Kamerbrief inzake verlenging Nederlandse personele bijdrage aan de
VN-vredesmissie in Soedan-UNMIS
13-04-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Hierbij informeren wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, conform artikel 100 lid 1 van de
Grondwet en aan de hand van het Toetsingskader 2001 over het besluit
van de regering om de Nederlandse personele bijdrage aan de
VN-vredesmissie in Soedan (UNMIS) van vijftien militaire waarnemers,
vijftien politiefunctionarissen en enkele staffunctionarissen, met één
jaar voort te zetten. Tevens informeren wij u, in vervolg op eerdere
brieven aan uw Kamer, over de in dit kader relevante ontwikkelingen.
Op 18 november 2005 heeft de regering besloten de VN-missie in Soedan
(UNMIS) voor een periode van één jaar te versterken met vijftien
militaire waarnemers, vijftien politiefunctionarissen van de
Koninklijke marechaussee en enkele staffunctionarissen (Kamerstuk 29
237 nr. 27). Het regeringsbesluit tot deelname aan UNMIS kon niet
eerder worden uitgevoerd dan nadat was vastgesteld dat de voorziene
beschermingseenheden volledig waren ontplooid en medische
voorzieningen adequaat waren. De ontplooiing van het Nederlandse
personeel is daarom gefaseerd uitgevoerd. De eerste militaire
waarnemers zijn in april 2006 vertrokken naar Soedan. Eind juni waren
alle militaire waarnemers en politiefunctionarissen ter plaatse.
Voorts bent u in 2006 geïnformeerd over het besluit van de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om in UNMIS maximaal
vier civiele politiefunctionarissen in te zetten. Deze vier civiele
politiefunctionarissen zijn sinds januari 2007 uitgezonden naar
Soedan, en voeren dezelfde taken uit als de uitgezonden leden van de
Koninklijke Marechaussee die zij hebben vervangen. Zij maken sindsdien
deel uit van de groep van vijftien Nederlandse politiefunctionarissen
binnen UNMIS.
Het besluit tot voortzetting van de deelneming
De UNMIS-missie is 24 maart 2005 van start gegaan en heeft als
belangrijkste taak toe te zien op de naleving van het vredesakkoord
tussen Noord- en Zuid -Soedan, de Comprehensive Peace Agreement (CPA).
De naleving van dit alomvattende vredesakkoord is essentieel voor de
bevordering van duurzame veiligheid en stabiliteit, voor succesvolle
wederopbouw en het vertrouwen van de Zuid-Soedanese bevolking in een
democratisch tot stand gekomen bestuur.
De implementatie van de CPA vordert langzaam. Dit komt onder andere
doordat de situatie in Darfur de Soedanese politieke aandacht voor de
CPA heeft overschaduwd. Aangezien de vrede en stabiliteit in Zuid- en
Noord-Soedan van belang is voor de stabiliteit in het land en de
buurlanden, is en blijft het ondersteunen van UNMIS nodig. De
Nederlandse deelname aan UNMIS past in het Nederlands beleid, waarbij
de uitvoering van de CPA wordt ondersteund door een zo geïntegreerd
mogelijke inzet van diplomatieke, financiële en militaire middelen.
UNMIS bestaat thans uit circa 10.000 geüniformeerde medewerkers en
circa 3.000 burgers. De VN wenst continuering van de Nederlandse
personele bijdrage aan UNMIS, die gewaardeerd is omwille van zijn
hoogwaardige kwaliteit. In het licht van het bovenstaande heeft de
regering besloten de Nederlandse bijdrage aan UNMIS van vijftien
militaire waarnemers, vijftien politiefunctionarissen en enkele
staffunctionarissen te verlengen voor een periode van één jaar.
Politieke aspecten
Comprehensive Peace Agreement
Op 9 januari jongstleden werd het tweejarig bestaan van de CPA
gevierd, in aanwezigheid van President Bashir en Vice-President Salva
Kiir. Vooral op strategische onderdelen verloopt de implementatie
moeizaam, zoals de demarcatie van de Noord-Zuid grenslijn, de
verdeling van de olie-opbrengsten, het maken van afspraken over het
olierijke Abyei grensgebied, het opheffen van Other Armed Groups en de
vorming van de zogenaamde Joint Integrated Units, die uiteindelijk de
kern van het Soedanese eenheidsleger moeten vormen.
De voortgang van de implementatie van de CPA wordt gemonitord in de
zogenaamde Assessment and Evaluation Commission (AEC), waarin ook
UNMIS en Nederland zijn vertegenwoordigd. Deze commissie en de aan
onderdelen van de CPA gerelateerde werkgroepen komen regelmatig bijeen
om de voortgang en knelpunten in de implementatie te bespreken. De
Soedanese People's Liberation Movement (SPLM) wijst regelmatig op het
gebrek aan bereidheid van de National Congress Party (NCP) om de CPA
te implementeren. Tegelijkertijd heeft de SPLM zich voornamelijk
gericht op het consolideren van de eigen regeringsstructuur in
Zuid-Soedan en minder op CPA-implementatie. Het recente voornemen van
de SPLM om nadrukkelijker aanwezig te zijn in Khartoem, waar de partij
deel uitmaakt van de regering van Nationale Eenheid, is een positieve
ontwikkeling.
De komende jaren zijn echter van onverminderd belang voor de
implementatie van het vredesakkoord, mede met het oog op de te houden
verkiezingen in 2008 of 2009 en de voltooiing van de terugtrekking van
de troepen van de beide partijen.
De rol van de operatie (UNMIS) in het politieke proces
De UNMIS-eenheden in de verschillende sectoren beschikken over een
goede informatiepositie waardoor ze de partijen bij de CPA kunnen
aanspreken op hun verantwoordelijkheden. De actieve inzet van UNMIS
vertegenwoordigers in commissies die toezicht houden op de uitvoering
van de CPA, zoals de Ceasefire Political Commission en de Ceasefire
Joint Military Commission, heeft ertoe geleid dat deze organen naar
behoren functioneren. Hierdoor is het oplaaien van gewelddadigheden
verschillende malen voorkomen. Naast de toezichthoudende rol op de
uitvoering van de CPA verleent de VN-missie (technische) assistentie
aan de lokale autoriteiten op gebieden als mensenrechten, ontwapening,
demobilisatie en re-integratie (het Disarmament, Demobilisation and
Re-integration - of DDR - proces) , rule of law en de terugkeer van
vluchtelingen. Daarnaast hebben de bezoeken van militaire waarnemers
aan gemarginaliseerde gebieden een positieve uitwerking op het
vertrouwen van de lokale bevolking in UNMIS en daarmee in de
internationale gemeenschap.
De positie van UNMIS heeft in de loop van 2006 te lijden gehad onder
de spanningen in Darfur en het vroegtijdig vertrek van de VN Speciaal
Vertegenwoordiger Jan Pronk. De VN-missie wordt als gevolg hiervan
kritischer gevolgd door de autoriteiten in Khartoem en heeft minder
politieke manoeuvreruimte op centraal niveau. De spoedige aanstelling
van een nieuwe Speciaal Vertegenwoordiger is in dit kader
onontbeerlijk. Nederland probeert dit via diplomatieke kanalen te
bevorderen.
In het zuiden van Soedan wordt UNMIS meer dan in Khartoem als een
partner gezien. De veiligheidssituatie staat bovenaan de agenda van de
Zuid-Soedanese regering. De toegang tot de autoriteiten is goed en de
samenwerking is intensief.
Humanitaire situatie
Decennia van burgeroorlog hebben de ontwikkeling van Zuid-Soedan
volledig gefrustreerd. Er is nog steeds een enorm gebrek aan
basisvoorzieningen voor de bevolking in grote delen van het Zuiden.
Humanitaire hulp blijft de komende jaren dan ook onmisbaar in
Zuid-Soedan. Het vredesakkoord en het tot stand komen van de regering
van Nationale Eenheid vormen een unieke kans op duurzame en vreedzame
ontwikkeling in Zuid-Soedan.
Het Nederlandse budget voor humanitaire hulp aan Soedan is het laatste
jaar sterk gegroeid. Soedan is de grootste ontvanger van Nederlandse
humanitaire hulp. De Nederlandse noodhulp voor Soedan bedroeg in 2006
EUR 53,7 miljoen. Van dit bedrag is EUR 42,6 miljoen besteed via het
VN noodhulp fonds (CHF), een kleine EUR 5 miljoen via VN-organisaties
in Tsjaad, en de rest via NGO's. Prioriteiten is hierbij het voorzien
in voedsel, basisgezondheidszorg, water & sanitaire voorzieningen en
bescherming. UNMIS helpt bij het scheppen van de voorwaarden - zoals
veiligheid - om deze hulp zo goed mogelijk in te zetten.
Bovenop de humanitaire noden van de huidige bewoners van het Zuiden,
komen die van de ongeveer vier miljoen Zuid-Soedanese ontheemden, van
wie er in 2006 zo'n 850.000 zijn teruggekeerd. Duizenden zullen in
2007 dat voorbeeld volgen. Zo'n 90.000 ontheemden zullen daarbij hulp
van de VN ontvangen. De VN schatten dat een half tot anderhalf miljoen
mensen in de nabije toekomst al of niet uit eigener beweging zal
terugkeren. Een belangrijke voorwaarde die deze ontheemden zelf
stellen voor terugkeer, is de veiligheid onderweg en op de plaats van
bestemming. De aanwezigheid van UNMIS kan in dit kader een
doorslaggevende rol spelen.
Wederopbouw in Zuid-Soedan
Het zuiden van Soedan is, twee jaar na de ondertekening van de CPA,
nog steeds in opbouw. De lokale overheid en het parlement functioneren
inmiddels, evenals verschillende commissies op belangrijke gebieden
als corruptiebestrijding en mensenrechten. Door de verbeterde
veiligheidssituatie is de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden op
gang gekomen en groeit de bedrijvigheid. Desalniettemin verloopt het
wederopbouwproces trager dan gewenst, mede gegeven het feit dat de
capaciteit van de overheid beperkt is, de noden nog steeds groot zijn
en de omvang van het gebied enorm. Hoewel de toegenomen
veiligheidssituatie een positieve ontwikkeling is, blijft het uitkeren
van het langverwachte vredesdividend aan de bevolking een kernzaak
voor de komende jaren.
De internationale gemeenschap steunt de wederopbouw in het zuiden op
grote schaal. Naast de steun die wordt verleend door de VN-instanties
en via het door de Wereldbank beheerde Multi-Donor Trust Fund (MDTF),
zijn er verschillende bilaterale donoren actief. Nederland heeft met
Denemarken, Noorwegen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk in mei 2006
een gezamenlijk kantoor geopend (het Joint Donor Office), van waar uit
de steun voor het wederopbouwproces wordt gecoördineerd. Nederland
kanaliseert het grootste deel van zijn wederopbouw steun via het MDTF
voor Zuid-Soedan. Voor de periode 2005-2007 bedraagt deze steun EUR 75
miljoen. Nederland draagt eenzelfde bedrag bij aan het MDTF voor
Noord-Soedan. Ook ondersteunt Nederland een aantal andere
wederopbouwinitiatieven op substantiële wijze, bijvoorbeeld het
UNDP-VK-NL Strategisch Partnerschap met EUR 10 miljoen in 2006.
Daarnaast zal Nederland in 2007 nog eens EUR 3 miljoen beschikbaar
stellen voor het leveren van basisvoorzieningen, dit met het oog op
het belang van snelle uitkering van het vredesdividend.
Hervorming van de lokale veiligheidssector
Op het gebied van veiligheid resten er na twee jaar implementatie van
de CPA nog aanzienlijke problemen. De implementatie van een aantal van
de belangrijke veiligheidsgerelateerde bepalingen van de CPA loopt
achter op schema en met het opbouwen van veiligheidsstructuren in
Zuid-Soedan is nog slechts een bescheiden begin gemaakt. Gezien de
lange duur van het conflict en de omvang van de uitdagingen mag dit
weinig verbazing wekken.
Het mandaat van UNMIS richt zich logischerwijs met name op de
veiligheidsbepalingen in de CPA, die ingaan op de volgende
onderwerpen: het DDR proces; het formeren van geïntegreerde
strijdkrachten middels de opzet van Joint Integrated Units (JIUs) en
een Joint Defence Board (JDB); het integreren van Other Armed Groups
(OAGs) in genoemde JIUs en de herpositionering van de Soedanese Armed
Forces (SAF) en Soedan People´s Liberation Army (SPLA).
Het door middel van het DDR proces terugbrengen van de omvang van de
SAF en SPLA heeft forse vertraging opgelopen. Een belangrijk punt van
aandacht hierbij is dat een gedeelde UNMIS - SPLA visie en een
gedeelde UNMIS - SAF visie op het doel en de omvang van DDR nog
ontbreken. Het succes van het DDR proces zal nauw samenhangen met
politieke voortgang op de dossiers over de JIU's en de grensdemarcatie
van Abyei en de olierijke gebieden.
De vorming van de Joint Integrated Units heeft eveneens vertraging op
gelopen. Momenteel zijn ze voor slechts 75% gevormd. Van echte
integratie is nog geen sprake. Zo is er bijvoorbeeld geen gezamenlijke
(trainings)doctrine. De vrees bestaat dat de deadline van 9 juli 2007
voor de completering van de formatie van JIUs niet gehaald zal worden,
waardoor de SAF en SPLA een legitiem excuus zouden verkrijgen om taken
zoals het bewaken van de olievelden in eigen hand te houden. Het is
dan ook nodig dat UNMIS politiek èn militair aandacht blijft besteden
aan het tot stand komen van de JIU's. Nederland tracht UNMIS hierin
ter zijde te staan door zijn inspanningen binnen de AEC. De
Nederlandse bijdrage aan UNMIS ondersteunt de positie van Nederland in
de AEC politiek en instrumenteel.
Er zijn op het moment nog talrijke zogenaamde Other Armed Groups
actief in met name Zuid-Soedan. Dit vormt één van de grote gevaren
voor verdere CPA implementatie. De deadline voor hetzij het ontwapenen
en demobiliseren van deze groepen, hetzij het integreren ervan in de
SPLA of SAF is officieel verlopen op 9 januari 2006. Verdere
ontwapeningsinspanningen moeten gepaard gaan met grote zorgvuldigheid,
mede met het oog op tribale spanningen. In Malakal ontstonden in
november 2006 gevechten tussen de SAF en aan hen gelieerde OAGs en de
SPLA, waarbij tenminste 150 strijders en burgers omkwamen. De
Ceasefire Joint Military Committee van UNMIS speelde een cruciale rol
in de oplossing van dit conflict. Dit incident, de meest serieuze
schending van het staakt-het-vuren sinds 2002, maakte zowel de
explosiviteit van de OAG-problematiek duidelijk èn de cruciale rol die
UNMIS vervult als stabiliserende factor wanneer zulke spanningen tot
uitbarsting komen.
Voorts dient vermeld te worden dat de herpositionering van SAF en SPLA
ten noorden en ten zuiden van de grens van 1/1/1956 grotendeels op
schema ligt. UNMIS monitort deze herpositionering als neutrale partij.
Nederlandse militaire waarnemers dragen hier significant aan bij.
Regionale dimensie
In het geïntegreerde buitenlands beleid is de Hoorn van Afrika een
prioritaire regio. Deze regio wordt van oudsher gekenmerkt door
grensoverschrijdende conflicten, onder meer tussen Eritrea en Soedan
en tussen Soedan en Oeganda. Sinds de ondertekening van een
vredesakkoord tussen de Soedanese regering van Nationale Eenheid en de
rebellenbeweging Eastern Front op 14 oktober 2006 is de situatie in
Oost-Soedan, dat grenst aan Eritrea, gestabiliseerd.
Op initiatief en door bemiddeling van de vice-president van
Zuid-Soedan, Riak Machar, vinden sinds juli 2006 vredesbesprekingen
plaats tussen de regering van Oeganda en de rebellenbeweging Lord's
Resistance Army (LRA). Deze besprekingen zijn sinds december 2006 in
een impasse geraakt. Door inspanningen van de Speciaal Gezant van de
SGVN voor de door de LRA getroffen gebieden, oud-president Chissano,
is echter het vooruitzicht ontstaan dat de vredesbesprekingen in Juba
op korte termijn zullen worden hervat in aanwezigheid van waarnemers
uit onder meer de DRC en Kenia. Het aantal geweldsincidenten in het
zuidelijke deel van Soedan is sinds de aanvang van de besprekingen met
de LRA gedaald. Wel blijven tribale spanningen en het opereren van
Other Armed Groups zorgen voor instabiliteit in deze regio.
Mandaat
Het huidige mandaat van UNMIS loopt tot mei 2007 en was aanvankelijk
vooral gericht op het naleven van de CPA. Het is met de aanvaarding
van de VN Veiligheidsraad resolutie 1706 van 31 augustus 2006
uitgebreid met het doel om de implementatie van het Darfur Peace
Agreement te ondersteunen. De Soedanese regering heeft zich hier
echter tot dusverre tegen weten te verzetten. Naar verwachting wordt
het UNMIS mandaat verlengd.
Deelnemende landen
Op 28 februari jl. droegen naast Nederland de volgende EU-lidstaten
militairen of politiefunctionarissen bij aan UNMIS: België,
Denemarken, Duitsland, Finland, Griekenland, Polen, het Verenigd
Koninkrijk, Roemenië en Zweden.
Voorts droegen op dat moment de volgende landen militairen of
politiefunctionarissen bij: Argentinië, Australië, Bangladesh, Bosnië
Herzegovina, Benin, Bolivia, Botswana, Brazilië, Cambodja, Canada,
China, Ecuador, Egypte, El Salvador, Fiji, Gabon, Gambia, Ghana,
Guatemala, Guinee, India, Indonesië Jamaica, Jordanië, Kenia, Kroatië,
Kirgizië, Malawi, Mali, Maleisië, Moldavië, Mongolië, Namibië, Nepal,
Nieuw Zeeland, Nigeria, Noorwegen, Pakistan, Paraguay, Peru, de
Filipijnen, Zuid-Korea, Rusland, Rwanda, Samoa, Sri Lanka, Tanzania,
Thailand, Turkije, Oeganda, de Oekraïne, Jemen, Uruguay, Vanuatu, de
Verenigde Staten, Zambia, Zimbabwe en Zuid-Afrika.
Militaire aspecten
Zowel de status van de militairen als de taken en de bevelsstructuur
zijn ongewijzigd gebleven.
De uitvoering van de taken van de UNMIS verloopt volgens plan. De
militaire waarnemers voeren hun werkzaamheden uit in kleine teams waar
ook vertegenwoordigers van de voormalige strijdende partijen deel van
uitmaken. De waarnemers richten zich voornamelijk op het in kaart
brengen van de militaire situatie en integratie van de voormalige
rebellen. Zij rapporteren hun waarnemingen aan de Force Commander. De
politiefunctionarissen brengen de lokale politiefunctionarissen
basisvaardigheden bij en geven hiernaast workshops over onder andere
mensenrechten. Dit werk wordt in Zuid-Soedan bemoeilijkt door de
beperkte capaciteiten van de lokale autoriteiten, die dit proces zo
veel mogelijk moeten leiden.
In verband met de afronding van de uitvoering van haar taken in
Oost-Soedan (Kassala) en efficiëntie- en kostenoverwegingen heeft
UNMIS haar streven om 750 militaire waarnemers in te zetten naar
beneden bijgesteld tot 625 waarnemers. Vooralsnog is onduidelijk of de
VN ook het aantal politiefunctionarissen in UNMIS wil aanpassen.
Desondanks wenst de VN de Nederlandse personele bijdrage aan UNMIS op
het huidige niveau te handhaven.
Medische voorzieningen
De inzet van Nederlandse militairen in alle sectoren van UNMIS was en
is verbonden aan twee heldere voorwaarden, namelijk de ontplooiing van
voldoende beschermingseenheden en de aanwezigheid van medische
verzorging op een aanvaardbaar niveau. In de Kamerbrief van juni 2006
is medegedeeld dat alle teamsites van de sectoren waar de Nederlanders
worden ingezet aan deze voorwaarden voldoen, uitgezonderd de teamsites
Bor en Aweil waar de medische voorzieningen niet aan de VN standaard
voldoen (29 237 nr. 48). Totdat deze voorzieningen op het gewenste
niveau zijn, zullen op deze teamsites geen Nederlandse militaire
waarnemers en politiefunctionarissen worden geplaatst. Hoewel de
medische voorzieningen op de desbetreffende locaties zijn verbeterd,
is het gewenste niveau nog niet bereikt en zal hieraan vooralsnog
worden vastgehouden.
Veiligheidsaspecten
De veiligheidssituatie in Zuid-Soedan is de afgelopen maanden relatief
stabiel gebleven. Dreiging gaat uit van lokale (intercommunale)
conflicten, alsook van de aanwezigheid van mijnen. De grootste
dreiging voor het UNMIS personeel gaat op dit moment uit van de
voortdurende aanwezigheid van eerdergenoemde LRA beweging, die er van
verdacht wordt om, ook nu het vredesbesprekingen voert,
gewelddadigheden niet te schuwen. Er is aandacht voor de problematiek
omtrent de LRA, maar het dreigingsbeeld is grotendeels onveranderd.
Ook voor de komende periode worden geen significante veranderingen in
het dreigingsbeeld verwacht.
Financiën
De uitgaven die gemoeid zijn met een verlenging met twaalf maanden van
de Nederlandse bijdrage aan UNMIS worden geraamd op circa EUR 1,5
miljoen, uitgaande van 34 uitgezonden personen. Deze additionele
uitgaven komen ten laste van de structurele voorziening 'uitvoeren
crisisbeheersingsoperaties' van de Homogene Groep Internationale
Samenwerking (HGIS).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Minister van Defensie,
E. van Middelkoop
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken