Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
20 april 2007 VO/F/2007/10608 15 maart 2007 07-OCW-B-11
Onderwerp
Bekostigingssystematiek Voortgezet Onderwijs
In de procedurevergadering van 15 maart jl. hebben de leden van de Vaste Kamercommissie voor
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het kabinet gevraagd een reactie te geven op het onderzoek naar de
bekostigingssystematiek in het Voortgezet Onderwijs (Kamerstuk 30 800 VIII, nr. 100). Tevens is
gevraagd om daarbij de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de financiële
positie van schoolbesturen in het Voortgezet Onderwijs (van 28 februari 2007) en een brief van het
Altena College te Sleeuwijk over de normen voor de onderwijstijd (van 13 februari 2007) te betrekken.
Met deze brief wil ik voldoen aan dit verzoek.
Het onderzoek naar de bekostigingssystematiek
Uit de veldraadpleging die in november 2006 is gehouden en waarvan u in februari jl. het
onderzoeksrapport heeft ontvangen, blijkt dat er voldoende aanleiding is om een modernisering van de
bekostigingssystematiek nader te onderzoeken. Het veld heeft op een aantal punten aangegeven dat
het huidige bekostigingsmodel belemmeringen met zich meebrengt bij het optimaal inzetten van
middelen en dat het niet langer aansluit bij de hedendaagse praktijk.
De uitkomsten van het onderzoek zijn op een aantal onderwerpen glashelder: zo wordt het nu nog
gehanteerde onderscheid tussen personele en materiële bekostiging als overbodig en nodeloos sturend
ervaren.
Echter, uit deze veldraadpleging komen ook onderwerpen naar voren die een inhoudelijke verdieping
vragen. Recent is er bijvoorbeeld meer ruimte gecreëerd om de doorlopende leerlijnen van vmbo naar
mbo te ondersteunen (de zogenaamde samenwerkingsconstructies). Blijkbaar vindt het veld dit niet
voldoende om de doorlopende leerlijnen optimaal in te vullen. Tevens is in de versnellingssessies de
bekostiging op bestuurs-, school- of zelfs vestigingsniveau onvoldoende uitgediept. Wat zijn de voor- en
nadelen, hoe verhoudt de bekostiging zich tot gewenste kleinschaligheid etc?
Om de vertaalslag te kunnen maken naar een nieuw bekostigingsmodel, is daarnaast een
concretiseringslag nodig. Het veld heeft bijvoorbeeld aangegeven geen incidentele
bekostigingsstromen meer te wensen maar wil alle middelen via de reguliere bekostiging ontvangen.
Wat betekent dit precies voor de te hanteren bekostigingsparameters? En hoe gaan we in een nieuw
bekostigingsmodel om met de wens periodiek de toereikendheid van de bekostiging onder de loep te
nemen? Scholen krijgen immers steeds meer ruimte en verantwoordelijkheid en de bekostiging wordt
steeds globaler. Dat betekent dat er ook grotere verschillen tussen scholen zullen gaan ontstaan en dat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/2
het lastig wordt om in zijn algemeenheid iets te zeggen over de toereikendheid van de bekostiging. Die
zal meer dan nu afhangen van de individuele keuzes die een school maakt.
Bovenstaande onderwerpen vragen om een grondige inhoudelijke verdiepingsslag. Daarin zullen de
eventuele gevolgen van het coalitieakkoord worden meegenomen. Ik wil het jaar 2007 gebruiken om
samen met het veld deze verdiepingsslag uit te voeren. Een herziening van de bekostigingssystematiek
kan immers ingrijpende gevolgen hebben voor scholen en het is daarom zaak deze grondig voor te
bereiden. Dat betekent dat ik u begin 2008 nader zal informeren over de modernisering van het
bekostigingssysteem.
Scholen hebben eveneens aangegeven dat de huidige gedeelde verantwoordelijkheid voor de
huisvesting (school en gemeente) niet in alle gevallen voldoet. Hoewel dit onderwerp los staat van het
bekostigingssysteem wil ik dit signaal serieus nemen en onderzoeken. Ik zal u hierover in 2008
separaat informeren.
Brief over financiële positie van schoolbesturen
De brief van de minister van OCW over de financiële positie van schoolbesturen besteedt met name
aandacht aan de wijze waarop schoolbesturen in het jaarverslag hun vermogenspositie moeten
toelichten. Hierover zijn afspraken gemaakt met de sector.
De financiële positie van scholen is relevant voor vragen over de toereikendheid van de rijksbijdrage
en over de wijze waarop scholen de middelen besteden maar staat los van de verdiepingsslag in het
kader van het bekostigingssysteem. Vanuit overwegingen van Goed Bestuur zal er ook veel aandacht
zijn voor de financiële positie van schoolbesturen en voor de wijze waarop zij zich daarover
verantwoorden. Daarbij gaat het over vragen als: doen scholen de goede dingen met de rijksbijdrage en
hoe bevorderen we dat de omgeving van de school hierbij betrokken wordt en blijft.
Brief Altena College
Tenslotte sta ik stil bij de brief van het Altena College. Zoals het Altena College ook zelf stelt, is de brief
een reactie op de brief van de Minister van OCW van 19 december jl. over de toereikendheid van de
bekostiging in het voortgezet onderwijs. In de brief onderbouwt het Altena College gedetailleerd dat de
vereiste onderwijstijd met de huidige middelen niet te realiseren is. In de brief wordt niet gepleit voor
extra middelen maar voor een verlaging van de vereiste onderwijstijd. Deze discussie staat daarom los
van de bekostigingssystematiek.
Ik heb meer van dit soort signalen ontvangen en het is ook een heel belangrijk onderwerp. Het is
duidelijk dat dit onderwerp leeft in het veld. In de tweede helft van 2007 zal het onderzoek van de
Inspectie naar de onderwijstijd worden gepubliceerd en dan zal ik u hierover separaat informeren.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart