Debat aanbestedingsplicht GVB's
Op 17 april sprak de Tweede Kamer commissie over aanbestedingen. Het
was de vuurdoop van staatssecretaris Tineke Huizinga en met de
aanbestedingen had ze meteen een stevige kluif te pakken. Zij ging
voor het doorzetten van de aanbestedingsplicht, zoals onder het vorige
kabinet besloten. Terwijl de PvdA had aangekondigd daar voor de grote
steden van af te willen, de kranten hadden er de vorige dag uitgebreid
over bericht.
Dat Duyvendak (GL) en Roemer (SP) het liefst helemaal van de
aanbestedingsverplichting afwilden was geen verrassing, dat Mastwijk
(CDA) en De Krom (VVD, die er een vrolijke show van maakte) er
onversneden aan vasthielden ook niet.
De eerste verrassing was dat Madlener (PVV, maar hij stelde zich
vooral op als Rotterdammer) helemaal mee ging met GL en SP, wat Van
der Staay (SGP) de grap ontlokte: "Zit ik toch nog in het politieke
midden".
Maar alle ogen waren gericht op Roefs (PvdA) die voor een
Kamermeerderheid de ene of de andere kant op kon zorgen. Zij noemde
een aantal voorwaarden, vooral `de bedrijven moeten aantonen dat ze
marktconform zijn' en gaf vijf redenen voor een uitzonderingspositie
voor de grote steden. De belangrijkste reden was de complexe situatie:
daar rijden niet alleen bussen, maar ook trams en metro's, waarvan de
rails eigendom van de gemeenten zijn. Een tweede reden was de komst
van een nieuwe Europese verordening waardoor er van een Brusselse
verplichting geen sprake meer zou zijn. De staatsscretaris begon met
`haar eigen verhaal' voor ze inging op de opmerkingen van de
Kamerleden, wat vrij ongebruikelijk is. Het was duidelijk dat ze dat
deed om te laten zien dat ze anders was dan haar voorgangster. Ze
bleef niet op afstand maar koos uitdrukkelijk voor een regierol,
zonder overigens de bevoegdheden van de decentrale overheden aan te
tasten. Ze wilde vooral faciliteren en zorgen dat er geleerd werd van
de dingen die goed (bijv Almere) en de dingen fout (vooral Brabant)
waren gegaan.
Dat leverde haar waarderende woorden op, vooral van Cramer (CU), die
zijn nieuwe rol van steunpilaar van een partijgenoot-bewindsvrouw met
verve speelde. Cramer onthield zich overigens zorgvuldig van een
mening over het PvdA-voorstel.
In reactie op het PvdA-voorstel stelde ze allereerst dat de overheid
betrouwbaar moest zijn: "de Kamer heeft pas een half jaar geleden tot
die aanbestedingsplicht voor de grote steden besloten en er is niks
veranderd". Lia Roefs: "Er zijn verkiezingen geweest, er is een anders
samengestelde Kamer, dat is toch niet niks?'. En ze beweerde dat die
uitzondering volgens haar adviezen van Brussel nog steeds niet mocht.
Dat leidde tot een verwarrende nietes-welles discussie, ook omdat er
nog geen definitieve tekst van die nieuwe Europese Verordening was:
het Europarlement gaat zich daar op 10 mei over buigen en volgens
diverse Kamerleden hingen er nogal wat amendementen in de lucht.
Uitkomst van dit deel van de discussie: er komt, na de beslissing van
10 mei een brief aan de Kamer over de juridische aspecten. Het
draaipunt daarbij lijkt dat het van Brussel `mag' als de gemeente
eigenaar van het bedrijf is. Gemeenten die onder de
aanbestedingsplicht uitwillen moeten hun bedrijf dus vooral nog niet
verkopen. Wordt vervolgd dus.
Naast dit hoofdpunt speelde `concurrentie op arbeidsvoorwaarden' een
rol in de discussie. Iedereen was het er over eens dat er liefst één
CAO moest komen. De staatssecretaris uitdrukkelijk ook en zij beloofde
het de volgende dag, in een gesprek met de bonden, aan de orde te
stellen. Onder het kopje `leren van de fouten' viel ook de vraag `Moet
er niet meer tijd zitten tussen de gunning en het begin van de nieuwe
exploitatie?' Kamer en staatssecretaris vonden dat gewenst, de
staatssecretaris verwees daarbij naar het advies van ROVER.
Pagina geplaatst: 22 april 2007