Raad van State zich momenteel kunnen distantiëren van de gevolgen van
gerechtelijke ontruimingen
18 augustus 2006
Antwoorden van minister Donner (Justitie), mede namens de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op vragen over het
verschijnsel dat gemeenten als gevolg van jurisprudentie van de Raad
van State zich momenteel kunnen distantiëren van de gevolgen van
gerechtelijke ontruimingen.
1
Bent u bekend met het verschijnsel dat gemeenten als gevolg van
jurisprudentie van de Raad van State zich momenteel kunnen
distantiëren van de gevolgen van gerechtelijke ontruimingen?
Antwoord:
Het is mij op grond van de rechtspraak bekend dat in geval van
gedwongen ontruiming van woningen gemeentebesturen zowel
de huurder (geëxecuteerde) als de verhuurder (executant)
kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheden, onder meer
door preventief bestuursdwang toe te passen, teneinde te voorkomen dat
de inboedel van een woning op straat komt te staan en daarmee de
gemeenschap confronteert met de gevolgen daarvan (zie ABRvS
7-11-2001; AB 2002, 177). Op grond van de meeste algemene plaatselijke
verordeningen (APV) is het immers niet toegestaan de openbare weg of
een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming
daarvan. Het op straat plaatsen en het daar laten staan van een
inboedel uit een woning is niet alleen een gebruik van de weg in
strijd met de bestemming ervan, maar levert
bovendien een bedreiging op voor de openbare orde en veiligheid.
2
Deelt u de overtuiging dat dit praktische problemen veroorzaakt
voor verhuurders, aangezien zij regelmatig worden gedwongen de
ontruimde zaken onder zich te nemen terwijl het hen vaak aan middelen
alsmede aan voldoende onafhankelijkheid daartoe ontbreekt?
Antwoord:
Ik onderken de praktische problemen voor executanten bij de gedwongen
ontruiming van woningen. Het feit dat de executant over een
privaatrechtelijke titel beschikt om tot de ontruiming van een woning
over te gaan, ontslaat hem echter niet van de verplichting om geldende
publiekrechtelijke voorschriften, zoals APV-bepalingen, na te leven.
3
Bent u op de hoogte van het bestaan van een praktijk waarbij tijdens
de ontruiming er tussen gemeente, executerende verhuurder en vaak ook
ambtenaren, over het hoofd van de ontruimde huurder geschillen
ontstaan over de verantwoordelijkheid voor de naar de openbare weg
overgebrachte inboedel?
Antwoord:
Ja. Klaarblijkelijk dienen executanten in de praktijk soms nog te
worden gewezen op het feit dat het hebben van een privaatrechtelijke
titel om tot ontruiming van woningen over te gaan hen niet ontslaat
van de verplichting om geldende publiekrechtelijke voorschriften na te
leven.
4
Bent u bereid het daarheen te leiden, dan wel te onderzoeken, dat in
plaats van de verhuurder de gemeente een in regelgeving vastgelegde
verantwoordelijkheid krijgt om zorg te dragen voor de afvoer en de
opslag c.q. de beslissing tot vernietiging van de ontruimde en op
straat geplaatste goederen?
Antwoord:
Nee. Afgezien van gevallen waarbij gemeentebesturen als executant
optreden, zie ik, gezien het vorengaande, geen aanleiding
in algemene zin de verantwoordelijkheid voor de afvoer en de opslag
van inboedels van ontruimde woningen c.q. de beslissing tot
vernietiging van de ontruimde en op straat geplaatste
goederen aan gemeenten toe te delen. De kosten daarvan behoren te
berusten bij degenen die als overtreder van de publiekrechtelijke
voorschriften kunnen worden aangemerkt.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties