Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
30 800 VIII Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2007
nr. Lijst van vragen en antwoorden
Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn)
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft de minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de volgende vragen ter beantwoording
voorgelegd over de brief van 5 februari 2007 inzake de criteria voor de
verdeling van 140 miljoen voor de resturatie achterstand monumenten
(Kamerstuk 30 800 VIII, nr. 98).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van... De vragen en
antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Aptroot
De griffier van de commissie
Jaspers
Beantwoording vragen.
Antwoorden:
Vraag 1. Waarom is de 140 miljoen verdeeld zoals in de brief aangegeven wordt? Waarom
is ervoor gekozen 38 miljoen te reserveren voor grootschalige restauraties, 30 miljoen
voor molens, boerderijen en orgels en 45 miljoen voor overige kleinschalige restauraties? Is
deze verdeelsleutel gekozen in verband met de norm van maximaal een restauratieachterstand
in 2011 van 10%?
Antwoord 1. De 140 miljoen is zo verdeeld dat zo goed mogelijk kan worden gestuurd op
de specifieke problemen per categorie monumenten. In het onderzoek
restauratieachterstanden is aangegeven dat er een probleem ligt bij de grootschalige
restauraties. Om die reden is 38 miljoen voor die grote restauraties gereserveerd. Molens en
boerderijen zijn kwetsbare groepen met een relatief zeer grote achterstand. Om daar
stimulerend op te kunnen treden is een bedrag gereserveerd. Orgels vormen vaak het sluitstuk
van een kerkrestauratie. Door gebrek aan middelen, blijft het orgel in veel gevallen
ongerestaureerd achter. Om toch alsnog de restauratie van het gehele kerkelijke monument te
kunnen realiseren is voor orgels een specifiek bedrag gereserveerd. Voor andere monumenten
dan hiervoor genoemd is 45 miljoen gereserveerd. De verdeelsleutel is dus niet gekozen om
1
de restauratieachterstand per monumentencategorie weg te werken tot 10%. Als dat het
uitgangspunt zou zijn geweest, zouden voor kerken geen middelen beschikbaar moeten
komen uit de 140 miljoen: immers in die categorie heeft minder dan 10% een ingrijpende
restauratie nodig. De verdeling is deels gebaseerd op de gemeten achterstand, maar ook op de
wens en behoefte van bijvoorbeeld gemeenten om alle soorten monumenten te faciliteren.
Vraag 2. Is het mogelijk de rapporten, op basis waarvan subsidie aan monumenten is
afgewezen dan wel toegewezen, openbaar te maken? Is het mogelijk achteraf bezwaar aan te
tekenen tegen de genomen beslissingen?
Antwoord 2. Dat is mogelijk. De besluiten over het toekennen of afwijzen van subsidie zijn
op grond van de Wet openbaarheid van bestuur in beginsel openbaar. Tegen een afwijzing kan
op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar worden gemaakt.
Vraag 3. Wordt bij de toekenning van subsidies rekening gehouden met regionale spreiding?
Antwoord 3. Ja, per provincie worden maximaal twee aanvragen voor grootschalige
restauraties en drie voor restauraties met subsidiabele kosten tussen 1 miljoen en 3 miljoen
gehonoreerd.
Vraag 4. Kunnen monumentbeheerders die een aanvraag indienen voor subsidie uit de 140
miljoen ook in aanmerking komen voor de structurele subsidie Besluit rijkssubsidiëring
instandhouding monumenten (BRIM) van 42 miljoen?
Antwoord 4. Ja, de regeling sluit een aanvraag van instandhoudingsubsidie op grond van het
Brim niet uit.
Vraag 5. Hoeveel nieuwe monumenten zullen erbij komen in de periode 2007-2010?
Antwoord 5. Dat is op dit moment niet bekend. Medio 2007 zal ik beleidsregels ter zake
vaststellen.
Vraag 6. Zijn er nog extra subsidiemogelijkheden, indien bij de restauratie gebruik gemaakt
wordt van bijvoorbeeld re-integratietrajecten en brugbanen?
Antwoord 6. Ja, er zijn mogelijkheden voor extra subsidie via de Regionale
OpleidingsProjecten. Maar ook provincies en gemeenten kunnen subsidies verstrekken,
afhankelijk van het eigen beleid.
Vraag 7. Wanneer kan er aanspraak worden gemaakt op de goedkope lening?
Antwoord 7. Eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie komen in
beginsel in aanmerking voor een lening van het Nationaal Restauratiefonds, uitgezonderd
eigenaren die in aanmerking komen voor subsidie, te weten:
- aangewezen organisaties voor monumentenbehoud (art. 37 Brim);
- provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen die zijn ingesteld met
toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
- die eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie die deel
uitmaken van een complex van beschermde monumenten (dat niet als zodanig tot de
categorie woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie behoort; bijvoorbeeld
een historische buitenplaats)
Vraag 8. Kunnen gemeentelijke monumenten ook aanspraak maken op de extra 27 miljoen
voor het Revolving Fund?
Antwoord 8. Nee, gemeentelijke monumenten worden beschermd op grond van een
gemeentelijke verordening en kunnen geen aanspraak maken op Brim-subsidie of -leningen.
Vraag 9. Hoe groot is het percentage van monumenten met restauratieachterstand (per
categorie) dat niet onder de voorgestelde criteria komt te vallen?
Antwoord 9. De criteria richten zich op een verdeling van middelen om de
restauratieachterstand weg te werken en een werkvoorraad van 10% over te houden. Volgens
het PRC-onderzoek bedraagt de restauratieachterstand nog 7% van het bestand aan
rijksmonumenten. In theorie kan dus 17% van de rijksmonumenten buiten de boot vallen,
tenzij ze aan de criteria voldoen. Het is op voorhand niet aan te geven hoeveel monumenten
niet aan de criteria voldoen.
Vraag 10. Hoe is het gesteld met de marktwerking in het Monumentenbeheer?
Antwoord 10. De markt voor restauraties en beheer is volledig open.
Vraag 11. Hoe worden de bedragen voor de jaren 2008 en 2009 (tweemaal 25 miljoen)
verdeeld tussen grootschalige en kleinschalige projecten?
Antwoord 11. In totaal wordt 75 miljoen ( 30 miljoen voor molens, boerderijen en orgels
en 45 miljoen voor andere categorieën) beschikbaar gesteld voor grote en kleine
restauraties. Daarvan is 15 miljoen voor grotere restauraties en 60 miljoen voor kleine
restauraties.
Vraag 12. Bestaat de kans dat door de reservering van 38 miljoen voor grootschalige
restauraties, waarbij voorrang wordt verleend aan restauraties die een zo laag mogelijk
subsidiebedrag behoeven, grote monumenten buiten de boot vallen en voorgoed verloren gaan
op het moment dat er veel `kleine' aanvragen binnenkomen? Is er een andere manier waarop
deze grote monumenten gered kunnen worden? Hoe groot is de kans dat voor te restaureren
monumenten een lager bedrag wordt aangevraagd dan nodig is, uit angst overgeslagen te
worden in de subsidieronde, waardoor slechts half werk kan worden verricht en er soms
sprake is van weggegooid geld?
Antwoord 12. Het voorrang verlenen aan relatief "goedkopere" restauraties betekent dat
relatief "duurdere" restauraties minder kans hebben op subsidie. Dat betekent echter niet dat
ze `dus' verloren zullen gaan. Een gebouw valt niet van de ene op de andere dag om. .
Daarnaast is het behoud van historisch waardevolle gebouwen niet een exclusief domein van
de monumentenzorg. Via andere middelen zoals ISV, gemeentelijke bijdragen of middels een
profijtelijke exploitatie kunnen middelen gegenereerd worden.
Het aanvragen van een lager bedrag dan nodig is om de restauratie af te ronden is een grond
voor afwijzing. De rijksdienst beoordeelt aanvragen op dit punt en heeft voldoende kennis in
huis om dit te kunnen beoordelen. Het geschetste risico van half werk is daardoor
verwaarloosbaar.
Vraag 13. Wordt de 38 miljoen voor grootschalige restauraties in één keer toegewezen voor
de periode 2007-2009? Tot wanneer is het mogelijk subsidievragen in te dienen? Hoe lang
duurt de behandeling van een subsidieaanvraag? Worden de toe- en afwijzingsrapporten op
korte termijn na afhandeling van de aanvraag openbaar? Is er genoeg tijd om in beroep te
gaan tegen de genomen beslissingen, of bestaat er een kans dat aan het eind van de
bezwaarprocedure het budget al verdeeld is onder andere aanvragers?
Antwoord 13.
Ja, het budget voor grootschalige restauraties wordt in één keer verdeeld. Aanvragen kunnen
worden ingediend tot 1 november 2007.
De gelijktijdige beslissingen op deze aanvragen volgen in ieder geval voor 1 juli 2008. Op
deze besluiten is de Wob van toepassing.
Op grond van de Awb kunnen belanghebbenden bezwaar maken. De termijn voor het
indienen van beroep wordt bepaald door de Awb.
Aan rechterlijke uitspraken zal vanzelfsprekend gevolg worden gegeven, ook als dat
financiële gevolgen heeft.
Vraag 14. Hoe vindt de verdeling plaats binnen de categorie waarin ook het industrieel
erfgoed zit?
Antwoord 14. Industrieel erfgoed valt over het algemeen in de groepen monumenten met
restauraties vanaf 1 miljoen. Toekenning van de aanvragen vindt plaats volgens het
(algemene) uitgangspunt dat bij ontoereikend budget aan de laagste subsidiabele kosten
voorrang wordt verleend.
Vraag 15. Is er aan te geven welke categorieën buiten de boot vallen als gevolg van het
verlenen van voorrang aan restauratieplannen met de laagste subsidiabele kosten?
Antwoord 15. De systematiek is zo gekozen dat geen enkele categorie monumenten buiten de
boot valt. Wel is het zo dat als gevolg van bedoeld criterium restauratieplannen met relatief
hoge subsidiabele kosten relatief minder kans maken.
Vraag 16. Wat is de relatie tussen het voorrang verlenen aan restauratieplannen met de
laagste subsidiabele kosten en het tegengaan van niet noodzakelijke werkzaamheden?
Antwoord 16. Er is geen relatie. Niet noodzakelijke kosten zijn per definitie niet subsidiabel.
Vraag 17. Welke andere criteria zijn er bij de verdeling van de middelen gehanteerd dan, als
gevolg van het voorrang verlenen aan restauratieplannen met de laagste subsidiabele kosten,
het op korte termijn realiseren van restauratieproductie?
Antwoord 17. Er is nog één ander verdeelcriterium, te weten, regionale spreiding.
Vraag 18. Op welke wijze wordt voorkomen dat door voorrang te verlenen aan de
restauratieplannen met de laagste subsidiabele kosten, noodzakelijke - maar dure- restauraties
nog verder op achterstand komen te staan?
Antwoord 18. Dat isniet te voorkomen.
Vraag 19. Bestaat er een kans dat grootschalige restauraties worden overgeslagen bij de
verdeling van de subsidie, om het risico te verkleinen dat de norm van de genoemde 10% niet
gehaald wordt?
Antwoord 19. Nee, er is 38 miljoen voor grootschalige restauraties gereserveerd.
Vraag 20. Klopt het dat bij de beantwoording van de feitelijke vragen bij de suppletoire
begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 20062 verklaard wordt dat er extra middelen
worden ingezet voor de restauratie van kerkgebouwen. Klopt het dat bij de verdeling van de
140 miljoen kerkgebouwen niet als aparte categorie worden genoemd, zoals wel bij molens
en boerderijen het geval is? Betreft het hier structurele middelen voor het BRIM, die dus
buiten de 140 miljoen vallen? Hoeveel bedragen die extra middelen?
Antwoord 20. Ja, bij de verdeling eind 2006 van 32,9 miljoen is uitdrukkelijk rekening
gehouden met kerkgebouwen.
Aangezien uit het onderzoek naar de restauratie achterstanden is gebleken dat de kerken geen
specifieke aandacht behoeven, zijn ze bij de verdeling van de 140 miljoen niet als aparte
categorie genoemd. Kerkgebouwen kunnen wel aanspraak maken op middelen voor de
grootschalige restauraties ( 38 miljoen) en de overige restauraties (in totaal 45 miljoen).
Bij de suppletoire begroting betrof het incidenteel geld, namelijk 32,9 miljoen uit de extra
najaarsmiddelen 2005.
Vraag 21. Vallen bepaalde restauraties van enige omvang aan kerken buiten het BRIM,
doordat het subsidieplafond voor kerkgebouwen is gesteld op 100.000 per 6 jaar?
Antwoord 21. Ja, het Brim is bestemd voor instandhouding, niet voor restauraties.
Vraag 22. Over welke subsidiemogelijkheden beschikken kerkgebouwen op dit moment als
ze pas in 2009-2011 instromen in de nieuwe BRIM?
Antwoord 22. Tot 2009 kunnen kerken gebruik maken van de huidige onderhoudsregeling
(Brom) en de extra middelen voor restauratie, zoals de 140 miljoen. Na instroom in het
reguliere Brim vervalt de mogelijkheid voor Brom-subsidie.
Vraag 23. Is het feit dat kerken niet-belastingplichtig zijn van invloed op het al of niet
toekennen van restauratiesubsidie aan deze categorie monumenten?
Antwoord 23. Nee, dat speelt geen rol.
Vraag 24. Hoe kunnen kleine kerken die last hebben van boktorren aanspraak maken op
subsidie?
Antwoord 24. Op dit moment door een beroep te doen op het Brom. Na instroom via het
Brim.
Vraag 25. Klopt het dat op basis van tabel 7.14 uit het PRC-Bouwcentrum rapport
`Effectmeting middelen inzake restauratie van rijksmonumenten'3 blijkt dat de
restauratieachterstand van kerkgebouwen tussen 2005-2010 toeneemt met 89 miljoen,
veroorzaakt wordt door een toename van verdergaand verval? Klopt het dat in de categorieën
woonhuizen/boerderijen en overige monumenten deze toename respectievelijk 6 miljoen en
30 miljoen bedraagt? Kan worden aangegeven waarom er op basis van deze raming niet
voor gekozen is kerken met voorrang restauratiesubsidie te verlenen, om zo op lange termijn
tot een besparing te komen?
2 Kamerstuk 30 300 VIII, nr. 51
3 Kamerstuk 29 800 VIII, nr. 206 (bijlage)
Antwoord 25. De tabel 7.14 uit het PRC rapport beschrijft een situatie waarin het verval
wordt berekend indien geen investeringen voor onderhoud of instandhouding worden
gepleegd. Doordat er nog steeds middelen zijn voor onderhoud van kerkgebouwen (Brom,
wat vooral ten goede komt aan kerkgebouwen), restauratie (Brrm 1997) of extra middelen
(voor de komende jaren 140 miljoen, waar ook kerken in ruime mate gebruik van maken), is
het verval in werkelijkheid anders zoals uit het PRC-rapport blijkt bij de optelling van nog te
investeren middelen. Om die reden zijn de criteria in evenwicht met zowel de gemeten
achterstand als met de nog in te zetten middelen en is er niet voor gekozen om, naast de al
bestaande middelen voor kerken, een nog groter aandeel voor deze categorie te bestemmen.
Vraag 26. Wordt er bij de verdeling van de middelen ook rekening gehouden met eigenaren
van woonhuizen zonder fiscale aftrekmogelijkheden, zoals kerkbesturen die een monumentale
pastorie of woonhuis naast de kerk in eigendom hebben? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 26. Ja, daarmee wordt rekening gehouden. Het subsidiepercentage ligt 10% hoger,
indien eigenaren geen recht hebben op fiscale aftrek van onderhoudskosten (70% i.p.v. 60%
van de subsidiabele kosten). Eigenaren die in aanmerking komen voor een lening en die geen
recht hebben op fiscale aftrek van onderhoudskosten kunnen in plaats van 70% tot maximaal
100% van de voor de hoogte van de lening door de Belastingdienst fictief vastgestelde fiscaal
aftrekbare onderhoudskosten lenen, met dien verstande dat per lening een maximumbedrag
geldt.
Vraag 27. Worden onder overige kleinschalige restauraties ook klinkende monumenten als
luidklokken, beiaarden en uurwerken verstaan?
Antwoord 27. Luidklokken, beiaarden en uurwerken zijn in de meeste gevallen bestanddelen
van gebouwen, die als geheel zijn aangewezen als beschermd monument. Het gaat bij deze
regeling om volledige restauraties van de betreffende beschermde monumenten (gebouwen).
De restauratie van een luidklok, beiaard of uurwerk zal dus in het restauratieplan voor het
gehele monument moeten worden betrokken. Indien de totale subsidiabele kosten van het
restauratieplan voor een beschermd monument binnen de bandbreedtes van één van de te
onderscheiden groepen monumenten vallen, dan betreft dat dus ook de subsidiabele
restauratiekostenkosten met betrekking tot de zich in dat monument bevindende klinkende
monumenten.
Vraag 28. Klopt het dat de 6 miljoen die beschikbaar is voor orgels in twee tranches wordt
toegekend in 2007 en 2008? Moeten de restauratiewerkzaamheden inderdaad voor 2010
gereed zijn? Zet die `deadline' de kwaliteit, zeker als niet bijtijds kan worden begonnen, niet
onder druk? Is er een garantie dat de subsidieaanvraag snel genoeg wordt afgehandeld om dit
te voorkomen.
Antwoord 28. In 2008 zal 4 miljoen worden beschikt voor orgels en in 2009 2 miljoen.
De restauratiewerkzaamheden moeten inderdaad uiterlijk op 31 december 2010 zijn afgerond.
De bandbreedte van de subsidiabele kosten en de hoogte van het budget voor de groep
beschermde monumenten met uitsluitend een orgelrestauratie zijn zodanig gekozen dat het,
mede gelet op de capaciteit bij de gespecialiseerde restauratiebedrijven, zeker mogelijk moet
zijn de restauraties tijdig af te ronden. Voor de kwaliteit van de restauraties hoeft niet te
worden gevreesd, omdat de restauratieplannen inhoudelijk zullen worden beoordeeld. In de
regeling wordt een uiterste datum opgenomen voor welke op alle aanvragen moet zijn beslist
(vóór 1 juli 2008). Deze datum staat tijdige afronding van de restauraties niet in de weg.
Vraag 29. Klopt het dat van de 75 miljoen die beschikbaar is voor overige restauraties in de
periode 2007-2009 50 miljoen in één keer wordt toegekend voor de jaren 2007-2008, om de
eigenaren van monumenten niet in onzekerheid te laten verkeren? Zo ja, waarom is gekozen
voor een periode van twee jaar?
Antwoord 29. Ja dat klopt. Er is voor twee tranches gekozen om de ervaringen rond de
subsidiëring 2007-2008 te kunnen gebruiken in 2009.
Vraag 30. Komt het criterium dat een monument voorrang krijgt als het gelegen is op een
beschermde buitenplaats of in een beschermd stads- of dorpsgezicht, te vervallen voor de
aanvragen vanaf 2007, of komt dit criterium met terugwerkende kracht te vervallen voor
eerder ingediende aanvragen? Wat is de reden geweest dit criterium te laten vervallen?
Antwoord 30. Dat criterium vervalt bij de verdeling van 140 miljoen en dus niet met
terugwerkende kracht. Het criterium is gehanteerd bij de verdeling van 32,9 miljoen in
2006.
Het criterium is vervallen omdat het onderzoek restauratie achterstanden heeft aangetoond dat
er grote problemen zijn met monumenten in het landelijk gebied die over het algemeen niet in
een beschermd gezicht liggen.
Vraag 31. Hoe verhoudt zich het afschaffen van het criterium dat een monument voorrang
krijgt als het gelegen is op een beschermde buitenplaats of een beschermd stads- of
dorpsgezicht tot het verlenen van voorrang aan restauraties waarbij het voortbestaan van de
functie en de omgeving van het monument in plannen betrokken wordt?
Antwoord 31. Het afschaffen van het criterium dat een monument voorrang krijgt als het
gelegen is op een beschermde buitenplaats of een beschermd stads- of dorpsgezicht houdt
verband met het onderzoek naar restauratieachterstanden (zie hiervoor). De andere vermelde
omstandigheden zijn geformuleerd als weigeringsgronden (de bedrijfsvaardigheid van molens
en de gunstige omgeving van een orgel)
Vraag 32. Draagt het aanhouden van een ondergrens alvorens subsidie verstrekt kan worden
het risico met zich mee dat men relatief eenvoudig te herstellen monumenten verder laat
verkrotten om voor subsidie in aanmerking te komen, als men zelf niet over het benodigde
budget beschikt?
Antwoord 32. Eenvoudig te herstellen monumenten vallen binnen de kaders van het reguliere
Brim. Eigenaren aan wie in het verleden restauratiesubsidie is verleend zijn bovendien
verplicht het monument te bewaren en te onderhouden in de staat waardoor het met die
restauratie is gebracht
Vraag 33. Hoe worden de nog te restaureren orgels in al gerestaureerde kerken aangepakt?
Antwoord 33. De beschermde monumenten waarvan alleen nog het orgel restauratie behoeft,
en waarvan de subsidiabele kosten binnen een bepaalde bandbreedte liggen (zie brief van 5
februari 2007), zullen een aparte groep monumenten vormen in de regeling, met een eigen
subsidieplafond. Indien er meer subsidie aanvragen zijn dan er met het beschikbare budget
kunnen worden gehonoreerd, gaan de restauratieplannen met de laagste subsidiabele kosten
voor.
Vraag 34. Waarom kan er geen vervolgsubsidie worden aangevraagd voor een monument als
er nog restauratiewerkzaamheden in het verschiet liggen?
Antwoord 34. Alleen een volledige restauratie van een beschermd monument komt in
aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling, die immers als doel heeft het
wegwerken van de restauratieachterstand. Daarmee zal in de restauratieplannen rekening
moeten worden gehouden. Indien een volledige restauratie niet tot de mogelijkheden behoort,
bijvoorbeeld omdat de maximumbedragen aan subsidiabele kosten te laag zijn, heeft het dus
geen zin om een aanvraag in te dienen. Indien eind 2010 nog restauratiewerkzaamheden in het
verschiet zouden liggen, zou dat betekenen dat die doelstelling voor dat monument niet
gehaald zou worden.
Vraag 35. Waarom wordt een deel van de 140 miljoen niet gereserveerd voor instandhouding
om verdere toename van de achterstand te voorkomen?
Antwoord 35. Het terugdringen van restauratieachterstanden wordt door het verstrekken van
restauratiesubsidies het beste geëffectueerd.
Vraag 36. Hoeveel restauraties hadden onder categorie A of B kunnen vallen, ware het niet
dat te voorzien valt dat de restauratie niet volledig kan worden afgerond voor 2011? Betekent
dit dat deze restauraties helemaal niet voor subsidiëring in aanmerking komen?
Antwoord 36. Die vraag is niet in een absoluut aantal te beantwoorden. In algemene zin komt
het erop neer dat monumenten waarvan de restauratie niet in 2010 kan worden afgerond geen
subsidie ontvangen en dus tot de werkvoorraad zullen behoren.
Vraag 37. Is het correct dat indien een grootschalige restauratie niet in 2011 kan worden
afgerond, deze niet in aanmerking komt voor subsidie? Klopt het dat er geen vervolgsubsidie
kan worden geclaimd? Wat zijn de consequenties als blijkt dat de restauratie in de praktijk
niet met het aangevraagde budget kan worden afgerond?
Antwoord 37. Op beide eerste subvragen is het antwoord "ja". Indien in de praktijk blijkt dat
de restauratie niet kan worden afgerond, zijn de kosten voor de eigenaar. Afgezien van de
subsidiabele post `onvoorzien' van 5% van de bouwkosten, wordt geen subsidie voor
meerwerk verleend en is vervolgsubsidie uitgesloten..
Vraag 38. Welk deel van de behoefte kan niet worden gehonoreerd door het stellen van
onder- en bovengrenzen aan de subsidie?
Antwoord 38. Het onderzoek restauratie achterstanden is niet zo gedetailleerd dat op deze
vraag antwoord gegeven kan worden. De beantwoording hangt ook af van de ingediende
aanvragen en er is geen zicht op de hoeveelheid serieuze aanvragers. In algemene zin kan
worden geantwoord dat monumenten met een behoefte onder de ondergrens gebruik kunnen
maken van het reguliere Brim, monumenten met een behoefte boven de bovengrens zullen bij
de restauratie achterstand blijven behoren.
Vraag 39. Klopt het dat bij de verdeling van restauratiesubsidie in december 2006 in
sommige gevallen gekozen is voor het slechts gedeeltelijk honoreren van de
subsidieaanvraag? Is het correct dat bij de Lebuïnuskerk te Deventer alleen aan de toren
restauratiesubsidie toegekend, terwijl de aanvraag voor de rest van de kerk buiten
beschouwing is gelaten? Waarom is bij een dergelijk subsidieverzoek gekozen voor het
slechts gedeeltelijk honoreren van de aanvraag? Is het op lange termijn raadzaam slechts een
deel van een monument te restaureren?
Antwoord 39. Nee, dat klopt niet. Een subsidieaanvraag is niet in behandeling genomen,
afgewezen of gehonoreerd. Als een aanvraag gehonoreerd is dan is dat gebeurd op basis van
de door de aanvrager ingediende stukken, inclusief de totale begroting. Dat is het
uitgangspunt geweest en er zijn geen aanvragen gedeeltelijk gehonoreerd.
Voor de Lebuïnuskerk in Deventer zijn inderdaad twee aanvragen ingediend; één door de
gemeente Deventer voor de toren en één door het kerkbestuur voor de gewelfschilderingen.
De toren en de kerk (waarin de gewelfschilderingen zich bevinden) hebben beide een apart
monumentnummer, en aanvragen dienen per monumentnummer ingediend te worden. Er is
dus geen sprake van het buiten beschouwing laten van een deel van de aanvraag, volgens de
regeling is hier sprake van twee verschillende subsidieaanvragen. De aanvraag voor de
gewelfschilderingen is wél gehonoreerd, en die voor de toren niet (doordat het subsidiebudget
niet toereikend was).
In het algemeen kan gesteld worden dat het zowel op korte als lange termijn niet raadzaam is
slechts een deel van een monument te restaureren.
Vraag 40. Klopt het dat in de beantwoording van de feitelijke vragen bij de suppletoire
begroting OCW 20064 geen aandacht geschonken wordt aan monumenten die, door
onvoorziene omstandigheden, eerder dan gepland aan restauratie toe zijn, zoals de Buitenkerk
in Kampen? Is er een regeling die ruimte geeft aan versnelde restauratie in dit soort bijzondere
omstandigheden? Kunnen deze monumenten eventueel in aanmerking komen voor versneld
beschikbaar gestelde restauratiesubsidie?
Antwoord 40. Dat klopt. Het Brim (en het daarin opgenomen artikel 43 inzake het
wegwerken van restauratie-achterstand) voorziet niet in een dergelijke voorrangsregeling voor
monumenten als de Buitenkerk te Kampen. Nee, subsidie kan niet versneld beschikbaar
komen. Ik verwijs naar mijn algemene inleiding.
Afkortingen
RACM = Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
Brim = Besluit rijksregeling instandhouding monumenten
Brom = Besluit rijksregeling onderhoud monumenten
Brrm = Besluit rijksregeling restauratie monumenten
4 Zie noot 1