Meer geld voor sportverenigingen
Toespraak, 23 april 2007
Tien procent van alle Nederlandse sportverenigingen moeten zich,
behalve voor de eigen leden, ook inzetten voor de jeugd en voor de
wijk waar de vereniging is gevestigd. Dat zei staatssecretaris
Bussemaker tijdens het sportbestuurders congres op Papendal. Het
grootste deel van het extra geld dat het kabinet beschikbaar stelt
voor sport gaat naar de versterking van sportverenigingen zodat deze
hun maatschappelijke taken goed kunnen uitvoeren. Ook gaat er extra
geld naar talentontwikkeling.
Dames en heren,
Zoals u weet ben ik net twee maanden staatssecretaris van sport, maar
in die korte periode ben ik al erg onder de indruk geraakt van wat er
allemaal in de sport gebeurt.
Ik ben niet alleen onder de indruk van de topprestaties die wekelijks
geleverd worden - en waar ik nu als staatssecretaris toch anders
tegenaan kijk - maar ik ben vooral ook onder de indruk van de enorme
hoeveelheid mensen die zich met sport bezighouden en daar enthousiast
over zijn.
De honderdduizenden vrijwilligers die zich elke week inspannen om het
sporten in verenigingsverband mogelijk te maken, de tienduizenden
scheidsrechters die zich elk weekeinde beschikbaar stellen om een
wedstrijd te leiden, de miljoenen sporters zelf, die elke week
minstens een keer trainen om beter te worden, en zo kan ik nog wel
even doorgaan.
Daaruit, uit al dat enthousiasme en die tomeloze inzet, blijkt wel dat
sport prachtig is en hartstikke leuk om te doen.
Maar sport is ook méér dan een leuke hobby en een zeer prettige
vrijetijdsbesteding. Daar zijn we inmiddels allemaal wel van
doordrongen.
Sport heeft ook een belangrijke maatschappelijke waarde. Sport is een
bindende factor in de samenleving. Daarom is ook in het
coalitieakkoordakkoord van dit kabinet opgenomen dat in sport aspecten
zitten van gezondheid, waarden en normen, integratie en
maatschappelijke binding. Dat zijn onderwerpen die we nadrukkelijk in
het kabinetsbeleid terugzien en waar sport dus een belangrijke rol in
kan vervullen.
Het sportbeleid van dit kabinet baseert zich op de sportnota Tijd voor
Sport en het sportprogramma Samen voor Sport.
Bewegen, meedoen en presteren zijn de pijlers van dit sportprogramma
én de pijlers waarop ik verder bouw met mijn beleid. Inmiddels is daar
al zeer voortvarend mee aan de slag gegaan en ik kan u zeggen dat op
alle terreinen vooruitgang is geboekt. Zo gaan we in 13 proeftuinen
werken aan een alternatief, aansprekend sportaanbod, zijn er
tientallen topcoaches benoemd om topsporters beter te laten presteren,
gaan enkele honderden sportverenigingen zich inzetten om allochtone
jongeren aan het sporten te krijgen, is het masterplan arbitrage - dat
is bedoeld om de scheidsrechter zijn werk goed te laten verrichten -
gelanceerd en zijn er wijkprojecten gestart om inactieve bewoners te
stimuleren te bewegen.
Kortom, we zijn druk bezig om sport een belangrijke rol te laten
spelen in het leefbaarder maken van de samenleving.
En aan die rol wil ik nog wat toevoegen.
Ik wil een groot deel van het extra geld dat ik voor de sport
beschikbaar heb - dat is 10 miljoen euro in 2008 en 20 miljoen
jaarlijks vanaf 2009 - inzetten voor de versterking van de
sportverenigingen zodat ze hun maatschappelijke taken goed kunnen
uitvoeren.
Ik noem een voorbeeld. Enkele weken geleden was ik op werkbezoek in
Nijmegen. Daar heb ik gesproken met een projectleider van een van de
13 proeftuinprojecten. Zij vertelde een verhaal vol ambitie op
sportief en maatschappelijk terrein.
Vier sportverenigingen gaan samen met het onderwijs er voor zorgen dat
scholieren in Nijmegen makkelijk in aanraking kunnen komen met sport.
Er komtnaschoolse opvang en huiswerkbegeleiding in combinatie met
sport in het Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs. En studenten
van de beroepsopleidingenscholieren in contact brengen met allerlei
vormen van sport. Dat gebeurtin zogenoemde Sportleerbedrijven.
Ik vind dat prachtige ambities en ik hoop dat ze gerealiseerd worden.
Maar de kans is groot dat dat niet lukt zonder extra, professionele
steun.
Verenigingen met dit soort plannen wil ik daarom de komende jaren
steunen.
En ik wil verenigingen helpen bij het opzetten van dergelijke plannen.
Uiteindelijk hoop ik 10% van alle Nederlandse verenigingen zover te
krijgen dat zij behalve voor de eigen leden, ook een belangrijke rol
willen spelen voor de jeugd en voor de wijk waar de vereniging is
gevestigd.
Met de beleidspartners zal ik dit plan verder uitwerken. Daarbij
krijgen de door minister Vogelaar aangewezen probleemwijken voorrang.
Een tweede punt waar ik de komende jaren extra aandacht en geld aan
wil besteden, is talentontwikkeling.
Ik denk dan vooral aan het verbeteren van de combinatie toptrainingen
en onderwijs- en studiefaciliteiten voor talenten, de ontwikkeling van
enkele Centra voor Topsport en Onderwijs en hoogwaardige
internationale trainingsprogramma's. Uiteindelijk moeten deze
maatregelen er aan bijdragen dat in 2011 het aantal succesvolle
talenten met 20 procent is toegenomen.
Evenals de plannen voor de sportverenigingen, is het plan voor
talenten nog niet volledig uitgewerkt. Daarvoor zal ik zeker met
NOC*NSF, het onderwijsveld en het ministerie van Onderwijs aan tafel
gaan zitten.
Ik ben inmiddels met mijn collega's Sharon Dijksma en Marja van
Bijsterveldt van OCW in gesprek over de samenwerking tussen onderwijs
en sport. Ik wil met hen nagaan wat er allemaal mogelijk is.
Wij buigen ons bovendien over de resultaten van de onlangs uitgevoerde
`brede analyse' naar de stand van zaken over school en sport. De
Alliantie School en Sport heeft al mooie resultaten opgeleverd, maar
zoals u wellicht weet, is uit de `brede analyse' gebleken dat er een
groot tekort is aan vakleerkrachten in het basisonderwijs, aan
professioneel kader bij sportverenigingen en aan accommodaties. Zeker
als we willen vasthouden aan de doelstelling dat in 2010 op en rond
90% van de scholen leerlingen dagelijks kunnen sporten en bewegen.
Ik ga daar wat aan doen door het professionaliseren van verenigingen,
maar ik wil ook met OCW overleggen over combinatiefuncties. Mensen die
werkzaam zijn in sport- en bewegingsonderwijs én aan de slag kunnen
met de maatschappelijke taken van de sportverenigingen.
Tevens ga ik met mijn collega Ella Vogelaar en met de
woningcorporaties overleggen om te zorgen dat er in de wijk voldoende
sportvoorzieningen komen, zoals trapveldjes en dergelijke.
Dames en heren,
Als ik het heb over maatschappelijke taken die de sport kan vervullen,
dan besef ik, dat niet elke sportvereniging daar toe in staat is, of
bereid is.
Maar wat ik wél van iedere sportvereniging verwacht, is een vorm van
maatschappelijk verantwoord optreden. En daarmee sluit ik aan op het
verhaal wat Roel Bekker, de vorige secretaris-generaal van VWS, hier
vorig jaar heeft gehouden. Hij stelde vast de we de komende jaren er
voor moeten zorgen dat onwenselijke praktijken in de sport van het
toneel verdwijnen.
Daar sluit ik me bij aan. Ik doel dan vooral op zaken als: geweld op
de speelvelden, molestaties van scheidsrechters, discriminatie,
overdreven veel alcoholgebruik - ook onder jongeren - en andere
ongezonde gewoontes. Ik ben van mening dat hier een zero tolerance zou
moeten gelden.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau zal over enkele dagen het rapport
`Een gele kaart voor de sport' uitbrengen. Het rapport geeft een beeld
van de minder gewenste praktijken die zich in en rondom de
breedtesport voordoen. Helaas is dat geen al te rooskleurig beeld.
Ik ga er van uit dat u zich allemaal afzet tegen deze
randverschijnselen. Helaas heeft dat nog niet op grote schaal geleid
tot concrete acties. Dat is jammer.
Ik hoor graag uw ideeën hierover en ik wil u graag uitnodigen om
hierover verder met mij te praten. Een voorbeeld van een goed
initiatief dat mij erg aanspreekt, is het Masterplan Arbitrage dat
enkele weken werd gepresenteerd
Dames en heren, ik rond af.
Zoals ik aan het begin al zei, moet sport vooral leuk zijn. Het geeft
plezier, je maakt er vrienden, je leert je grenzen ontdekken en je
leert uitdagingen aan te gaan.
Daarnaast is het mooi meegenomen dat sport nog meerdere doelen kan
dienen. Doelen die aansluiten op onderwerpen in het coalitieakkoord,
zoals onderwijs, wijkaanpak en gezondheid.
Maar daarvoor hebben we u hard nodig.
En daarom heb ik besloten de komende jaren een groot deel van het
extra geld, dat ik voor sport beschikbaar heb, aan te wenden om de
sportverenigingen te ondersteunen bij de uitvoering van hun
maatschappelijke taken. Tevens wil ik jongeren stimuleren hun
sporttalenten beter te ontwikkelen, door de onderwijs- en
studiefaciliteiten te verbeteren en te zorgen voor hoogwaardige
trainingsprogramma's.
Ik hoop dat er vele sportbonden en -verenigingen zijn, die aan deze
plannen invulling willen geven. Ik reken op uw steun.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport