Beantwoording vragen lid Van Dam over het te laat inleveren van rapportages
bij het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten door Nederland
16-04-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Van Dam over het te laat inleveren van
rapportages bij het Bureau van de Hoge Commissaris voor de
Mensenrechten door Nederland. Deze vragen werden ingezonden op 1 april
2007 met kenmerk 2060711420.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken op
vragen van het lid Van Dam (PvdA) over het te laat inleveren van
rapportages bij het Bureau van de Hoge Commissaris voor de
Mensenrechten door Nederland.
Vraag 1
Is het waar dat Nederland sinds 1973 slechts één van de vijftig
rapportages inzake de Mensenrechten op tijd heeft ingeleverd bij het
Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights
(OHCHR)? Zo ja, welke verklaring heeft u hiervoor?
Antwoord
Volgens statistieken van het OHCHR heeft Nederland (inclusief Aruba en
de Nederlandse Antillen) sinds 1973 bij de verschillende
verdragscomités 45 maal een rapport ingeleverd. Hiervan kenden zes
rapporten geen deadline, terwijl er inderdaad één binnen de gestelde
deadline is aangeleverd.
Het nakomen van rapportageverplichtingen legt een groot beslag op de
institutionele capaciteit van verdragspartijen. De afgelopen decennia
is de rapportagelast voor verdragspartijen sterk toegenomen. Hierdoor
kampen de aangesloten landen met grote tijdsdruk om onder de
verschillende verdragen binnen de gestelde deadlines te rapporteren.
Dit probleem is internationaal algemeen erkend, en vormt onderdeel van
een bredere discussie over hervorming van het systeem van
VN-verdragscomités op het gebied van de mensenrechten. De regering
heeft vorig jaar over deze problematiek een adviesaanvraag ingediend
bij de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en is in
afwachting van de aanbevelingen van de Raad.
De regering hecht grote waarde aan het opstellen van gedegen en
nauwgezette rapportages. Indien gesteld voor het dilemma tussen op
tijd rapporteren of serieus werk maken van de rapportages, kiest de
regering voor het laatste. Door de betrokken ministeries wordt veel
energie gestoken in het opstellen van zorgvuldige en coherente
rapporten die veel informatie bevatten, bijvoorbeeld over de
implementatie van aanbevelingen uit eerdere behandelingen van
Nederland door de betreffende verdragscomités. Relevante gegevens over
een bepaalde rapportageperiode, waaronder statistische informatie,
zijn vaak pas na de gestelde deadline beschikbaar, waardoor verwerking
op zich laat wachten. Rapportages worden door Nederland bovendien ook
altijd volledig vertaald aangeboden bij de verdragscomités.
Vraag 2
Is Nederland wat dit betreft een buitenbeentje of is het heel
gebruikelijk om rapportages bij het OHCHR te laat in te leveren?
Antwoord
Statistieken van het OHCHR laten zien dat nagenoeg alle landen over
het algemeen te laat zijn met het inleveren van rapporten.
Vraag 3
Welk signaal vindt u dat Nederland afgeeft door rapportages te laat in
te leveren bij het OHCHR? Deelt u de mening dat dit uitstraalt dat de
Hoge Commissaris voor de Mensenrechten evenals de rapportages door
Nederland serieus worden genomen?
Antwoord
Zoals opgemerkt in het antwoord op vraag 1, is de problematiek van de
rapportagelast onderdeel van een bredere internationale discussie over
hervorming van het systeem van VN-verdragscomités. Het signaal dat
uitgaat van het feit dat landen slechts bij hoge uitzondering in staat
zijn op tijd te rapporteren, is dat het huidige systeem op termijn
wellicht niet langer houdbaar is, en dat hervormingen noodzakelijk
zijn. De adviesaanvraag aan de AIV moet ook in dit licht worden
bezien.
De regering neemt de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten en de
rapportages aan de diverse mensenrechtenverdragscomités uiterst
serieus. Dat Nederland op zijn beurt een goede reputatie geniet,
blijkt in de praktijk onder meer uit de waardering die Nederland van
de comités krijgt voor de ingediende rapportages en voor de inzet bij
de verdere behandeling daarvan, bijvoorbeeld door te reageren op de
schriftelijke vragen van het betreffende comité voorafgaande aan de
mondelinge behandeling (de zogenaamde List of Issues), of door in de
rapportage en/of mondelinge behandeling ook de meest recente
ontwikkelingen mee te nemen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat u in de VN-Mensenrechtenraad geloofwaardig het
Nederlandse standpunt uit kunt dragen dat de "universal periodic
review" niet te vrijblijvend moet zijn, als Nederland zelf iets te
vrijblijvend omgaat met de eigen rapportages aan het OHCHR?
Antwoord
Nederland is van mening dat de universal periodic review niet te
vrijblijvend moet zijn, in de zin dat landen zich niet mogen
onttrekken aan periodieke toetsing en dat er concrete maatregelen uit
de toetsing moeten voortvloeien om de mensenrechtensituatie in dat
land te verbeteren. Het is daarvoor cruciaal dat wordt voorzien in een
goed monitoringssyteem om te voorkomen dat landen maatregelen ter
verbetering naast zich neer leggen. In het uiterste geval, als de
situatie in een bepaald land als zeer ernstig wordt gekwalificeerd,
zou de Raad moeten kunnen besluiten om de situatie jaarlijks te
agenderen en op basis van ijkpunten de voortgang te beoordelen.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken