over het niet gebruik van de buitengewone uitgavenregeling
Antwoorden op kamervragen van Vendrik over het niet gebruik van de
buitengewone uitgavenregeling
Kamerstuk, 17 april 2007
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA-K-U-2763114
17 april 2007
Antwoorden van minister Klink op vragen van het Kamerlid Vendrik over
het niet gebruik van de buitengewone uitgavenregeling (2060710460)
Vraag 1
Deelt u de mening dat het niet gebruik van de buitengewone uitgaven,
hoewel iets gedaald, nog altijd zorgwekkend hoog is, aangezien slechts
50% van de rechthebbenden er gebruik van maakt?
Vraag 2
Deelt u de mening dat gestimuleerd moet worden dat alle rechthebbenden
gebruik gaan maken van de buitengewone uitgaven? Deelt u de mening dat
dit betekent dat er extra middelen gevonden moeten worden?
Vraag 3
Hoe verhoudt het hoge niet-gebruik van de buitengewone uitgave zich
tot de bezuiniging van
EUR 400 miljoen op het budget, zoals aangekondigd in het
Coalitieakkoord?
Vraag 4
Waarop is het bedrag van EUR 400 miljoen gebaseerd?
Antwoord 1,2,3 en 4
Het gebruik van de buitengewone uitgaven is de afgelopen jaren zowel
onder chronisch zieken en gehandicapten als andere groepen zeer fors
gestegen. Het onderzoek van NIVEL/SEO bevestigt dit aangezien het
gebruik van de buitengewone uitgaven onder deelnemers aan het
Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten gestegen is tot
circa 50% van de doelgroep die er recht op heeft (2005). In eerdere
onderzoeken van het NIVEL was dit rond de 10% (1999-2001) en 40% in
2004. Dit laat onverlet dat er nog een hoge mate van niet gebruik is
onder chronisch zieken en gehandicapten. Algemeen bestaat er de wens
om de regeling toegankelijker te maken voor en meer toe te spitsen op
chronisch zieken en gehandicapten. Aangezien deze groep fiscaal
moeilijk bereikt kan worden omdat de fiscaliteit geen goede
instrumenten kent om de doelgroep af te bakenen is in het
Coalitieakkoord afgesproken dat de buitengewone uitgaven worden
overgeheveld naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, waarvoor
gemeenten verantwoordelijk zijn. Vanuit de Wmo kan voor de doelgroep
maatwerk geboden worden waartoe de fiscaliteit niet in staat is. De
aan die overheveling gekoppelde toespitsing van de regeling op de
chronisch zieken en gehandicapten leidt tot een besparing omdat niet
langer compensatie wordt geboden aan de andere groepen die gebruik
maken van de buitengewone uitgaven, hiervoor is in het Coalitieakkoord
EUR 400 mln opgenomen.
De Belastingdienst en VWS zijn al meerdere jaren bezig om de
buitengewone uitgaven onder de aandacht van de rechthebbenden te
brengen. Zo is de website www.aangifteloont.nl in bedrijf. Hierop
kunnen burgers nagaan welke instantie behulpzaam kan zijn bij het
invullen. Daarnaast is in december 2005 en 2006 een Tz-formulier
verstuurd. Op dit formulier is een aantal gegevens en de (minimaal) te
verwachten teruggaaf vooringevuld. Als er werkelijke kosten zijn
gemaakt kan deze teruggaaf hoger worden. Het gaat om ongeveer 400.000
formulieren in 2005, waarvan circa 75% is terugontvangen. In 2006 zijn
ruim 300.000 formulieren verstuurd. Het NIVEL onderzoek bevestigt dat
oproepen van de Belastingdienst en de vooringevulde aangiftes tot een
erg hoge respons leiden (> 80%). Het stijgende gebruik van de
buitengewone uitgaven de afgelopen jaren leidt tot een stijgende
belastingderving, van 0,5 mld in 2002 naar een geraamde derving van
1,6 mld in 2006. Deze stijging past binnen de mee- en tegenvallers van
de totale belastingramingen.
Vraag 5
Is het voor u een optie om het verzamelinkomen, dat als toetsinkomen
voor de buitengewone uitgaven geldt, niet langer te corrigeren voor de
aftrek van de hypotheekrente/het eigen huis, zodat de hiermee gepaard
gaande besparing kan worden benut om het niet gebruik terug te
dringen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
Binnen de buitengewone uitgavenregeling wordt voor de definitie van de
drempel op dit moment uitgegaan van het verzamelinkomen (voor aftrek
van de persoonsgebonden aftrekposten). Door aan te sluiten bij het
verzamelinkomen kan op praktische en zo eenduidig mogelijke wijze de
draagkracht van de belastingplichtige(n) worden bepaald. Bij fiscale
partners worden de buitengewone uitgaven samengevoegd en wordt in het
verlengde daarvan als grondslag voor de drempel uitgegaan van het
gezamenlijke verzamelinkomen. Van belang is derhalve de fiscale
draagkracht van het gehele gezin. Op deze manier wordt onderscheid
gemaakt tussen uitgaven voor ziektekosten die normaal worden geacht en
uitgaven die buitengewoon worden geacht. Dit onderscheid varieert naar
inkomen. Achterliggende gedachte is dat mensen met een hoger inkomen
meer uitgaven voor ziektekosten kunnen doen voordat sprake is van een
buitengewone uitgave. Het verzamelinkomen, en daarmee de drempel voor
buitengewone uitgaven, wordt neerwaarts beïnvloed door een groot
aantal aftrekposten. Voor de definitie van de drempel is bewust
gekozen voor een fiscaal inkomensbegrip. Er is geen principiële
onderbouwing te leveren waarom sommige aftrekposten wel en andere
aftrekposten niet van het hiervoor relevante fiscale inkomensbegrip
zouden worden uitgezonderd.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport