Radboud Universiteit Nijmegen
Vlokreeft dreigt Rijn leeg te eten
De slijkgarnaal en de Pontokaspische vlokreeft rukken op in de Rijn.
De garnaal richt zijn omgeving lekker glibberig in en maakt zo het
milieu voor anderen onleefbaar. Het vlokreeftje vreet inheemse
concurrenten op. Voor het eerst is het hele proces van kolonisatie en
populatiegroei van twee exotische waterdiertjes in de Rijn stap voor
stap gevolgd. Mariëlle van Riel promoveert 23 april 2007 op het
onderzoek. "De mens heeft ideale omstandigheden voor deze soorten
gecreëerd."
Met ballastwater reizen dieren per schip de hele wereld over. Ook het
verbinden van waterwegen geeft soorten toegang tot nieuw terrein.
Aquatic Nuisance Species, hinderlijke waterdieren, noemen de
Amerikanen deze soorten, sinds dikke klonters driehoeksmosselen uit de
Zwarte Zee hun industriële waterinstallaties verstoppen en de visstand
in de Great Lakes decimeren. Naast het verlies aan biodiversiteit is
ook economische schade een reden om nieuwe soorten binnen de perken te
houden.
Inkapselen of uitmoorden
Radboud-biologe Mariëlle van Riel heeft nu - als eerste - systematisch
gekeken naar hoe invasies van kreeftachtigen verlopen. Ze deed dat in
de Rijn. "Je moet bemonsteren, want een groot deel van het proces is
niet zomaar te zien."
Monsters nemen op de Rijn
Vanaf een ponton bij Tolkamer werd de binnenkomst van de slijkgarnaal
en de vlokreeft geobserveerd en geteld. "Vooral in de zomermaanden
krioelt het van de larven," zegt de promovenda. Negentig procent van
wat aan ongewervelden langs komt drijven, is Pontokaspische vlokreeft
en slijkgarnaal. De garnaal uit de Zwarte Zee werd voor het eerst in
het Nederlandse deel van de Rijn gezien in 1987, de vlokreeft zit er
sinds 1995. Hij kwamvia het in 1992 geopende Main-Donaukanaal.
"De twee soorten blijken ieder een totaal andere strategie te hebben
om zich te handhaven. De slijkgarnaal, een filterdiertje dat leeft van
fytoplankton, maakt het zich naar de zin door een laagje modder te
verzamelen en daar een kokertje van te bouwen om in te leven. Bij
grote aantallen worden de stenen zo glibberig dat andere soorten zich
niet meer kunnen vasthouden of onder de modder raken en verstikken. De
Pontokaspische vlokreeft is daarentegen in de Rijn een roofdier. Die
moordt gewoon alles uit wat een concurrent kan zijn." Ondertussen
zitten er op bepaalde plekken op een vierkante meter wel tienduizend
van deze beestjes, die zelf een millimeter tot ruim twee centimeter
groot zijn.
Mens maakt het exoot makkelijk
"De Pontokaspische vlokreeften eten alles, echte omnivoren," zegt Van
Riels copromotor Gerard van der Velde van het Institute for Water and
Wetland Research. "Ze schrapen algen van stenen, filteren het water,
eten visseneieren, net uitgekomen vissen, soortgenoten, of desnoods
hun eigen poep." Van der Velde is al dertig jaar onderzoeker van
Aquatic Nuisance Species aan de Radboud Universiteit. "Onze collega's
uit Oost-Europa geloven ons niet. Maar wij zien toch echte killers.
Vaak eten ze niet eens hun hele prooi op. De Pontokaspische
vlokreeften worden hier in de Rijn ouder dan in de Donau. Hun vraatbek
groeit harder dan de rest van hun lichaam. Het zijn sterkere rovers
naarmate ze groter worden." Van der Velde laat beelden zien van het
garnaalachtige dier dat in hoog tempo eieren opeet. "Dat was dus wel
een ei van de met uitsterven bedreigde rivierdonderpad."
Slijkgarnaal
Slijkgarnaal,
Chelicorophium curvispinum.
De jonkies van deze en vlokreeft zijn vaak de eerste die nieuw gebied
koloniseren. Denk daarbij aan nieuwe stenen op de kribben, of nieuwe
oeververhardingen met stortsteen, zegt Van Riel. Als ze er eenmaal
zitten, bepalen de plaatselijke omstandigheden of de garnaal dan wel
de vlokreeft gaat overheersen. "Op basis van mijn onderzoek kun je
duidelijk zien dat het niet alleen de eigenschappen van de dieren zijn
die de problemen veroorzaken. De mens heeft de Rijn veranderd in een
rivier met slechts twee biotopen: stenige kanten afgewisseld met
zandige vlakken. De stenen biotoop is ideaal voor deze soorten. In de
kribvakken is door het kolken van het water weinig leven mogelijk. Als
er meer variatie in biotopen zou zijn, nevengeulen, andere oevers,
meer soorten bodems, zouden de inheemse soorten meer kans hebben om
overeind te blijven."
Exotenconferentie in Nijmegen
Al sinds het drama met de driehoeksmosselen in de VS in het begin van
de jaren tachtig hebben invasies van waterdieren de aandacht van grote
groepen biologen over de hele wereld. Jaarlijks komen ze bij elkaar,
in september 2007 voor het eerst op het Europese continent - ze zijn
dan te gast van de Radboud Universiteit Nijmegen. Heeft dat praten en
monitoren eigenlijk wel zin? De recente geschiedenis van de Rijn laat
zien dat invasie na invasie binnenkomt, wat steeds weer tot nieuwe
problemen leidt.
"Ja," zegt van der Velde. "Wetgeving tegen het lozen van ballastwater
is in de maak en het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Voedselkwaliteit komt met een exotennota." Van Riel vult aan dat door
al dat onderzoek nu bekend is dat bestrijden tijdens de expansieve
fase niet zo veel zin heeft. "Als je wilt bestrijden, doe het dan
snel, als de populaties nog klein zijn. Jammer genoeg is er doorgaans
niet zo veel interesse voor het onderzoeken van de eigenschappen van
een soort voordat die problemen geeft," zegt ze. "Hierdoor is kennis
over invasieve soorten meestal beperkt en dat bemoeilijkt die vroege
bestrijding."
Interactions between crustalean mass invaders in the Rhine food web.
Promotie Mw. drs. M.C. van Riel, maandag 23 april 2007. Promotor:
prof. dr. S.E. Wendelaar Bonga, copromotores: dr. G. van der Velde,
dr. A. bij de Vaate (RIZA).
>>Meer informatie promotie Mariëlle van Riel
NB: Mariëlle van Riel bereidt zich momenteel in Duitsland intensief
voor op haar nieuwe baan. Zij gaat op de Filippijnen een
beschermingsplan voor kustbiotopen opzetten. Wilt u haar spreken?
Stuur dan een e-mail (Marielriel@hotmail.com), zij neemt zodra ze
gelegenheid heeft contact met u op.
Rijkswaterstaat maakte dit onderzoek mogelijk, door schepen
beschikbaar te stellen voor bemonsteren in de Rijn.