goede (en creatieve) voorbeelden van de
samenwerking tussen kinderopvangondernemingen, scholen en gemeenten voor wat betreft de
huisvesting worden verspreid;
· Het continueren van het bestaan van de Werkgroep Onderwijs en Kinderopvang.
· Nagaan van de mogelijkheden om een ondersteuningsstructuur voor de verantwoordelijke partijen
op te zetten;
blad 4/4
· Het aantal brede scholen zal worden uitgebreid, hetgeen ook bijdraagt aan het oplossen van het
probleem;
· Om de vinger aan de pols te houden ben ik van plan om de hoogte van de wachtlijsten, op welke
dagen en met welke wachttijden te monitoren. Ik realiseer me dat een dergelijk onderzoek niet
eenvoudig zal zijn. Ouders kunnen hun kinderen bijvoorbeeld op verschillende wachtlijsten
plaatsen.
· Tenslotte zal ik bezien in welke mate in 2008 en in 2009 het coalitieakkoord binnen de systematiek
van de Wet kinderopvang mogelijkheden biedt ter ondersteuning van verantwoordelijke partijen
voor de uitbreiding van de buitenschoolse opvang.
Kwaliteit van de Buitenschoolse opvang
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van de Wijzigingswet op het primair onderwijs en de Wet
medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met buitenschoolse opvang heeft de Tweede Kamer met
het aannemen van de motie Koser-Kaya c.s. gevraagd om een onderzoek naar de aansluiting van de
opleiding van leidsters op de praktijk van de buitenschoolse opvang en mogelijkheden ter verbetering
van deze aansluiting. In het reeds gestarte onderzoekstraject ga ik de opvattingen van leidsters,
ouders, kinderen, sociale partners en wetenschap onderzoeken over de kwaliteit van de buitenschoolse
opvang en de aansluiting tussen opleiding en praktijk. Met dit onderzoek zullen de criteria worden
opgesteld voor een kwalitatief goede BSO. Op basis hiervan zal een meetinstrument worden
ontwikkeld. Het vervolg van dit onderzoek betreft een meting ten aanzien van de buitenschoolse
opvang. De resultaten van dit laatst genoemde onderzoek worden in 2008 verwacht.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma